Nummers

Volume 39 • Nummer 3 • 2023 • Informele Zorg

Onder druk van bezuinigingen en het meer en meer inzetten op devermaatschappelijking van de zorg en de participatiesamenleving,lijkt informele zorg de ideale oplossing. Allerlei noden – boodschappendoen, kinderopvang, oefenkansen Nederlands, etc. – kunnen evengoeddoor buren, vrienden of familieleden vrijwillig en veelal onbetaaldworden ingevuld, toch? AGORA vraagt zich af wat het ruimtelijkgezien betekent wanneer deze informele praktijken structureel wordeningezet. Kan informele zorg de ruimtelijke mismatch tussen vraag enaanbod van allerlei zorgtaken verkleinen, en wat is daarvoor nodig aan(sociale) infrastructuur en netwerken? Hoe speelt plaatsgebondenheidin op informele zorg? Wat met wie geen groot sociaal of financieelnetwerk heeft? En hoe vertaalt deze informele zorg zich in de academische wereld? Dit nummer beantwoordt deze en andere vragen met zorg.

Volume 39 • Nummer 2 • 2023 • Per Spoor

Sinds een aantal jaar groeit de aandacht voor alles wat spoort. Steeds meer mensen met vliegschaamte pakken de trein naar Europese bestemmingen waar voordien het vliegtuig het vanzelfsprekende vervoersmiddel was. De Europese Unie werkt aan het verbeteren van het spoornetwerk. Het moet sneller, beter en vaker. Op de politieke agenda staan nieuwe tracés zoals de Lelylijn: een spoorverbinding tussen de Randstad, Noord-Nederland en het Duitse achterland. Binnenkort kan je vanuit Brussel en Amsterdam met de nachttrein naar Berlijn. En ook langs het spoor staan de ontwikkelingen niet stil: AGORA gaat in het volgende nummer met de trein naar verschillende gebiedsontwikkelingen in diverse ‘Spoorzones’. We onderzoeken welke rol de trein en het spoor spelen in maatschappelijke discussies rond onder andere economie, toerisme en de strijd om ruimte. Wat vaststaat, is dat het spoor terug van (nooit) weggeweest is.

Volume 39 • Nummer 1 • 2023 • Varia

Hoewel er meestal een thema wordt gekozen, staat het volgende nummer in het teken van VARIA-artikelen. Daarin verkennen we de breedte van het sociaal-ruimtelijk domein en komen er verschillende onderwerpen terug waar AGORA regelmatig over schrijft. Zo wordt er onder andere ingegaan op de woningmarkt in China, en de shortterm huurmarkt in Cuba. Ook kijken we naar toeristische fietsroutes en regionale ontwikkeling en wordt er geschreven over een expeditie naar Spitsbergen. Tevens wordt er ingegaan op duurzame mobiliteit gerelateerd aan de ruimtelijke ordening van steden en kijken we naar het recht op de stad in Kenia. Tot slot besteden we aandacht aan de invloed van opvanglocaties op de integratie van asielzoekers. Een nummer om niet te missen dus!

Volume 38 • Nummer 3 • 2022 • De inclusieve energietransitie

We zijn in transitie. Sommigen beweren zelfs dat we in een tijdperk van transities zitten. Een transitie van fossiele energie naar duurzame energie. Van automobiliteit naar andere, duurzamere vormen van vervoer zoals fiets, openbaar vervoer en de elektrische (deel)auto. Een transitie van bezit naar gebruik. Deze transities gebeuren allemaal op samenlevingsniveau of zelfs daarboven. Op individueel niveau maken we ook transities door, van jong naar oud, van man naar vrouw of andersom, van student naar werkend of andersom.

Volume 38 • Nummer 2 • 2022 • Thuis ouder worden

Waarom nog naar een rusthuis als je ook thuis ouder kan worden? Met alle schandalen in woonzorgcentra in combinatie met de toenemende vergrijzing lijkt thuis ouder worden het antwoord op alle problemen die het welzijn van ouderen momenteel bedreigen. Goedkoper! Ouderen kunnen in hun vertrouwde omgeving blijven! En familie en buren kunnen een handje toesteken, wat meteen ook het handentekort in de zorg oplost. Thuis ouder worden is goed voor iedereen, zo lijkt het wel. Vanwaar komt dit idee? En vaart iedereen hier wel bij? In het volgende nummer neemt AGORA het thuis ouder worden beleid kritisch onder de loep. Wie zijn de mensen voor wie thuis ouder worden geen kant-en-klare oplossing is? En wat zijn de ruimtelijke implicaties van thuis ouder worden?

Volume 38 • Nummer 1 • 2022 • Geografie van bier

In dit nummer verdiept AGORA zich in de geografie van bier. Wie weleens door een willekeurige stad wandelt in Nederland of Vlaanderen heeft het vast wel gemerkt, het aantal brouwerijen en de aandacht voor ambachtelijk bier is enorm toegenomen. Hoog tijd om met een ruimtelijke lens naar dit soort ontwikkelingen te kijken. Hoe komt het bijvoorbeeld dat België zo een sterke biertraditie heeft en komt deze vandaag de dag nog steeds tot uiting in de opkomst van nieuwe brouwerijen en bierstijlen? Wat kunnen bierapps ons leren over het ruimtelijk consumptiepatroon van bier en wat is de rol van bier in de stadsontwikkeling? Zal klimaatverandering het aanbod van bepaalde bierstijlen beïnvloeden? Het zijn maar enkele vragen die in het betreffende themanummer centraal zullen staan.

Volume 37 • Nummer 4 • 2021 • Ondergrondse ruimte

In dit nummer verdiept AGORA zich in de grond. In de hedendaagse maatschappij bewegen we ons vaak onbewust tussen boven- en ondergrond. We nemen de ondergrondse metro, gaan uit in een ondergrondse club, parkeren onze auto in een ondergrondse garage en doen inkopen in een ondergronds shoppingcenter. Een geïntegreerde visie op de ondergrondse ruimte ontbreekt echter vaak, en voor ruimtelijke planners is de ondergrond nog al te vaak onbekend en misschien wel onbemind terrein. Nochtans kan doordacht ondergronds ruimtegebruik een gedeeltelijke oplossing bieden voor grote hedendaagse uitdagingen zoals mobiliteit, klimaat en demografie. In het themanummer belichten we daarom op kritische wijze wat de kansen, mogelijkheden alsook beperkingen zijn voor ondergronds ruimtegebruik, met het oog op de steeds toenemende druk op de schaarse bovengrondse ruimte. Want zoals Tom Waits het al zong in 1983: there’s a world going on underground.

Volume 37 • Nummer 3 • 2021 • Terug naar het platteland

In het licht van de corona-pandemie staat het platteland weer in de schijnwerpers. Doordat veel mensen meer tijd thuis doorbrachten, werd de kwaliteit van de woonplek een belangrijker onderdeel van de afweging stad / platteland. Het contrast met de beeldvorming in de periode tot 2020 is heel scherp. Vooraf aan de coronacrisis kwakkelde het platteland, het vergrijsde, ontvolkte, en de dekkingsgraad van de voorzieningen holde achteruit. In het volgende nummer kijken we naar de stand van zaken van de belangrijkste ontwikkelingen op het platteland van voor 2020 en verbinden deze met de ontwikkelingen van nu. We staan stil bij wat mensen bindt met het platteland, welke zaken belangrijk zijn voor de kwaliteit van wonen, werken, en leven, en blikken vooruit op wat het platteland in de aankomende jarenstaat te wachten. Kortom, na lange tijd gaat AGORA terug naar het platteland: waar staan we en welke kant gaat het op.

Volume 37 • Nummer 2 • 2021 • Erfgoed & conflict

Conflict is inherent aan erfgoed. Er zijn immers veel waarden verbonden aan erfgoed en die kunnen voor iedereen anders zijn. Zo ontstaan er debatten over het al dan niet behouden, hergebruiken of aanpassen van bepaalde gebouwen, objecten en monumenten. Dit kan gaan over een groep bezorgde buurtbewoners die vragen heeft bij de herbestemming van de kerk in haar wijk, maar bijvoorbeeld ook over de vernietiging van cultureel erfgoed in oorlogstijd. Tevens zien we de laatste tijd steeds nadrukkelijkere pleidooien voor ‘dekolonisatie’ en ‘meerstemmigheid’ van erfgoed, met name rondom standbeelden en straatnamen. Deze discussies zijn een uiting dat erfgoed voor veel mensen leeft en in die zin zijn ze positief. Maar het gevaar schuilt erin dat deze discussies dreigen te verworden tot patstellingen. Om te komen tot gedragen erfgoed(beleid) is het daarom belangrijk om verschillende stemmen aan het woord te laten en deze met elkaar in dialoog te brengen. In het AGORA themanummer ‘erfgoed en conflict’ gaan we dan ook dieper in op de vraag: hoe kun je de veelstemmigheid en emoties rondom erfgoed een plek geven in het denken over, en de omgang met erfgoed?

Volume 36 • Nummer 2 • 2020 • Nieuwe steden

Volume 36 • Nummer 2 • 2020 • Nieuwe steden

Volume 37 • Nummer 1 • 2021 • Ruimte voor de fiets

Volume 37 • Nummer 1 • 2021 • Ruimte voor de fiets

Volume 36 • Nummer 4 • 2020 • Lust en liefde

Volume 36 • Nummer 4 • 2020 • Lust en liefde

Volume 36 • Nummer 3 • 2020 • Electorale Geografie

Volume 36 • Nummer 3 • 2020 • Electorale Geografie

Volume 36 • Nummer 1 • 2020 • Anders Wonen

Volume 36 • Nummer 1 • 2020 • Anders Wonen

Volume 35 • Nummer 4 • 2019 • Cartografie 2.0

Volume 35 • Nummer 4 • 2019 • Cartografie 2.0

Volume 35 • Nummer 3 • 2019 • 35 Jaar!

AGORA viert dit jaar haar 35-jarige jubileum. Reden voor de redactie om eens collectief te gaan terugblikken op ons rijke archief. Hoe werd er bijvoorbeeld in 1988 gedacht over citymarketing, of over stedelijk verval? Wat waren in 1996 de verwachtingen omtrent ‘het nieuwe werken’? En hoe zag in 2000 het ‘platteland van de toekomst’ eruit? We belichten overkoepelende en terugkerende thema’s, maar gaan ook in op specifieke themanummers die meer ‘op zichzelf’ staan. Welke sociaal-ruimtelijke ideëen en inzichten zijn gedurerende drie decennia veranderd, en welke zijn hetzelfde gebleven? Daarnaast gaan we na welke sociale netwerken zijn ontstaan op basis van AGORA, en blikken we voorzichtig vooruit op de toekomst.

Volume 35 • Nummer 2 • 2019 • Omgevingsdenken

De ruimtelijke wetgeving in zowel Nederland als Vlaanderen staat momenteel op een kruispunt. In beide gevallen is er sprake van een periode van transitie; binnen enkele jaren wordt nieuwe ruimtelijke wetgeving uitgerold, waar vandaag de dag op moet worden geanticipeerd. Maar tegelijkertijd hebben beleidsmakers en uitvoerende actoren nog te maken met de spelregels van het huidige beleid. In het komende nummer gaan we in op de vragen wat het nieuwe ruimtelijke ordeningsbeleid precies inhoudt, waar het verschilt van het oude of huidige beleid en welke mogelijkheden het nieuwe ruimtelijk beleid in Nederland en Vlaanderen biedt voor de coördinatie van oude en nieuwe maatschappelijke opgaven. Ook kijken we naar de huidige ‘tussenperiode’ waar we ons momenteel in begeven en hoe verschillende overheden, en gemeenten in het bijzonder, hier mee om gaan.

Volume 35 • Nummer 1 • 2019 • Muziek

Iedereen weet waar the House of the Rising Sun staat. Er zijn talloze nummers geschreven waarin plaatsen een belangrijke rol spelen, maar wat weten we van de geografie van muziek? Muziekgeografie is in Nederland en Vlaanderen een vrijwel onaangeroerd thema maar behelst de gehele discipline van de geografie: van culturele geografie tot ontwikkelingsstudies en van stadsgeografie tot economische geografie. Het volgende nummer is een introductie in de muziekgeografie en onderzoekt de relatie tussen sociaalruimtelijke vraagstukken en muziek waarbij er aandacht is voor een breed scala aan onderwerpen. Onderwerpen die de revue passeren zijn, onder andere: instrumentalisering van muziek voor sociale cohesie, importantie van festivals voor de stadsecologie, de rol van muzikaal erfgoed voor stadsontwikkeling en globalisering van de popmuziek. 

Volume 34 • Nummer 4 • 2018 • Stedelijk metabolisme

Het functioneren van ons dagelijks leven is ondenkbaar zonder de circulatie en transformatie van allerhande stromen: water, energie, voedsel, materialen, afval. Daar staan we echter niet altijd bij stil: wanneer we de kraan opendraaien is er immers water; met een druk op de knop is er licht; wanneer we de vuilniszak buiten zetten is even later het afval weg. In het AGORA-nummer ‘stedelijk metabolisme’ willen we dieper ingaan op het belang van deze processen voor de stad. Vandaag wordt het denken over de materiaalstromen die de stad mee vormgeven in de plannings- en ontwerppraktijk gezien als een opportuniteit om beschikbare grondstoffen efficiënter te gebruiken, maar het stedelijk metabolisme heeft ook een socio-politieke en culturele dimensie. Want hoe organiseren we immers de toegang tot water, energie of voedsel? Op welke manier kan het ingrijpen op materiaalstromen ongelijkheden de stad uit helpen? Stedelijk metabolisme gaat over zeer tastbare processen. Vele onderzoekers, beleidsmakers en ontwerpers proberen daardoor om de materiaalstromen te meten, te begrijpen of anders vorm te geven. Deze zeer concrete beschouwingen, observaties en projecten vormen het vertrekpunt van dit nummer. Vanuit diverse perspectieven plaatsen we het stedelijk metabolisme in zijn historische, ruimtelijke, en maatschappelijke context, en tonen op die manier dat het ‘stedelijk metabolisme’ meer is dan een abstract theoretisch concept: het is een praktijk die ontstaat uit concreet onderzoek en gebruik van de ruimte.

Volume 33 • Nummer 4 • 2017 • Stedelijke diversiteit

Steden in de Westerse wereld worden steeds diverser. Onderzoekers spreken van toenemend super-diverse of hyper-diverse steden en wijken, waarmee ze benadrukken dat zowel tussen als binnen groepen grote verschillen bestaan in termen van demografische kenmerken, sociale identificaties (bijvoorbeeld op het gebied van gender en klasse), juridische status, attitudes (bijvoorbeeld zeer religieus of niet), ruimtelijk gedrag (gebruik maken van de buurt of niet), en leefstijl (de een is bijvoorbeeld meer op een stedelijk leven gericht dan de ander). Beleidsmakers zien zich in toenemende mate geconfronteerd met deze groeiende diversiteit en vragen zich af welk beleid in die steeds meer diverse samenleving mogelijk en effectief is. Dit themanummer van AGORA verdiept zich in de betekenis van de toenemend complexe stedelijke diversiteit voor beleidsmakers, bewoners en ondernemers. De gastredacteuren interviewen beleidsexperts in de Vlaamse en Nederlandse context over hun visie op bestaand diversiteitsbeleid en recenseren het nieuwste boek van Richard Florida ‘The New Urban Crisis’. In verschillende artikelen is er aandacht voor de percepties en ervaringen van bewoners en ondernemers in diverse wijken.

Volume 34 • Nummer 3 • 2018 • Hoogbouw

In Nederland is de vraag naar woningen in de grote steden de laatste jaren enorm toegenomen. In België heeft de volgens velen noodzakelijke verdichting zelfs tot een ‘betonstop’ geleid. Anti-stedelijk bouwen in ‘het groen’ lijkt niet meer van deze tijd. Volgens de heersende opinie is wonen in hoge dichtheden in de stad is niet alleen wenselijk vanuit duurzaamecologisch oogpunt, maar ook nog eens goed voor de economie. Deze hoge dichtheden en ‘mixed-use communities’ stimuleren namelijk ontmoetingen, hetgeen zou leiden tot innovatie en een verbeterde concurrentiepositie. Geen wonder dus dat vraagstukken omtrent hoogbouw weer helemaal terug zijn op de beleidsagenda’s. Waar achter de modernistische hoogbouw in de vorige eeuw nog een sociaaldemocratisch verheffingsideaal schuilging, lijken hedendaagse residentiële hoogbouwprojecten vooral voort te vloeien vanuit een meer neoliberale ideologie. In deze AGORA komen verschillende visies, perspectieven en meningen over 21e-eeuwse woontorens aan bod. Voor wie is de hedendaagse hoogbouw precies bestemd, waarom is dit wel of geen goed idee, en wat zijn de alternatieven?

Volume 34 • Nummer 2 • 2018 • Eetculturen

Voedsel is een graadmeter geworden voor veranderingen in dorpen, steden en wijken. De lokale bakker adverteert met speltbrood en brouwerijen met speciaal bier hebben gezorgd voor een heuse bierrevolutie in Nederland. Voedsel is onlosmakelijk verbonden met onze cultuur, maar heeft ook een maatschappelijke waarde. Hierbij speelt mee dat de gemiddelde consument niet meer tevreden is met een simpel broodje kaas. Ambacht, culinair, uniek en beleving spelen een grotere rol in ons eetpatroon en daar spelen de trends van hippe foodtruck festivals en foodhallen weer handig op in. Daarbij rijst ook de vraag wie er profiteert van het nieuwe voedsellandschap, en wie niet.  In het themanummer “Eetculturen” kijken we met een ruimtelijke blik naar de ontwikkeling van voedsel op ons gedrag en onze ruimte. Wat zijn de gevolgen van de plek waar je woont en wie je bent op wat je eet?

Volume 34 • Nummer 1 • 2018 • Antropoceen

Een van de buzz-woorden van dit moment is het woord 'antropoceen'. De term is oorspronkelijk afkomstig uit de geologie om het nieuwe geologische tijdvak aan te duiden waarin we ons nu bevinden; het tijdvak dat gekenmerkt wordt door de invloed van de mens op de vormgeving en morfologie van de planeet Aarde. De term is inmiddels opgepikt door verschillende stromingen binnen de wetenschap en de politiek, wat gezorgd heeft voor meerdere interpretaties en verschillende geluiden binnen dit debat. Wat betekent het nou om te leven en te werken in het antropoceen? Is er een gemene deler te vinden in de manier waarop verschillende (academissche) disciplines invulling geven aan het begrip. In het eerste themanummer van 2018, getiteld 'Antropoceen', is er ruimte voor een aantal van deze stemmen en invalshoeken om zo dit populaire en vaak nog vage concept te duiden en te kaderen.

Volume 33 • Nummer 3 • 2017 • China

Stevenen we zo langzamerhand af op een multipolaire wereldorde, met daarin een prominente politieke- en economische rol voor de Chinezen? Feit is dat de invloed van China de afgelopen jaren behoorlijk is toegenomen. Dit is niet alleen terug te zien in de manier waarop de huidige president Xi Jingping wordt ontvangen tijdens zijn staatsbezoeken aan Nederland en België, maar ook in hoe wij vanuit ‘het Westen’ al enige jaren met open mond kijken naar de indrukwekkende infrastructurele projecten die men er op grote schaal realiseert. Dit AGORA-nummer gaat in op de recente en toekomstige ontwikkelingen van deze opkomende grootmacht. Hierbij kijken we naar geopolitieke en internationale aspiraties, culturele- en economische trends en ruimtelijke beleidsstrategieën en interacties. Wat zijn de sociaal-ruimtelijke gevolgen van ‘het nieuwe China’, en wat kunnen Nederlandse en Vlaamse beleidsmakers van hen leren?

Volume 33 • Nummer 2 • 2017 • Stedelijk verzet

Lange tijd is gedacht dat fundamentele politieke tegenstellingen achterhaald zijn. Politiek zou zijn verworden tot het domein van technocratische discussies binnen gestelde kaders (parlementen). Hoewel vakbonden en klassieke linkse protestbewegingen aan invloed lijken te hebben ingeboet, is het verzet tegen de politieke consensus van de vrije markt niet weg. Het volgend themanummer richt zich op nieuwe ‘tegenbewegingen’. Hierbij richten we ons niet op het standaardrepertoire van de grote sociale bewegingen, maar juist op zoek gaan naar verzet uit onverwachte hoek – door bevolkingsgroepen die anders niet zo snel geassocieerd worden met verzet. Wie zijn deze groepen en hoe uiten zij hun verzet tegen het neo-liberale gemeengoed? De stad speelt hierbij een cruciale rol als incubator voor verzet. De gastauteurs in dit nummer belichten mobilisering van zeer verschillende bevolkingsgroepen in zeer verschillende steden, die zich op subtiele of juist lawaai-achtige wijze weerbaar opstellen.

Volume 33 • Nummer 1 • 2017 • Slimme stad

Van de Smartphone in je zak tot de Slimme thermostaat in je huiskamer: slimme technologie wordt steeds belangrijker in ons dagelijks leven. De exponentiële groei van beschikbare data en technologische ontwikkelingen om data te verwerken tot slimme toepassingen zorgen voor een revolutie in de ruimtelijke ordening. Onder de noemer ‘smart cities’ experimenteren steden over de hele wereld met de implementatie van slimme technologie om de leefbaarheid voor hun bewoners te vergroten, aantrekkelijker te worden voor bedrijven en om openbaar bestuur en ruimtelijke ordening efficiënter en trefzekerder te organiseren. In het themanummer ‘Slimme steden’ wordt ingegaan op de zin en onzin achter het idee van smart cities. Naast een kritische reflectie op dit moeilijk te definiëren concept, wordt er gekeken naar manieren waarop beleidsmakers en bedrijven in België en Nederland op dit moment bezig zijn om een stad slimmer te maken.

Volume 32 • Nummer 4 • 2016 • Overal stad

Historisch gezien kent zowel Nederland als Vlaanderen een duidelijke afwisseling tussen stad en platteland. Dit onderscheid bepaalde in sterke mate de identiteit van een plaats, maar ook die van diegene die er woonde of werkte. De afgelopen honderd jaar is de grens tussen stad en platteland echter enkel maar vervaagd. Talloze ontwikkelingen, waarvan de opkomst van verbeterde transport- en informatietechnologieën de meest aangehaalde zijn, zorgden samen voor een afnemende scherpte tussen waar de stad ophield en het platteland begon. Deze processen worden vaak ietwat verwarrend samengevat onder de noemer ‘verstedelijking’ of ‘metropoolvorming’ en worden dikwijls gezien als een uiting van de moderniteit. Deze termen zijn nogal ongelukkig gekozen omdat vele van de zogenaamde verstedelijkingsprocessen niet noodzakelijk langs de stad lopen of de stad niet als kern of als doel hebben. Bovendien is de verstedelijking een meervoudig proces, dat op verschillende plaatsen anders is samengesteld en zich mede daardoor telkens anders manifesteert. Dit AGORA-nummer wil de conditie onderzoeken die deze ‘verstedelijking’ geschapen heeft buiten de traditionele stad en hoe geografen, planners, stedenbouwkundigen of architecten daarmee kunnen omgaan.

Volume 32 • Nummer 3 • 2016 • Gezonde stad

Steeds vaker worden we geconfronteerd met de negatieve invloed van de stad op onze gezondheid. De ongebreidelde groei van fastfoodketens blijkt bijvoorbeeld dé garantie voor een vitaminevrij dieet. Dankzij de mogelijkheid tot thuiswerken en thuisbezorgde producten hoeven we de deur bijna niet meer uit, en dit weinige bewegen is één van de beste recepten voor obesitas. Zouden we dat huis onverhoopt toch nog verlaten, dan wachten ons daar miljoenen in files uitgestoten fijnstofdeeltjes die popelen om zich in onze longen te nestelen. Niet voor niets staan gezonde leefstijlen en een gezonde leefomgeving hoog op de beleidsagenda van menig Nederlandse en Belgische overheidsinstanties. In het themanummer ‘De Gezonde Stad’, belichten we aan de hand van de levensloop van de mens verschillende aspecten van de relatie tussen mens, gezondheid en stad. We gaan zo op zoek naar antwoorden op de vraag hoe we gezond(er) kunnen leven in een stedelijke omgeving.

Volume 32 • Nummer 2 • 2016 • Geo-Onderwijs

De meningen verschillen sterk als het gaat om geo-onderwijs. Is het een unieke combinatie van wetenschappen? Of eerder achterhaald, oubollig en niet langer relevant? AGORA gaat dieper in op deze materie en de recentelijk weer oplaaiende discussies over het (on)belang van aardrijkskunde in het onderwijs. We zoeken antwoorden op vragen als: wat maakt aardrijkskunde tot wat het is, en wat heeft aardrijkskundeonderwijs te bieden aan de leerlingen van vandaag en de burgers van morgen? Hoe kan aardrijkskundeonderwijs haar doelstellingen bereiken en op welke manier wordt het vak dan best ingericht? En wat is de ‘waarde’ van aardrijkskunde, op pedagogisch, didactisch én maatschappelijk vlak?

Volume 32 • Nummer 1 • 2016 • On/Welkom

Het eerste AGORA nummer van 2016 wil het actuele thema gastvrijheid in zowel Nederland als België vanuit een ruimtelijk perspectief benaderen. In dit nummer wordt de ruimtelijke dimensie van het verwelkomen en niet-verwelkomen belicht om daarmee de grenzen van gastvrijheid en de daarbij horende alledaagse sociaal-ruimtelijke gevolgen te bespreken. Vragen die centraal staan, zijn onder andere: Waar en wanneer voelen ongedocumenteerde migranten zich welkom of onwelkom in de Nederlandse en Belgische samenleving? Welke lokale initiatieven bestaan er om onwelkome migranten alsnog welkom te heten, en hoe gastvrij zijn deze initiatieven eigenlijk?

Volume 31 • Nummer 4 • 2015 • Het vastgoed/financieel-complex

Het vastgoed/financieel-complex is een metafoor die erop duidt dat de vastgoedsector, de financiële sector en de staat steeds verder vervlochten raken. In deze AGORA wordt de toenemende onderlinge afhankelijkheid van deze sectoren geïllustreerd door voorbeelden uit verschillende landen en op verschillende schaalniveaus. We laten zien hoe een ware kredietexplosie die de prijzen van vastgoed tot grote hoogten deed stijgen. Er is sprake van een ‘Muur van geld’ die deze kredietexplosie verklaart en die muur is sinds de financiële crisis niet lager maar hoger geworden. Een niet onaanzienlijk deel van die financiële, metaforische muur wordt geïnvesteerd in fysieke muren, in vastgoed. Gecombineerd met andere mondiale, nationale en lokale ontwikkelingen leidt dit echter nog steeds tot zeer verschillende patronen, zoals de cases van Duitsland, Argentinië en Libanon laten zien. Bovendien wordt er sterk gelobbyd om het vastgoed/financieel-complex verder te laten groeien. Daarom lijkt de onderlinge afhankelijkheid van deze sectoren in de 21ste eeuw alleen maar sterker te worden.

Volume 31 • Nummer 3 • 2015 • De post-socialistische stad

In dit nummer staan steden in Centraal- en Oost-Europa centraal. Wat voor impact heeft de val van het communisme, nu ruim 20 jaar geleden, gehad op de stedelijke ontwikkeling? Hoewel Centraal- en Oost Europese steden door veel West-Europeanen als grauw en eentonig worden gezien, komen er allerlei spannende initiatieven van de grond. Het ‘postsocialisme’ is een bijna ondefinieerbaar containerbegrip dat deze ontwikkelingen nauwelijks kan beschrijven. In dit themanummer besteden we aandacht aan de verscheidenheid die achter het voormalige IJzeren gordijn is ontstaan, en tonen we aan dat de ene ‘postsocialistische stad’ de andere niet is. Hierbij gaat de reis langs Dresden en Belgrado, en van Tirana tot Boekarest. Waar communistisch erfgoed op sommige plekken wordt uitgewist, wordt het elders gekoesterd. Politiek gezien hebben sommige landen het neoliberalisme omarmd, terwijl anderen er een sociaal-nationalistische ideologie op nahouden. Hoe ziet de toekomst van stedelijk Centraal- en Oost-Europa eruit? En wat kunnen stedelijke beleidsmakers in Nederland en Vlaanderen leren van deze steden?

Volume 31 • Nummer 2 • 2015 • Ruimte en geschiedenis

Geschiedenis speelt een belangrijke rol in de beleving van ruimte. Lijnen in het landschap van historisch gegroeide wegen en kanalen, maar ook oude woningvormen en bedrijfsruimtes die wachten op hergebruik zijn ruimtelijke elementen die een belangrijke functie vervullen in de hedendaagse planning. In dit nummer onderzoeken we hoe de ruimtelijke geschiedenis het heden vormgeeft aan de hand van enkele thema’s waarin de band tussen ruimte en geschiedenis centraal staat. Suburbanisering wordt bijvoorbeeld niet enkel vanuit een twintigste-eeuws perspectief beschouwd, maar als longue durée-fenomeen met een geschiedenis die teruggaat naar de Middeleeuwen. Ook kijken we naar de herbestemming van historisch erfgoed in Nederland en Vlaanderen zoals de Brusselse pakhuizen en de Gentse beluiken. Vergelijkingen belichten de herontwikkeling van forten in Antwerpen en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, en de ontwikkeling van een kustcultuur en de daarmee gepaard gaande urbanisering in Oostende en Scheveningen. Ten slotte besteden we aandacht aan de twintigste-eeuwse geschiedenis van ruimtelijke ordening in Nederland, die in 2015 wordt gevierd met het Jaar van de Ruimte.

Volume 31 • Nummer 1 • 2015 • Sport

In dit themanummer besteden we aandacht aan sociaal-ruimtelijke vraagstukken omtrent de rol van sport in de samenleving. Brede maatschappelijke trends en ontwikkelingen, zoals individualisering, neoliberalisering en de financiële crisis zorgen voor een toename van (ruimtelijke) ongelijkheid en over het algemeen voor een afname van sociale cohesie binnen gemeenschappen op verschillende schaalniveaus. Ook de vraag hoe om te gaan met de huidige aantrekkingskracht van steden en krimp van rurale regio’s is een van de voornaamste uitdagingen van deze tijd. Sport is van oudsher een verbindende factor in de samenleving, en kan – zowel op het platteland als in de stad – sociale cohesie faciliteren terwijl sportparticipatie sociale uitsluiting onder kwetsbare groepen tegen kan gaan. In dit AGORA-nummer verschaffen wij de lezer een beeld van de wijze(n) waarop sport er vandaag de dag wel of niet in slaagt deze rol inderdaad te vertolken. In hoeverre, en op welke manieren, is sport in staat om de sociale participatie van moeilijk bereikbare maatschappelijke groepen te vergroten? Hoe belangrijk is de aanwezigheid van openbare sportvoorzieningen? Bij het beantwoorden van deze vragen richten wij ons vooral op de context van Nederland en Vlaanderen, maar wordt er ook gekeken naar buitenlandse casussen, zoals Glasgow, waar voetbal wordt ingezet om de hardnekkige territorialiteit onder jongeren in bepaalde buurten aan banden te leggen.

Volume 30 • Nummer 4 • 2014 • Maakbaar toerisme

In dit nummer bevindt AGORA zich in de zomerse sferen van vakantie, ontspannen tripjes en recreatieve dagjes uit. Toerisme wordt wereldwijd een steeds belangrijkere sector en op veel plaatsen zetten beleidsmakers in op de ontwikkeling van toerisme als motor voor economische groei. Wij achten de tijd rijp voor een kritische beschouwing van de maakbaarheid van toeristische bestemmingen. Zo belichten we de transformaties van oorlogslandschappen en industrieel erfgoed naar toeristische attracties, en brengen we in beeld hoe deze hun oorspronkelijke cultuurhistorische en functionele waarden hebben veranderd. Ook reflecteren we op de betekenis van cultuurlandschappen voor een aan veranderingen onderhevige plattelandseconomie. Maar niet alleen de maakbaarheid van toerisme wordt besproken, ook de grenzen aan die maakbaarheid. Wie profiteert er van toerisme en wie juist niet? Hoe blij zijn we nu eigenlijk als inwoners met een door toeristen overstelpte woonplaats en wat betekent dit voor de houdbaarheid van onze toeristische ontwikkeldrift?

Volume 30 • Nummer 3 • 2014 • (Re)Actie

Van de Egyptische burgers op het Tahrir-plein tot de wereldwijde Occupy-beweging, collectieve acties die de gevestigde sociale structuren in vraag stellen zijn brandend actueel. In dit nummer wil AGORA de ruimtelijke aspecten van sociale bewegingen in beeld brengen. We bekijken op welke manier sociale bewegingen een rol spelen in de sociale constructie van de ruimte en op welke manier ze de ruimte inzetten om hun boodschap duidelijk te maken. Acties zijn vaak een reactie op een gegeven ruimtelijkheid, waarbij de grens tussen actie en reactie niet altijd even duidelijk is. Bovendien zijn er veel meer manieren waarop ruimtelijkheid een rol speelt voor sociale mobilisatie dan de klassieke bezetting van een bepaalde plek. Zo hebben virtueel activisme en protestmarsen elk een heel eigen ruimtelijk karakter of reageren bepaalde bewegingen expliciet vanuit een bepaalde ruimtelijke agenda. Het nummer reflecteert over actuele vormen van verzet en plaatst ze tegelijkertijd binnen een historisch kader.

Volume 30 • Nummer 2 • 2014 • Mobiliteitstransities

Ons huidige mobiliteitssysteem is op de lange termijn niet houdbaar en verandering is noodzakelijk, zo zeggen steeds meer vervoersexperts. Vanuit de vraagzijde wordt er steeds meer druk op het vervoersstelsel uitgeoefend: we leven langer, hebben per persoon gemiddeld meer auto’s, en reizen vaker en verder. Tegelijkertijd hebben we te maken met een milieuprobleem, omdat we teveel broeikasgassen uitstoten en teveel fossiele brandstoffen verbruiken. In dit nummer verkent AGORA wat ons te doen staat in het licht van deze grote uitdagingen. Eén ding is duidelijk: het traditionele ‘predict and provide’-credo voldoet niet meer. De vervoersplanologie kan niet meer volstaan met het volgen en extrapoleren van de trends van de afgelopen decennia. Voor een duurzame toekomst zal een transitie, een fundamentele verandering in de manier waarop we ons van dag tot dag verplaatsen, op den duur onontkoombaar zijn. Een kritische analyse van onze huidige vervoersplanologie is daarom noodzakelijk. Maar we kijken ook verder, de toekomst in. Een transitie naar duurzame mobiliteit is immers per definitie een langetermijnproject. In dit nummer verkennen we deze opgave: wat zijn de mogelijkheden voor een (radicale) transitie van ons huidige vervoerssysteem? En hoe zou de toekomstige mobiliteit in Nederland, Vlaanderen en daarbuiten er dan uiteindelijk moeten uitzien?

Volume 30 • Nummer 1 • 2014 • Universiteit

AGORA bestaat dertig jaar en dat noopt tot reflectie. Reflectie op AGORA als blad, maar vooral reflectie op de wonderlijke evolutie van kennisproductie sinds haar oprichting. AGORA nam zich steeds voor onafhankelijk, maatschappijrelevant én kritisch te zijn. Maar is een dergelijke houding tegenwoordig nog waardevol? Ter voorbereiding van nog eens dertig jaar AGORA richten wij ons voor dit jubileumnummer op de rol van dé kennisproducent bij uitstek: de universiteit. In deze tijden van crisis en maatschappelijke veranderingen verwachten overheid en maatschappij wonderen van de universiteit. Ze moet economieën draaiende houden door nieuwe uitvindingen te ontwikkelen en nieuwe generaties bestuurders, ingenieurs en experts op te leiden. En dat steeds meer in een internationale context, waarbij ‘objectieve’ maar meedogenloze indices menig ambitieus academicus tot overspannenheid drijven. Het universiteitsbestuur ziet haar rol nog ruimer en werpt zich in toenemende mate op als vastgoedmagnaat en ontwikkelaar van wetenschapsparken. Op die manier beïnvloedt ze de fysieke ruimte van haar vestigingslocatie steeds sterker. Tegelijkertijd wordt een universiteit verondersteld onafhankelijk te blijven en maatschappelijke veranderingen kritisch te belichten. Zijn die vele rollen wel te vereenzelvigen? En wat voor sociaalruimtelijke vragen roept dit op? Moet AGORA zich nog spiegelen aan de universiteit als kennisproducent? Het 30-jarig jubileumnummer van AGORA verkent de ruimtelijke schaduwen van de ivoren torens van het Nederlandse en Vlaamse universitair systeem.

Volume 29 • Nummer 5 • 2013 • Nachtleven

Steeds vaker staan jongeren en hun uitgaansgedrag in het middelpunt van de belangstelling: uitgaansgeweld in Eindhoven, rellen in Haren, maar ook de continue belangstelling van de media voor het ‘uit de hand lopend alcoholgebruik’. Uitgaan kent zijn eigen morele setting, en plezier in de nacht resulteert regelmatig in ongewenst gedrag zoals lawaai, wildplassen, afval, bedreigingen en vernielingen. Dergelijke berichten zijn niet goed voor de stedelijke reputatie en veel Nederlandse gemeenten zetten daarom – samen met ondernemers en politie – in op een beleid van ‘veilig uitgaan’. Er is tot nu toe weinig bekend over het gebruik van stedelijke openbare ruimten in de nacht en de gevolgen van de excessieve inzet op veiligheid op het welbevinden van het uitgaanspubliek. Er lijkt sprake van een paradox. Enerzijds is er een zekere mate van wanorde, spanning en onvoorspelbaarheid nodig om uitgaansgebieden voor consumenten aantrekkelijk te maken en te houden. Tegelijkertijd moet alles veilig zijn en zijn de lokale belangen van de nachteconomie groot. Dit themanummer van AGORA neemt vanuit verschillende invalshoeken de stedelijke nacht en het uitgaansleven onder de loep.

Volume 29 • Nummer 4 • 2013 • Imago

Het imago van een plek is een product geworden dat stadsbesturen graag verkopen. De marketing die ze daarbij gebruiken doet soms niet onder voor die van een bekend cola-merk. Er is echter één groot verschil: we wonen in deze colafles. Het imago vormt wie we zijn en hoe we leven. In de omslag van een industriële naar een postindustriële samenleving is de scheidslijn tussen de gebruikswaarde en de belevingswaarde vervaagd: onze leefomgeving is steeds meer een verhandelbaar product geworden. Maar is de manier waarop overheidsbeleid heden ten dage wordt ingezet om imago’s van steden en buurten te verbeteren wezenlijk anders dan voorheen? Hoe sterk zijn de ongestuurde imago’s nog? Moeten zij het altijd afleggen tegen gestuurde imago’s? City marketing wordt ook ingezet om de trots van de bewoners te vergroten. Wanneer leidt zo’n gestuurde imagoverbetering tot vervreemding en verdrukking? In het themanummer ‘Imago’ laten we zien op welke (publiek-private) machtsconstructies deze gestuurde imagoveranderingen zijn gebouwd en waarom het voor overheden vrijwel onmogelijk is om af te zien van ruimtelijke marketing. Terwijl de overheidsbudgetten krimpen en corporaties in de uitverkoop staan, is een keuze voor de gesubsidieerde bouw van een markant gebouw of citymarketing moeilijk uit te leggen. Dit belastinggeld zou immers ook ingezet kunnen worden om werkelijke sociale problemen op te lossen. In dit nummer benaderen we alle kanten van imagoveranderingen op een kritische manier en duiken we ‘het veld’ in om te zien hoe de professionals er zelf over denken. Schaalniveaus staan in dit themanummer centraal omdat beeldvorming op verschillende niveaus heel anders kan werken.

Volume 29 • Nummer 3 • 2013 • Ouderen

In Nederland en België worden steeds meer mensen oud. Het is niet voor niets dat politieke partij 50Plus en Omroep MAX de laatste jaren steeds meer leden krijgen. De gevolgen van de vergrijzing worden in de media vaak in economische termen beschreven: de zorgkosten rijzen de pan uit en pensioenherzieningen lijken onvermijdelijk. Maar dat is niet het hele verhaal. De vergrijzing heeft ook belangrijke ruimtelijke gevolgen. Deze gevolgen staan in dit AGORA themanummer ‘Ouderen’ centraal. We staan stil bij de ruimtelijke gevolgen van het gedrag van de ouderen van nu, die mobieler, vitaler en hoger opgeleid zijn dan ooit te voren. Zij trekken er vaker op uit dan eerdere generaties en zorgen daarmee voor een grotere en andere belasting van ’s lands wegen, fietspaden en parkeerplaatsen. Niet alleen het gedrag, maar ook de behoeften van ouderen zijn anders vergeleken met vroeger. Deze behoeften vragen om ruimtelijke aanpassingen, zoals verbeteringen van de toegankelijkheid van gebouwen en de bouw van levensloopbestendige woningen. Maar wie is verantwoordelijk voor deze aanpassingen in de ruimte? De gemeente, woningcorporaties of de ouderen zelf? Eén van de belangrijkste wensen van ouderen is zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. Gelukkig maar, want door de huidige bezuinigingen in de zorg is de toegang tot bijvoorbeeld verzorgingstehuizen beperkt. Veel gemeenten investeren daarom in woonservicegebieden. Maar zijn deze woonservicegebieden wel de juiste oplossing voor de specifieke problemen van ouderen op het platteland en in de stad? En wat is belangrijk in de woonomgeving voor het welbevinden van ouderen? Sommige ouderen verhuizen liever naar het buitenland. Waarom? En doen Vlaamse ouderen dit om andere redenen dan Nederlandse ouderen?

Volume 29 • Nummer 2 • 2013 • Groene ruimte

Uit diverse onderzoeken blijkt het belang van groen voor leefbaarheid, de waarde van onroerend goed en sociale veiligheid in de stad. Echter, geen enkele gemeente ontkomt aan bezuinigingen, ook niet op het openbaar groen. De terugtrekkende gemeente wil onder het mom van ‘gedeelde verantwoordelijkheid’ bewoners en bedrijven meer betrekken bij de aanleg, het beheer en onderhoud van groen. Zelf nemen bewoners ook steeds vaker het heft in handen als het gaat om het (snipper)groen in hun buurt. Groene bewonersinitiatieven zoals buurtmoestuinen, guerilla gardening, geveltuinen, het adopteren van groen en groene daken zijn wereldwijd in opmars. Deze initiatieven worden toegejuicht omdat ze sociale cohesie, natuur- en voedseleducatie en gezondheid zouden bevorderen. Maar gelden deze effecten voor de hele buurt of stad of alleen voor de deelnemers van het initiatief? Hoe (on)gewoon is het dat bewoners voor de openbare ruimte in hun omgeving zorgen? En hoe kan de gemeente inzetten op bewonersparticipatie als er tegelijkertijd een bezuinigingsopgave ligt? In dit themanummer belichten verschillende auteurs hoe stedelijk groen gecreëerd en onderhouden wordt en welke participatievormen hierin zijn te ontdekken.

Volume 29 • Nummer 1 • 2013 • Seksualiteit

Seks. Het is iets wat ons allen bezighoudt. Een website van een dagblad hoeft maar het woord in de titel te plaatsen en binnen de kortste keren wordt het artikel gekatapulteerd in de lijst van ‘meest gelezen artikelen’. Seks verkoopt, zoals het succes van Fifty Shades of Grey ons onlangs nog duidelijk maakte. Maar zijn we ons echt bewust van hoe groot de invloed van seks en seksualiteit is op ons dagelijks leven en ruimtelijk gedrag? Wat is eigenlijk het verband tussen seksualiteit en ruimte, en wat is de rol van normen en waarden daarbij? Waarom mogen seksueel getinte scènes op tv pas na een bepaald uur in de huiskamers verschijnen? Waarom vind je nooit een prostitutiebuurt naast een lagere school? En waarom verkiezen homo’s een stedelijke omgeving om in te wonen? In hoeverre laten normen en waarden bepaalde seksuele vrijheden toe, en wie bepaalt wat wel en niet hoort in de openbaarheid? Wat maakt bijvoorbeeld dat een vrouw in rok soms als ‘sexy’ en soms als ‘slet’ wordt beschouwd?Normen en waarden over seksualiteit beïnvloeden in sterke mate hoe we omgaan met tijd en ruimte. AGORA vindt dan ook dat het tijd is om prangende vragen daaromtrent onder de loep te nemen – want wie niet vraagt, blijft maagd. Dit en meer in het AGORA-nummer Seksualiteit.

Volume 28 • Nummer 5 • 2012 • Woonpatronen

Iedere regio kent een specifieke woningvoorraad, gevormd onder invloed van de lokale tradities, grondprijzen, huisvestingspolitiek en woonvoorkeuren. Die woningvoorraad, als constituerend element van de gebouwde ruimte, ontwikkelt zich langzaam. Dit terwijl in onze hedendaagse, globaliserende samenleving, leef- en woonpatronen vaak veel sneller veranderen dan die gebouwde ruimte. Hierbij valt in de Nederlandse en Vlaamse context bijvoorbeeld te denken aan vergrijzing, krimpende huishoudens, (inter)nationale migratiepatronen en een groeiende roep om duurzaamheid in de woonomgeving. Reden genoeg om hier eens bij stil te staan. We benaderen woningvoorraad en woningtypes vanuit verschillende invalshoeken: zowel vanuit de economie, stedenbeleid alsook vanuit de dagelijkse woonbeleving. In de AGORA Woonpatronen verwisselen we daarom regelmatig de bril van de academicus voor die van de professionele specialist of die van de bewoner.

Volume 28 • Nummer 4 • 2012 • Borderscapes

Deze AGORA staat in het teken van het thema borderscapes. Dit nummer is onder gastredactie van Prof. Dr. Henk van Houtum (RU Nijmegen & Universiteit Bergamo) en Dr. Bas Spierings (Universiteit Utrecht) tot stand gekomen. Het woord scapes is oorspronkelijk een Nederlands/Duitse term, afkomstig van scheppen/schaffen. De etymologie maakt duidelijk dat door grenzen ruimtes geconstrueerd, geschapen worden, ofwel dat space een place wordt. Of het nu een wijk, een stad of een land is, het is de begrenzing ervan die vorm en betekenis geeft aan de ruimte. Maar het woord scheppen heeft ook een andere betekenis. Het is ook mogelijk maken, nieuw maken. Want het is ook door grenzen dat er contact mogelijk is met de wereld buiten het eigen domein, met naburige straten, wijken, regio’s of landen. Een grens markeert verschillen die juist aantrekkelijk kunnen zijn en vanwege die verschillen interactie met elkaar kunnen voortbrengen. De grens is aldus beschouwd veel meer dan louter een lijn dat een hier en daar onderscheidt. In een serie artikelen wordt zowel de beperkende alsook de mogelijk makende rol die grenzen spelen voor het dagelijks leven in verschillende gebieden, van steden tot en met landen, nader belicht. Auteurs uit diverse contexten laten zien wat de studie naar grenzen vermag en welke geografische vragen er vandaag pertinent zijn bij de grenzen die worden getrokken. Dit varieert van vraagstukken rondom uitsluiting, identiteit en vermijding tot en met mogelijkheden van verbinding, verlangen naar de andere kant en toegankelijkheid. Aldus wordt de grens een eigen geografische wereld, een eigen landschap, een borderscape.

Volume 28 • Nummer 3 • 2012 • Crisis

Hoe vaak moeten we nog in de krant lezen dat de Euro nu toch écht gered is voordat we ons erbij neerleggen dat de wereld van morgen anders zal zijn dan gisteren? De huidige crisis heeft de voortekenen dat het een eind van een tijdperk zou kunnen inleiden dat begon met de val van de muur en Europa 1992. In deze Agora reflecteren we op de crisis vanuit verschillende perspectieven en schaalniveaus. In de sociaalruimtelijke wetenschap is veel gedacht en geschreven over de rol van crises in maatschappelijke transformatie en we gaan op verkenning uit wat die wetenschap ons kan leren. Is dit inderdaad het einde van een tijdperk of het begin van een doorstart van het fi nancieel kapitalisme zoals we dat de afgelopen decennia gezien hebben? Welke politieke en sociaalruimtelijke krachten zijn hier aan het werk? En welke mogelijke toekomsten liggen er achter de horizon? AGORA 2012-3 ‘Crisis’ spiekt in de doos van Pandora.

Volume 28 • Nummer 2 • 2012 • Wederopbouw

Wederopbouwwijken: ooit gezien als oplossing, nu als probleem. Wijken met dertien-in-een-dozijnwoningen die de tand des tijds niet hebben doorstaan en vandaag de dag vooral kansarme bewoners huisvesten. Soms zelfs aangeduid met niets ontziende predicaten als ‘afvoerputjes van de samenleving’ of ‘broeinesten van criminaliteit’. Een weinig genuanceerd beeld, dunkt de redactie van AGORA. En, misschien nog wel belangrijker, weinig constructief. Het puur en alleen vaststellen van misstanden in wederopbouwbuurten leidt niet tot oplossingen. AGORA vindt het hoog tijd voor verandering en stelt de wederopbouwbuurt in het komende themanummer daarom centraal: haar problemen, maar vooral haar kracht en mogelijkheden. Een nummer vol inspiratie over voortbouwen op wederopbouwbuurten.

Volume 28 • Nummer 1 • 2012 • 'Rechtvaardige stad' & 'Het Vlaamse platteland'

Rechtvaardige stad De Occupy-beweging kampeert al weken op ’s werelds pleinen. De aanleiding is nieuw, maar het fenomeen bepaald niet: ook in de jaren zestig en tachtig trokken jongeren massaal de straat op om te pleiten voor een betere wereld. De geografie heeft een traditie hoog te houden op het gebied van rechtvaardigheid. Denk bijvoorbeeld aan de doorwrochte Marxistische analyses van David Harvey en aan Henri Lefebvre’s beroemde werk over ‘het Recht op de Stad’. Het is niet toevallig dat veel van deze studies zich richten op steden; behalve dat het brandpunten van economische groei en innovatie zijn, komen hier ook de grootste problemen en ongelijkheden samen. In ‘Rechtvaardige stad’ kijkt AGORA met een nuchtere blik naar rechtvaardigheidsvraagstukken. Geen onnavolgbare gedachten, maar een analyse van concrete problemen en oplossingen. AGORA sprak met Susan Fainstein, auteur van ‘The Just City’ en benaderde experts om met een rechtvaardigheidsperspectief naar hun vakgebied te kijken. Het rechtvaardigheidsvraagstuk mag dan al decennia worden bestudeerd, actuele antwoorden zijn nog steeds gewenst Het Vlaamse platteland De Nederlandse minister Schultz van Haegen, die ruimtelijke ordening in haar portefeuille heeft, verklaarde dat het Nederlandse platteland baat zou kunnen hebben bij het vrijere Vlaamse verstedelijkingsmodel. Daar waar platteland stad kan worden, kan de economie floreren. Of dat daadwerkelijk zo is gaat AGORA in het volgende nummer te rade bij haar Vlaamse redactie. Wat zegt het Nederlandse platteland over het Vlaamse, en het Vlaamse over de mogelijke toekomst van het Nederlandse?

Volume 27 • Nummer 4 • 2011 • Platteland

De academische wereld kent de disciplines stadsgeografie en plattelandsgeografie, stadssociologen en ruraal sociologen. Toch bespreekt AGORA vaak ‘stedelijke’ thema’s. Dat lijkt heel logisch, want Nederland en Vlaanderen kennen een hoge urbanisatiegraad. Wat overblijft is het platteland, dat vooral bestaat uit bos, landbouwgrond en kleine dorpen. Is dat zoveel anders dat de onderverdeling tussen stad en platteland in disciplines in de academische wereld gerechtvaardigd is? Buiten de academische wereld is het beeld van het platteland niet altijd rooskleurig: leegstaande woningen en winkelpanden, ongenoegen over de landelijke politiek en Europa, verschraling van het voorzieningenniveau. Vergrijzing en een krimpende economie en bevolkingsomvang. Saai en ver weg. Hebben stedelingen echt dat beeld van het platteland? In hoeverre is dat beeld overeenkomstig met ‘de werkelijkheid’? Waar komt die vermeende tegenstelling vandaan? Met het lezen van het AGORA themanummer Platteland komt u tot de ontdekking dat niet alles is wat het lijkt: het platteland is verrassend dynamisch

Volume 27 • Nummer 3 • 2011 • Hypes

Welke rol spelen hypes bij sociaalruimtelijke vraagstukken? Dat is de vraag die centraal staat in dit themanummer van AGORA. Hype betekent letterlijk "iets nieuws dat tijdelijk sterk de aandacht trekt, maar weinig voorstelt". Iedereen kent wel maatschappelijke hypes. Op straat of als je de televisie aan zet komen deze hypes als vanzelf op je af. Afhankelijk van je generatie hadden misschien al je klasgenoten LA gears met lichtjes, een flinke verzameling Eastpak-rugzakken of liep iedereen met heel kort of juist heel lang haar rond. Ook in de sociaalruimtelijke wereld kent elk tijdsgewricht zijn eigen onderwerpen die het karakter hebben van een hype. Soms komen hypes onder studenten, in de wetenschap, in het beleid en in de marktsector overeen, maar vaak ook niet. En iets dat door de één als een hype wordt beleefd is voor de ander niet tijdelijk of zelfs een logisch gevolg van een bredere maatschappelijke tendens. Dit themanummer beziet het fenomeen hypes vanuit een kritisch perspectief. we relativeren hypes, maar duiden ook de kracht van de hype.

Volume 27 • Nummer 2 • 2011 • De Afrikaanse stad

In dit themanummer verplaatsen we onze blik richting Zuiden en wordt het leven in de Afrikaanse stad bestudeerd. De snelheid waarmee de wereld urbaniseert, van 220 miljoen tot meer dan 2,8 miljard gedurende de 20e eeuw, wordt extra gecompliceerd door de schaal van de groei van de steden in de ontwikkelingslanden. Groeisnelheden van steden in het Zuiden overstijgen de gemiddelde waarden waardoor de stedelijke bevolking in ontwikkelingslanden tegen 2030 verdubbeld zal zijn. In tegenstelling tot ons Westers verwachtingspatroon blijken de sterk groeiende steden in ontwikkelingslanden geen krachtige motoren van ontwikkeling. De Afrikaanse stad is een organisme dat steeds groeit en immer complexer wordt. Het lijkt alsof er weinig planning aan te pas komt en de Afrikaanse stad een chaotische uitbreiding kent. Sociale netwerken en grassroot-movements met vaak informele karakteristieken vormen echter belangrijke structurerende elementen in het Afrikaanse stedelijk leven die nog vaak ongekend en onbegrepen zijn. In dit nummer wordt deze stedelijkheid dan ook vanuit verschillende invalshoeken belicht en komen verschillende Afrikaanse steden aan bod. Een blik op het Zuiden werpen verbreedt ook onze eigen horizon en kennis of zoals Simone (2010) het in zijn recente publicatie stelt: “… delving into the economics, social relationships, and every day practices of often messy cities of the South is meant to emphasize what all urban residents everywhere must often do or at least consider in order to put together their lives in the city. Sometimes only by looking elsewhere can a person recognize important aspects of their own life (Simone, 2010, p. xiv, emphasis added).”

Volume 27 • Nummer 1 • 2011 • Intermodaal

Als pendelaars ’s morgens de voordeur achter zich sluiten, hebben ze verschillende mogelijkheden om zich naar het werk te begeven. Ze kunnen de auto instappen en tot op de parking van hun werkplaats rijden en eventueel onderweg collega’s ophalen. Daarnaast wordt het openbaar vervoer door velen gebruikt en net dit laatste vervoersmiddel wordt specifiek gekenmerkt door een belangrijk voor- en natransport waardoor het een uitgelezen voorbeeld vormt van intermodaal vervoer – vervoer waarbij verschillende modaliteiten aaneensluitend worden gebruikt. Ook bij het vervoer van goederen wordt vaak gebruik gemaakt van meerdere vervoersmodi. Zo zijn er in de haven van Antwerpen verschillende terminals waar goederen worden overgeladen op binnenschepen (32.4%), goederentreinen (11%) of trucks (56.6%), waarna ze – al dan niet met natransport – naar de eindbestemming worden gebracht. Intermodaal vervoer biedt heel wat voordelen zoals het verminderen van files of de uitstoot van broeikasgassen. Vanaf een bepaalde afstand is het vaak ook goedkoper dan het unimodale wegvervoer. Ondanks deze voordelen neemt het intermodaal transport in Nederland slechts 2.9% van het totale personentransport in. Wat kunnen we veranderen om een verdere groei van intermodaal transport te stimuleren? Welke rol kunnen verschillende beleidsinstanties hierin spelen? Welke nadelen zijn aan deze transportvorm verbonden? In het nummer Intermodaal kom je het te weten.

Volume 26 • Nummer 4 • 2010 • Fietsen

Fietsen zijn niet weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld. Dit uit zich onder andere in een hoogwaardige fietsinfrastructuur en een leidende positie in de wereld op het gebied van fietsgebruik. In de sociale wetenschappen en het ruimtelijk beleidsdiscours speelt fietsen echter een geringe rol. Een opmerkelijke constatering, omdat zowel stedelijke verdichting als klimaatverandering hoog op de politieke agenda staan. Terwijl in steden als Parijs, Londen en Portland (leen-) fietsen een cultstatus hebben en als pannacee worden gezien voor een reeks aan problemen, is het in Nederland vooral een gewoonte. Fietsen doé je, daar denk je niet over na. Tijd dus om eens met een andere en preciezere blik naar dit fenomeen te kijken. Wetenschappers uit de Angelsaksische wereld betogen dat fietsen niet louter gezien dient te worden als een manier om van A naar B te komen, maar als een ervaring en (sub-)culturele uiting. Dit gaat in sommige gevallen gepaard met een streven naar empancipate, onafhankelijkheid en gelijkheid. Deze inzichten staan haaks op gangbare opvattingen en modellen, waarin fietsen vooral als een rationele uitkomst van fysieke omstandigheden gezien wordt. In de AGORA-editie ‘Fietsen’ worden vernieuwende inzichten uit de polder en Vlaanderen gecombineerd met buitenlandse casussen. Centraal staat zowel hoe fietsen precies geduid moet worden als welke handvatten er voorhanden zjin voor beleidsinterventies.

Volume 26 • Nummer 3 • 2010 • Tijd

Tijd loopt en lijkt een eenvoudig constant gegeven. Dagelijkse tijd, seizoenen, generaties, de Gregoriaanse kalender. De ritmes van dag en nacht lijken in te passen in de ritmes van seizoenen en levenslopen. Maar is dat wel zo? Was het niet Einstein die beweerde dat de tijd relatief is? Dat tijd afhankelijk is van het referentiekader waarin je je bevindt? In deze Agora gaan we op zoek naar een geografie van de tijd. Tijd is immers niet overal en altijd hetzelfde. Tijd is sociaal geconstrueerd. Denk maar aan de tijdzones die het probleem van dag en nacht rond de aardbol moeten opvangen. Aan zomer-en wintertijd, het schrikkeljaar. Bovendien geeft tijd betekenis. Is het niet zo dat je Darwins evolutieleer en geologische processen pas kan begrijpen als je tijd abstraheert? Als tijd onvoorstelbaar traag wordt? Mensen evolueren doorheen de tijd. Individuele levenscarrières kunnen zo stilaan uit elkaar gaan liggen, maar zijn in belangrijke mate ook op mekaar afgestemd. Mobiliteit doorheen de ruimte maakt dat mensen verschillende tijdsreferentiekaders ontmoeten en in conflict brengen. Steden hebben bijvoorbeeld verschillende ritmes. Leven in New York is verschillend van leven in Madrid, waar de activiteiten stilvallen na het middaguur. Reizen door de ruimte is dus ook reizen door de tijd.

Volume 26 • Nummer 2 • 2010 • Home/Away

‘Home/Away’ handelt over stedelijke migrantengroepen in België vanuit een transnationaal, grensoverschrijdend oogpunt. Het gaat om individuen en groepen die zich reeds geruime tijd of sinds kort in onze steden gevestigd hebben, zoals (voormalige) gastarbeiders (bv. de Turkse gemeenschap in België), Europeanen uit de recent toegetreden EU-lidstaten, etnische groepen in diaspora (bv. Koerden, joden), politieke en economische vluchtelingen uit Afrikaanse landen (bv. de grote Afrikaanse gemeenschap in Brussel), en vele anderen. Hoewel het debat rond migratie en stedelijkheid uitdrukkelijk in de media aanwezig is, stellen we vast dat het nog steeds overheerst wordt door een discours dat behept is met zonaal en begrensd denken. Deze drang tot zonering en afbakening uit zich in het feit dat stedelijke geografieën van migratie vaak kaderen binnen analyses van ‘migrantenwijken’ die geproblematiseerd worden omwille van hun socio-economische en/of socio-culturele distinctie. Loskomend van vaak verlammende sociaalruimtelijke concepten die focussen op de begrensdheid van migrantengroepen, hetzij door ruimtelijke segregatieprocessen, hetzij door de socio-culturele constructie van hun anders-zijn, bestuderen we migratie vanuit een transnationaal perspectief. De nadruk ligt hierbij op proces en het ‘handelend vermogen’ van talloze migranten(groepen) over verschillende schaalniveaus heen en de sociale, politieke en economische kansen die hieruit ontstaan.

Volume 26 • Nummer 1 • 2010 • Gender

Er wordt gezegd dat vrouwen slecht kunnen kaartlezen en weinig ruimtelijk inzicht hebben. Vast staat dat ze zich meestal op een andere manier oriënteren dan mannen – een vrouw op herkenningspunten, zoals een bakker of een bankgebouw, een man op abstracte aanwijzingen als 'de derde straat rechts'. Niet alleen de oriëntatie in de stad is anders bij mannen en vrouwen, ook het gebruik ervan. Vrouwen maken frequenter gebruik van functies als winkels en scholen, terwijl mannen andere delen van de stad vaker bezoeken. Ook de mobiliteitsmogelijkheden van beide groepen zijn verschillend. Maar voor wie is de stedelijke omgeving dan ontworpen en wordt er wel rekening gehouden met de invloed van deze verschillen op het gebruik ervan? In dit nummer gaat AGORA op zoek naar de relatie tussen stad en gender, naar de manier waarop de stedelijke omgeving het gedrag van man en vrouw beïnvloedt en andersom.

Volume 25 • Nummer 5 • 2009 • Over-last

Deze AGORA brengt een waaier aan actuele thema’s samen onder de algemene noemer ‘overlast’. Centraal in dit nummer staan verschillende rechtstreekse en onrechtstreekse vormen van hinder die de huidige samenleving ondervindt ten gevolge van het razende tempo waarin zij grondstoffen, energie en ruimte consumeert. Vele van deze gevolgen manifesteren zich in het bijzonder in dichtbevolkte regio’s als Vlaanderen en Nederland waar sociale, economische, ecologische en culturele functies onophoudelijk strijden om een deel van de steeds schaarser wordende ruimte. Toch kijkt AGORA ook even voorbij de grenzen van de Lage Landen. De implicaties van onze onhoudbare overconsumptie zijn immers ook voelbaar op mondiale schaal. De schreeuw om klimaatrechtvaardigheid van de bevolking in het zuiden wordt steeds luider. Zoals zal blijken uit dit themanummer, was de uitdaging voor de huidige en toekomstige generaties van ruimtelijke planners, overheden en internationale organisaties nog nooit zo groot.

Volume 25 • Nummer 4 • 2009 • Angst

In dit nummer van Agora benaderen we het thema angst vanuit een sociaal-geografische invalshoek. Voor ons is duidelijk dat gevoelens van onveiligheid niet alleen worden weggenomen door bijvoorbeeld camera’s op te hangen, de straatverlichting te verbeteren of meer blauw op straat te brengen. Daarom leggen we in het komende nummer de nadruk op de sociaal-ruimtelijke structuren waarin angsten ingekapseld zitten. We zullen daarbij vooral ingaan op de emoties die plaatsen bij mensen oproepen, en de manier waarop gevoelens van angst zijn ingebed in een breder identiteitskader. Onze bezorgdheid over het prangende gevoel van onveiligheid komt voort uit de samenhang tussen angst, identiteit en ruimte. De verschillende bijdragen in het themanummer zullen duidelijk maken dat vele angstgevoelens erop gericht zijn het onderscheid tussen man en vrouw, autochtoon en allochtoon, rijk en arm te weerspiegelen en te bestendigen. Zeker nu populisten als Filip Dewinter en Geert Wilders teren op een brede maatschappelijke onderstroom van angst en xenofobie, moeten we ons durven afvragen of Roosevelt geen gelijk had toen hij zich afvroeg of het enige waar we echt bang voor moeten zijn niet gewoon de angst zelf is.

Volume 25 • Nummer 3 • 2009 • Prostitutie

Prostitutie staat in veel steden momenteel hoog op de politieke agenda. Landelijk wordt nieuwe wetgeving voorbereid die ertoe moet leiden dat wantoestanden als dwang, misbruik en mensenhandel kunnen worden tegengegaan, en lokaal wordt in verschillende steden het bestaande prostitutiebeleid aangescherpt. De beweegredenen zijn divers: in Rotterdam en Utrecht richt men zich met name op het bestrijden van mensenhandel. Amsterdam heeft daarentegen een duidelijke vastgoedgerichte strategie met een criminogene invalshoek. Ook op Europees niveau heeft regulering van de branche continu de aandacht. Desondanks blijft prostitutie moeizaam in goede banen te leiden. Recent onderzoek naar prostitutiebeleid in diverse Europese steden bracht een drietal gemeenschappelijke problemen aan het licht. Ten eerste is er een gebrek aan inzicht in de dynamiek van de sector. Ten tweede is er geen sprake van een integrale aanpak ter verbetering van het welzijn van de prostituees, het terugdringen van de criminaliteit en bevordering van de leefbaarheid in prostitutiebuurten als gevolg van een gebrekkige beleidsvorming en -uitvoering. En tot slot is er op de verschillende ruimtelijke en politieke schaalniveaus geen eenduidigheid in de aanpak van de problematiek. In dit themanummer laat AGORA een aantal ervaringsdeskundigen hun visie geven op het verschijnsel. Daarnaast zullen de auteurs reageren op de genoemde onderzoeksresultaten.

Volume 25 • Nummer 2 • 2009 • 'Culturele hoofdsteden' & 'Ondernemende Arabische steden'

Culturele hoofdsteden In 2018 is het zover: dan is Nederland aan de beurt om een jaar lang een Culturele Hoofdstad van Europa te hebben. Het was ooit een klein initiatief, maar tegenwoordig is het ‘big business’ en reden voor stevige concurrentie. Vijf steden hebben zich kandidaat gesteld: Almere, Utrecht, Maastricht, Brabantse Stedenrij en Den Haag. Waarom willen zij allemaal zo graag? Is het label een garantie voor een succesvolle voortzetting of een prestigezaak? Als er maar één de winnaar kan zijn, zijn er dan automatisch vier verliezers of bestaan er voor hen manieren om in zekere zin toch ook te winnen? Zijn er analogieën met het binnenhalen van de Olympische Spelen? En daarnaast: zijn er mogelijkheden om een en ander aan elkaar te koppelen, zodat Nederland in 2028 haar ambitie kan waarmaken en ook van dat internationale evenement gastland worden? AGORA gaat in dit nummer op zoek naar het verhaal achter de Culturele Hoofdsteden van Europa om deze en andere vragen te verkennen en te beantwoorden. Ondernemende Arabische Steden In dit nummer wordt onder de noemer ‘Ondernemende Arabische steden’ aandacht besteed aan stedelijke reconversieprocessen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA). Met het oog op het aantrekken van (buitenlandse) investeerders zijn stedelijke beleidsmakers zich bewust van de noodzaak tot ‘marketing’. Herstructurering en infrastructurele ontwikkeling zijn middelen om een stad op de regionale en mondiale kaart te zetten. Vaak echter beperken analyses in deze context zich tot een enge studie van het ‘Dubaimodel’, waarin spektakelinfrastructuur een centrale plaats inneemt. Dit extreme model dreigt tal van andere stedelijke processen in de schaduw te stellen. Daarom verschuiven we de focus naar andere steden in de MENA-regio en pogen we tegelijkertijd meer aandacht te besteden aan de impact van dergelijke processen in de stedelijke contexten an sich. We zullen een aantal casestudies behandelen uit de MENA-regio van Maghreb tot Mashriq, met bijdrages over Amman, Caïro, de Westelijke Jordaanoever en Marokkaanse steden. We gaan dieper in op de sociaalruimtelijke fragmentatie die voortkomt uit deze processen, maar ook op de controlemechanismen die worden opgezet op de breuklijnen waar conflicten ontstaan.

Volume 25 • Nummer 1 • 2009 • 25 jaar

In 2009 bestaat AGORA 25 jaar en dat hebben we geweten! Daarom opende onze jubileumjaargang openen met een speciale uitgave, waarin niet zoals gebruikelijk een centraal thema de artikelen met elkaar verbindt, maar de achtergrond van de auteurs. Ondanks het feit dat ze afkomstig zijn uit verschillende disciplines en werkzaam zijn in uiteenlopende takken van wetenschap, beleid en advies, hebben ze één ding gemeen: in het verleden zijn ze redacteur van AGORA geweest. De toenmalige redactie heeft haar voorgangers gevraagd te schrijven over een onderwerp dat hen momenteel professioneel of persoonlijk bezighoudt. Hierdoor wordt niet alleen een overzicht geschetst van de thema’s die op dit moment actueel zijn. Tevens ontstaat een beeld van het werkveld waarin sociaalruimtelijk georiënteerde academici actief zijn, want onze oud-redacteurs zijn na hun studie indrukwekkend breed uitgewaaierd. Je kunt het zo gek niet bedenken, of je treft er ‘Agorianen’ aan: bij onderzoeks- en adviesbureaus, woningbouwcorporaties, ministeries en gemeentelijke diensten verspreid over de Lage Landen. En op de universiteiten niet te vergeten! In alle bescheidenheid menen wij dat dit garant staat voor een interessant én prikkelend nummer, want alle auteurs poneren bovendien uitdagende stellingen die aansluiten bij hun bijdragen. Reacties op deze stellingen vormen een rode draad doorheen de variasecties van de overige nummers van de 25e jaargang. Met andere woorden: 2009 is een bijzonder jaar.

Volume 24 • Nummer 4 • 2008 • De imaginaire stad

Het themanummer 'De Imaginaire stad' belicht de perceptie, verbeelding en de mentale geografi eën van stadsbewoners. Door ons te baseren op stadsgeografi sch, antropologisch en planningsonderzoek willen we de statische en gedepersonaliseerde visie op het stadsleven loslaten en ruimte bieden aan ‘beleefde’ stadsgeografi e. Reeds in de jaren zestig werd onderzoek verricht naar mentale geografi eën. De manier waarop een stad wordt gepercipieerd door haar gebruikers is nog van even groot belang voor de ruimtelijke planning en de architectuur, maar hoewel de menselijke beleving centraal staat, is de toepassing vooral structuralistisch van aard. Behalve de eerste perceptie, kan de stad op een meer symbolische manier gelezen worden. We nemen de stad immers niet alleen waar, we kennen er bovendien betekenis aan toe. Deze betekenisgeving kan een ad hoc oriënteringsinstrument zijn, maar ook verwijzen naar complexe verwevenheden van plaats, geschiedenis, het sociale weefsel en de culturele setting van de stad. Hier kan de antropologie een waardevolle bijdrage leveren. We proberen los te komen van het dwingende karakter van de stadsstructuur en –architectuur en richten ons op de menselijke architectuur in de stad, want ook zonder (infra)structuur bestaat er stedelijkheid. Stedelijkheid is doorweven van nadrukkelijk aanwezige imaginaire werelden, die de ruimte een sociale en culturele dimensie verlenen. Verkenning van dit thema leidt tot beter begrip van stedelijkheid en haar alledaagse betekenissen, wat van niet te onderschatten waarde is voor toekomstig stadsbeleid en ruimtelijke planning

Volume 24 • Nummer 3 • 2008 • 'Zuidas' & 'Zelfbouw'

Langs de A10 ten zuiden van Amsterdam werd in 2008 gewerkt aan de Zuidas. Toen dé toekomstige toplocatie van Nederland. Zowel de voorgenomen bebouwing als de ambities zijn voor Amsterdamse begrippen ongekend hoog. Tot 2032 is een vervijfvoudiging van het bestaande vloeroppervlak gepland, zo’n 2,7 miljoen vierkante meter. De enorme investeringen in infrastructuur en onroerend goed zijn verre van een uitsluitend Amsterdamse aangelegenheid. Wereldwijd zijn steden meer en meer verwikkeld in een logica van onderlinge concurrentie en steken ze elkaar naar de kroon met ambitieuze bouwplannen. Er is steeds meer kritiek te horen over dit soort megaprojecten: de grootte van de projecten resulteert in evenredig grote risico’s. Veel projecten worden geplaagd door tegenvallende opbrengsten en kostenoverschrijdingen en trekken een onverwacht zware wissel op publieke gelden. Hoewel de verantwoordelijke Amsterdamse wethouder stelt dat de risico’s ‘theoretisch’ zijn, verloopt het project verre van vlekkeloos. Allereerst door de overname van de ABN AMRO, de belangrijkste private partner van de gemeente. Verder zijn er problemen met vastgoedfraude en de terugtrekking van Joop van den Ende. En dan trekt de financiële dienstverlening, de belangrijkste doelgroep, ook nog uit Amsterdam weg. Al met al is de bouw van de Zuidas verre van een gelopen race. In 2008 ging de besluitvorming een doorslaggevende fase in, terwijl de discussie over de nut en noodzaak van het project nauwelijks had plaatsgevonden. Dit themanummer van AGORA probeert dit hiaat te vullen.

Volume 24 • Nummer 2 • 2008 • 'Heilige grond' & 'Olympische spelen'

Heilige grond is een aanduiding die door verschillende, veelal religieuze groeperingen wordt gebruikt om een voor hen heilige plek mee aan te duiden. Vaak krijgt zo’n plek die titel, omdat hij als de oorsprong van de betreffende religie wordt gezien, of omdat er belangrijke religieuze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Denk aan Mekka en Bethlehem, de geboorteplaatsen van Mohammed en Jezus, of Lourdes, waar Bernadette de Heilige Maagd Maria zag. Grond krijgt in deze voorbeelden een lading die lang beklijft en grote invloed heeft op het gebruik, de beleving en de waarde van die grond. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de recente discussies over de herbestemming van kerken in Nederland. Een poppodium in een huis Gods is niet voor iedereen acceptabel. Niet zelden geven kerkbesturen de voorkeur aan sloop. Hiermee verdwijnt echter niet alleen het gebouw, maar ook de religieuze lading van de grond. Religie is niet de enige lading die grond heilig maakt. Waarde kan evengoed ontstaan uit politieke, economische of sociale overwegingen. Zo kan ook een voetbalstadion als Wembley Stadium in Londen, Ground Zero in New York City en de Waddenzee een heilige betekenis krijgen. Het uitgangspunt van dit AGORA-nummer is dat de betekenis van grond altijd direct verbonden is met huidig of voormalig eigendom, gebruik en beleving van een plek, die afgebakend wordt door afspraken tussen mensen. In relatie tot de ruimte rijst dan een interessante vraag: Welke expliciete en impliciete ‘spelregels’ bepalen eigendom, gebruik en beleving van ruimte? Met andere woorden: Hoe heilig is grond?

Volume 24 • Nummer 1 • 2008 • Kunst

Het belang van kunst voor de stad lijkt in onderzoek naar de creatieve klasse, de levensstijl van hoogopgeleide kenniswerkers en gentrificationprocessen al lang en breed in kaart gebracht. In dat soort studies wordt kunst echter uitsluitend als een middel tot een hoger economisch of sociaalmaatschappelijk doel beschouwd. AGORA pleit voor een benadering met meer verbeeldingskracht.

Volume 23 • Nummer 5 • 2007 • Energie

Energie krijgt momenteel om verschillende redenen veel media-aandacht. In de eerste plaats omdat het energieverbruik nog steeds stijgt, zowel per persoon als in het algemeen. Om die stijging mogelijk te maken, worden voornamelijk fossiele brandstoffen gebruikt die sneller en sneller uitgeput raken. Bovendien heeft het gebruik van fossiele brandstof negatieve gevolgen voor het milieu door de uitstoot van CO2- en roetdeeltjes. Ten tweede is er aandacht voor het klimaat en vooral voor de dreigende verandering ervan. Het huidige energieverbruik wordt als een belangrijke factor in de menselijke bijdrage aan klimaatverandering beschouwd. Hoewel over die aanname discussie bestaat, heeft het de energieproblematiek hoog op de maatschappelijke agenda geplaatst. Het volgende nummer van AGORA gaat in op de problemen voor de mens en zijn leefomgeving die samenhangen met energie, maar daarbij zullen de kansen het uitgangspunt zijn. De noodzakelijke veranderingen die onze samenleving moet doorvoeren, leveren namelijk volop kansen op. Het kan bijvoorbeeld goedkoper blijken om onze afvalstromen te hergebruiken dan duur gas uit Rusland te importeren. En het energiezuiniger maken van een kantoorgebouw kan hand in hand gaan met het creëren van een gezonder leefklimaat voor werknemers. Denk bijvoorbeeld aan groene daken, natuurlijk licht en schone lucht. Door bestudering van de problemen, te zoeken naar oplossingen en ons te laten inspireren door succesvolle voorbeelden zullen we langzamerhand gaan inzien dat er, ondanks de grote uitdagingen die nog voor ons liggen, een betere toekomst op het gebied van energie mogelijk is.

Volume 23 • Nummer 4 • 2007 • E-volutie

E-card, e-shopping, e-book, e-governance, e-gezondheid, e-logistics, e-commercial, e-office, e-romance … Binnen een paar jaar tijd is het aantal nieuwe 'e-' toepassingen in onze samenleving enorm toegenomen: een ontwikkeling die zonder meer indrukwekkend is te noemen. De invloed van deze e-volutie op het stedelijk leven is dan ook bijzonder groot. In het volgende nummer van AGORA zullen we trachten deze recente technologische toepassingen een plaats te geven in de sociaal- ruimtelijke context. Daarbij zal er aandacht uitgaan naar de talrijke nieuwe ruimtelijke processen die door de 'e-' ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, maar evenzeer zullen we ons licht laten schijnen op de sociale gevolgen die dat met zich meebrengt. Veelvuldig aangekondigde veranderingen, zoals 'het einde van de geografie' blijven (vooralsnog) achterwege, maar de polarisatie in het stedelijk landschap als gevolg van de e-xplosie neemt bijvoorbeeld sterk toe. Zal de opkomst van de informatie- en communicatietechnologie voor eenzelfde golf van maatschappelijke veranderingen zorgen als de opkomst van de televisie, koelkast en wasmachine in de jaren vijftig en op termijn werkelijk een r-e-volutie veroorzaken?

Volume 23 • Nummer 3 • 2007 • De krachtige stad

Nog niet zo lang geleden werden steden gezien als verzamelplaatsen van sociale en economische achterstanden. De nadruk op problemen, criminaliteit en verloedering, meestal gelokaliseerd in oude wijken, overheerste zowel in beleid als wetenschap. De afgelopen jaren heeft echter een andere visie op steden haar opwachting gemaakt waarin mobiliteit en kansen overheersen. Trends als 'gentrification' en Richard Florida's 'creative cities' hebben sterk bijgedragen aan het beeld van de stad als motor voor economische groei en persoonlijke stijging. Steden zijn terug van weggeweest, hetgeen in de internationale academische discussie wordt aangeduid als de 'resurgent city’. Ook in kringen van stedelijk beleid is een accentverschuiving te zien van problemen naar kansen. Dit komt onder meer tot uiting in de term 'krachtige steden' en de intentie van het nieuwe Nederlandse kabinet om achterstandswijken om te toveren in prachtwijken. In het themanummer Krachtige Stad biedt AGORA een reflectie op deze ontwikkeling in onderzoek en beleid. Diverse auteurs zullen vanuit hun visie en ervaring reflecteren op het streven naar krachtige steden en de manieren waarop dit in de praktijk wordt uitgewerkt. Door veel beleidsmakers is Florida omarmd als profeet die hen de weg naar stedelijke vooruitgang wijst, maar diverse auteurs maken duidelijk dat succes is niet verzekerd. Waar grote steden zoals Brussel zich met relatief succes aansluiten bij andere 'resurgent cities’ slaat wijkeconomisch beleid de plank soms behoorlijk mis. Toch zijn er wel degelijk probleemgebieden die kansen weten te pakken. In het nummer zal Amsterdam Nieuw West uitgelicht worden en komen enkele woningcorporaties aan het woord over hun nieuwe taak als krachtige stedelijke ontwikkelaars.

Volume 23 • Nummer 2 • 2007 • Thuis

Voor veel mensen belichaamt 'thuis' een intieme en standvastige wereld van dagelijkse routines. In ruimtelijke zin geldt thuis als een speciale plaats waarmee mensen een sterke sociale, psychologische en emotionele binding hebben. Gevoelens van thuis zijn hebben betrekking op verschillende soorten sferen en domeinen. De huiselijke sfeer wordt daarom ook wel omschreven als een fantasmagorische ruimte die steeds vaker wordt doordrongen van het verre en vreemde. Thuis zijn gaat uiteindelijk over wat hoort en wat niet, wat als veraf wordt gezien en wat als dichtbij. Wat betekenen deze wisselende gedaantes van het thuisgevoel voor de ontwikkeling van de fysieke ruimte? In dit nummer gaat AGORA in op de ruimtelijke dimensie van thuis zijn. De plek waar mensen zich thuis voelen is niet alleen van invloed op de directe woonomgeving, maar ook op andersoortige ruimtelijke structuren. De mogelijkheden waarop deze verbindingen kunnen worden onderzocht zijn echter nog niet ver ontwikkeld. AGORA geeft een aanzet aan de hand van voorbeelden van sociologisch, antropologisch en geografisch onderzoek naar het ruimtelijke begrip van thuis: de alledaagse publieke ruimte van Turkse migranten, de regressieve architectuur van gated communities, het thuisgevoel in een Amsterdamse volkswijk en de verbeelding van de kindertijd in de films van de Russische cineast Andrej Tarkovski. In dit nummer wordt het softe thema thuis vanuit een hard perspectief belicht. Gevoelens die met thuis geassocieerd worden, zowel die van comfort en zekerheid als van indringing en vervreemding, kunnen niet los gezien worden van harde structurerende processen van het sociale leven en de politieke economie.

Volume 23 • Nummer 1 • 2007 • Jeugd

Als men over jonge mensen in steden praat, gaat het meestal over problemen: hangjongeren, voortijdige schoolverlaters, jeugdwerkloosheid of radicaliserende moslimjeugd. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar jongeren wordt ook vaak door dit soort vraagstukken ingegeven. Daarnaast hebben onderzoekers veel aandacht voor subculturen van jongeren, waarin muziek en kleding een belangrijke rol spelen. Zowel probleemjeugd als jeugdcultuur wordt bestudeerd in een stedelijke setting, deels omdat het zich daar, waar het zich op grote schaal voordoet, het best laat onderzoeken en deels omdat het inherent stedelijke verschijnselen zijn. Neem 'urban': een stroming binnen de populaire muziek (hiphop, rap en R&B) en een subcultuur van in de eerste plaats niet-blanke jongeren. In de Verenigde Staten wordt urban vooral gedragen door Afro-Amerikanen en Hispanics en is het een onderdeel van de straatcultuur in grote steden als New York. In Nederland zijn het vooral stedelijke jongeren met een Surinaamse, Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse achtergrond die zich met urban identificeren. AGORA wil zich in haar volgende nummer buigen over de relaties tussen de stad en jongeren. Hoe faciliteert de grote stad jongeren en hun subculturen? Passief levert de stad de 'critical mass' die tal van specifieke leefstijlen mogelijk maakt die buiten de stad ondenkbaar zijn. Met speciaal op jongeren gericht beleid kan de gemeentelijke overheid jongeren bovendien actief steunen. Tegelijkertijd hebben we oog voor de wijze waarop ongewenst gedrag van jongeren door stedelijk beleid wordt ontmoedigd. Tot slot staan we stil bij de vraag hoe jongeren de stedelijke openbare ruimte gebruiken en vormgeven.

Volume 22 • Nummer 5 • 2006 • Mobiliteit

Mobiliteit heeft op vele manieren invloed op de hedendaagse maatschappij. Zowel op economisch, sociaal als ecologisch vlak heeft mobiliteit positieve en negatieve impact. Veel van die effecten richten zich bewust of onbewust op collectieven. Tegelijkertijd is mobiliteit een zeer persoonsgebonden product of dienst. Elk individu bepaalt zelf waar hij heen gaat en hoe. Hierbij houdt hij rekening met zijn unieke set van voorkeuren, mogelijkheden en beperkingen. De mobiliteitskeuzes die het individu maakt worden niettemin beïnvloed door externe factoren. Door de veranderende tijd-ruimte context liggen bestemmingen verder uit elkaar dan vroeger. Mobiliteit wordt daardoor grilliger. Hierdoor verliest openbaar vervoer met vaste routes en dienstfrequenties nog altijd terrein aan het individuele vervoer. Daarnaast zijn er meer aspecten die het mobiliteitsgedrag beïnvloeden. Ook zijn er verschillende manieren waarop mobiliteit de maatschappij raakt. Sociale uitsluiting ontstaat bijvoorbeeld wanneer een individu om welke reden dan ook geen toegang heeft tot een bepaalde vorm van mobiliteit, zoals een auto, of het internet. Anderzijds is mobiliteit steeds meer een methode om een leefstijl uit te drukken. Kortom, mobiliteit kan gezien worden als een onderdeel van het hedendaagse leven dat veel raakvlakken heeft met verschillende sociale aspecten van dat leven. AGORA neemt dit als uitgangspunt in het komende themanummer over mobiliteit. Er worden oude en nieuwe mobiliteitspatronen onder de loep genomen en gekeken hoe hier beleidsmatig mee om gegaan kan worden.

Volume 22 • Nummer 4 • 2006 • Gebruikersstad

Shoppers, studenten, supporters van stedelijke sportclubs, pendelaars, betogers, toeristen, wandelaars: het lijkt een bont allegaartje. Toch hebben ze één belangrijk ding gemeen. Ze wonen vaak niet permanent in de stad en gebruiken de stedelijke ruimte slechts op tijdelijke basis. Studenten verblijven er meestal van zondag- tot vrijdagavond, pendelaars van maandag tot vrijdag tussen negen en vijf en sommige shoppers zelfs enkel op koopzondag. De rest van hun tijd brengen zij buiten de stad door. Deze groeiende groep van 'stadsgebruikers' bepaalt niet alleen het straatbeeld, ze heeft ook een steeds grotere invloed op de stedelijke economie en het stedelijk beleid. Stadsbesturen doen bijvoorbeeld flink hun best om het toerisme in hun centrum te stimuleren of om bovenstedelijke transport-, winkel- of sportinfrastructuur aan te trekken. Dat de bewoners hier niet altijd mee gediend zijn, spreekt voor zich. Zij zeggen dat ze hinder ondervinden van al deze activiteiten. Hun onmiddellijke woonomgeving wordt drukker, de prijzen gaan omhoog en er is meer lawaai. De relatie tussen bewoners en gebruikers is dan ook zeker niet altijd even harmonieus, en dit ongetwijfeld in beide richtingen. In dit themanummer neemt AGORA deze evolutie als uitgangspunt. De verschillende bijdragen reflecteren de diversiteit van de stadsgebruikers. Zo wordt aandacht gegeven aan de tegenstellingen tussen verschillende gebruikers- en bewonersgroepen in Antwerpen, reacties van bewoners op het toerisme in Brugge of klachten van omwonenden bij de uitbouw van regionale luchthavens. Ook het Amsterdamse uitgaansleven en de electorale tegenstellingen tussen gebruikers en bewoners, of tussen suburbanen en stedelingen, zullen de discussie stofferen.

Volume 22 • Nummer 3 • 2006 • Smokkel

Aan de Nederlands-Belgische grens heerste na de Tweede Wereldoorlog een grimmige smokkelcultuur. Het waren aanvankelijk lokale boeren die wat wilden bijverdienen. Zij zagen de smokkel niet als misdaad, maar als een kat-en-muis spel met de overheid. Na verloop van tijd werden op bepaalde populaire grensovergangen de boeren verdrongen door criminele organisaties en werd er serieuze winst gemaakt. Grensbewakers kregen vervolgens wapens en betere auto's om de smokkelaars te achtervolgen. In een geglobaliseerde wereld vindt grensoverschrijdende smokkel op grotere schaal plaats. Economische verschillen en schaarste aan bepaalde producten of diensten is nog steeds de voornaamste oorzaak, maar de afstand die afgelegd wordt is aanzienlijk toegenomen. Wereldsteden zijn concrete plekken waar smokkelstromen beginnen, eindigen of doorgang vinden. In het volgende nummer zal AGORA aandacht besteden aan verschillende vormen van smokkel en hoe smokkelnetwerken gebruikmaken van de stad. Er komt illegale kunst in de galeries van de hoofdstad terecht, er wordt drugs verzameld die doorgevoerd moet worden naar een ander land en er verblijven illegale migranten in 'safe houses’ wachtend op verder transport. Daarnaast zal er aandacht zijn voor reacties van overheden op deze transnationale vormen van criminaliteit. Het restrictief immigratiebeleid stimuleert bijvoorbeeld mensensmokkel, terwijl het Nederlandse drugs- of prostitutiebeleid er juist voor zorgt dat Nederland als transitplek gebruikt kan worden.

Volume 22 • Nummer 2 • 2006 • Waterstad

Nederland leeft aan het water. Het wonen in een delta brengt nadelen, maar ook voordelen mee zich mee. Hee beheersbaar maken van water heeft de afgelopen decennia geleid tot een aanpak waarbij water letterlijk en figuurlijk onzichtbaar werd gemaakt. Dat deze aanpak niet meer werkt, moge inmiddels duidelijk zijn. Mede dankzij de inzet van de van televisie bekende weerman Peter Timofeeff en kroonprins Willem-Alexander weten we nu: Nederland leeft met water! De actuele wateropgave is echter verre van eenduidig. Naast aspecten als veiligheid, watertekorten en milieuhinder kent deze opgave een sociaal-culturele en een ruimtelijke dimensie. In dit themanummer, getiteld 'Water(stad)’, staan deze twee dimensies centraal. AGORA besteedt aandacht aan de rol van water in de gebouwde omgeving als het gaat om wonen, werken en recreëren en de manier waarop deze rol in de loop der tijd verandert. Niet zelden zijn steden dankzij de nabijheid van het water tot bloei gekomen. Hoewel zij zich lange tijd van het water hebben afgekeerd, hebben zij het water nu herontdekt. Water is van belang als ordenend principe, als identiteitsdrager, als aantrekkelijk kenmerk van een woonomgeving en niet in de laatste plaats als recreatiemogelijkheid. Het themanummer :zal bijdragen bevatten van onder andere Fransje Hooijmeijer, Kees Christiaanse en Wim Derksen. Daarnaast presenteren we een aantal actuele projectbeschrijvingen.

Volume 22 • Nummer 1 • 2006 • Terrorisme

De aanslagen op het World Trade Center in New York en de trein in Madrid heeft de politieke belangstelling voor internationaal terrorisme vergroot en de angst van burgers aangewakkerd. De zelfmoordacties in het Londense openbaar vervoer lieten afgelopen zomer zien dat het gevaar nog niet geweken is en zorgden ervoor dat de metro tegenwoordig als een risicovol vervoermiddel wordt beschouwd. Dit soort aanslagen heeft met andere woorden gevolgen voor de manier waarop het leven in grote steden wordt ervaren. Onderzoek naar terrorisme richt zich veelal op het voorkomen van terroristische acties, maar aandacht voor het effect op het stedelijke leven blijft nog uit. In het volgende nummer wil AGORA daarom speciaal stil staan bij deze impact van terrorisme. De artikelen in het volgende themanummer richten zich in de eerste plaats op de gevolgen van terroristische dreiging voor de ruimtelijke structuur van steden. Bijvoorbeeld de fysieke maatregelen die genomen worden om de veiligheid te vergroten, zoals installatie van camera's, afzettingen ontruimingen et cetera. Stephen Graham, die als een van de weinige academici terrorisme direct met stedelijkheid in verband brengt, zal ingaan op het effect van terreurdreiging op de stad. Daarnaast zal het effect van antiterroristisch beleid op de beleving van vrijheid en democratie belicht worden. Worden er burgerrechten geschonden voor het 'grotere goed' en in hoeverre wordt er een strategisch beroep op terreurdreiging gedaan om on populair stedelijk beleid te rechtvaardigen? Naast de theoretisch georiënteerde bijdragen zal het post-9/n New York onder de loep worden genomen en bespreekt Jan Mansvelt Beek de planningsmaatregelen tegen de terreurorganisatie ETA in Baskenland. Behalve deze internationale voorbeelden wordt ook de Nederlandse situatie in ogenschouw genomen. Deze casestudies zullen samen een gedifferentieerd beeld opleveren. Met dit minder alledaagse sociaal-ruimtelijk perspectief op terrorisme hoopt AGORA een discussie los te maken bij beleidsmakers, onderzoekers en anderen die dagelijks met het functioneren van de grote stad te maken hebben.

Volume 21 • Nummer 5 • 2005 • Perspectieven op planning

François Ascher stelde in zijn boek 'Les Nouveaux principes de l'urbanisme' (2001) tien principes voor het 'nieuwe urbanisme' voor. Deze principes zijn gebaseerd op het idee dat de maatschappij in een nieuwe postmoderne fase is beland. Een fase waarin de perceptie van plaats en tijd sterk veranderd, waardoor sociale relaties vooral gesitueerd zijn binnen verschillende netwerken. Samen met het bestaan van de kenniseconomie hebben deze nieuwe ontwikkelingen hun effect op de stad en het stedelijke leven. De beschrijvingen van Aseher over dit nieuwe urbanisme zijn niet nieuw, maar zijn introductie van tien principes voor het nieuwe urbanisme benadrukt wel het belang van deze veranderingen voor de stedelijke planning. Wat is dit nieuwe urbanisme? En hoe kunnen planologen op de veranderende situatie in de maatschappij reageren? In het volgende themanummer wil AGORA op beide vragen ingaan door een aantal nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en hun ruimtelijke effecten te belichten. Maar niet alleen deze analyse van de ruimte is belangrijk, ook de vraag hoe planning vorm krijgt in het tijdperk van het nieuwe urbanisme krijgt aandacht. In Nederland is de hype rondom 'ontwikkelingsplanologie' op zijn top, maar is deze benadering werkelijk relevant voor de huidige veranderingen binnen de maatschappij? Richten planologen en praktijkplanners zich niet teveel op het planningsproces en te weinig op de 'inhoud'? Voor wie wordt er eigenlijk gepland? En hoe kan ruimtelijke planning op de nieuwste maatschappelijke ontwikkelingen inspelen zonder het langetermijnperspectief uit het oog te verliezen? AGORA probeert op een kritische en eigenwijze manier in te gaan op actuele sociaal-ruimtelijke vraagstukken. Het themanummer 'Stedelijke Planning' zal een verkennend karakter hebben en hoopt daarmee de discussie over planologie uit te breiden naar een themageoriënteerde planologie, waarin inhoud voorop staat. Hiervoor zal kennis van zowel sociologen, geografen en planologen worden gebruikt om de maatschappelijke veranderingen te analyseren naar hun ruimtelijk effect.

Volume 21 • Nummer 4 • 2005 • Revanchisme

De term revanchisme werd in 1996 door Neil Smith geïntroduceerd in discussies omtrent de toenmalige gentrification in New York. Na een periode van stadsvlucht kwam gentrification daar op terug 'with a vengeance'. De anti-stedelijke Amerikaanse middenklasse beweerde dat de stad hen onstolen was door de 'immorele lagere klassen'. Verwijzingen naar de Amerikaanse 'frontier'-retoriek kwamen hierbij niet uit het niets. Gentrification werd een strijd: de stad moest worden heroverd, een grootscheeps beschavingsoffensief moest worden ingezet. Smith beschrijft hoe deze revanchistische gentrification een rechtstreekse aanval betekende op alle groepen die afweken van de norm van de middenklasse. Werklozen, daklozen, minderheden, lage inkomensgroepen en homoseksuelen moesten uit het stadsbeeld of, beter nog, geheel uit de stad verdwijnen. Zij werden in toenemende mate beschouwd als een gevaar voor de 'leefbaarheid' en de aantrekkingskracht van buurten op blanke, heteroseksuele middenklassers. Volgens Smith is revanchisme intussen uitgegroeid tot een algemene stadsontwikkelingsstrategie, een 'good practice' die niet alleen in vele Amerikaanse 'boomtowns', maar ook op andere continenten met succes wordt toegepast. Deze stelling heeft voor heel wat controverse gezorgd. Het wereldwijde belang van gentrification voor de herwaardering van binnensteden wordt door weinigen ontkend, maar sommigen (niet in het minst stadsbesturen zelf) beschrijven gentrification liever als emancipatorisch en schilderen de revanchistische variant af als een typisch Amerikaans verschijnsel. In de volgende AGORA gaan we de discussie aan over revanchisme in Europa: Is gentrification in Europa revanchistisch, dan wel emancipatorisch geïnspireerd? Bestaat er een Europees revanchisme met eigen specifieke trekjes? Wat zijn de bedoelingen en gevolgen van gentrification in Europese binnensteden? Wie wint en wie verliest bij de inspanningen om hogere inkomensgroepen in onze steden aan te trekken? Voorbeelden uit Amsterdam, Brussel. Athene, Antwerpen en Kopenhagen stofferen de discussie.

Volume 21 • Nummer 3 • 2005 • Kennisstad

Volume 21 • Nummer 3 • 2005 • Kennisstad

Volume 21 • Nummer 2 • 2005 • Identiteit

Het laatste decennium groeide identiteit uit tot een pregnant thema binnen het stedelijke en ruimtelijke beleid. De opkomst van het begrip zou geduid kunnen worden als een culturele omslag. Beleidsmakers hechten in toenemende mate aan sociaal-culturele factoren bij het ontwerp, de inrichting en het beheer van de stedelijke ruimte. Het begrip van identiteit keert terug in verschillende concepten, variërend van het stadslandschap in de culturele planologie en het imago in de stadsmarketing tot noties van historische authenticiteit in de planning van stedelijk erfgoed. Ondanks de popularisering van het begrip bestaat nog veel onduidelijkheid over de definitie, de draagkracht en de toepasbaarheid in de beleidspraktijk Het huidige beleidsdiscours wordt gedomineerd door vage noties als 'de culturele factor' en 'de vierde dimensie'. Identiteit, zo lijkt het, is even veelomvattend als ondoorgrondelijk. De volgende uitgave van AGORA zal het thema van identiteit vanuit verschillende invalshoeken belichten. Enerzijds wordt het begrip aan een kritische reflectie onderworpen. Hierbij wordt zowel ingegaan op de wetenschappelijke ontwikkeling van het begrip in de ruimtelijke disciplines als op identiteit als onderwerp van ruimtelijk beleid. Daarnaast wordt de relatie tussen artificialiteit (nep) en authenticiteit (echt) onderzocht in relatie tot vaak als identiteitsloos bestempelde plaatsen, zoals suburbs en VINEX-wijken. Anderzijds wordt geprobeerd een dwarsdoorsnede te geven van de toepassing van identiteitsconcepten in uiteenlopende praktijk- en beleidsvelden. Aan de orde komen daarbij de inzet van begrippen als identiteit en symboliek in de stadsmarketing, de vertaling van culturele identiteiten in het ontwerp van private en publieke ruimten, de betekenisprofilering van stedelijke plekken, de 'branding' van stadswijken en de conceptualisering van identiteit in ruimtelijke productstrategieën.

Volume 21 • Nummer 1 • 2005 • Wetenschap & Beleid

In dit nummer van AGORA staat de verhouding tussen politiek en onderzoek centraal. Sociaal-ruimtelijk onderzoek kan moeilijk los gezien worden van politieke keuzes en normatieve overwegingen. Een van de uitgangspunten van dit themanummer is dat wetenschappers volgens bepaalde conventies handelen en er een voortdurende strijd is rond de vraag welke zaken als waar en als juist moeten worden aangenomen. De artikelen zijn gecentreerd rond een aantal thema’s. Het eerste thema is het raakvlak van politiek en onderzoek in verschillende beleidssferen, zoals verarmde binnensteden, het integratiedebat en politieke discussies. Verschillende sferen zullen worden onderzocht op hun politieke oriëntatie en de normatieve kwesties die hierin een rol spelen. Het tweede thema is het raakvlak van politiek en onderzoek in specifieke instituties als de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, het Sociaal en Cultureel Planbureau en denktanks van politieke partijen. Deze organisaties moeten kennis produceren die aan academische standaarden beantwoordt, terwijl deze kennis ook bedoeld is om voor specifieke doelgroepen. Hoe gaan deze instituties om me die spanning? De relatie tussen onderzoekers en cliënten in contractonderzoek is het derde onderwerp. Hier gaat het om kwesties als het behagen van de cliënt, kant-en-klare oplossingen en het gebrek aan theoretische of methodologische verfijning. Het verschil tussen toegepast en ‘fundamenteel’ onderzoek wordt ook behandeld. Het vierde thema is onderzoek met betrekking tot de staat en de transformatie van de onderzoeksomgeving. Het is belangrijk te erkennen dat de staat een gefragmenteerd karakter heeft. Daarnaast spelen nieuwe instituties als de Europese Unie een steeds grotere rol door de overdracht van macht naar subnationale en surpanationale instituties. Welk verschil maakt het onderzoek te doen voor elk van deze schaalniveaus? De rode draad van dit themanummer is het vergroten van de maatschappelijke relevantie van onderzoek. Sociaal-wetenschappelijke onderzoekers moeten zich bewust zijn van de mogelijkheden en beperkingen ten aanzien van kritische betrokkenheid in de context van beleidsgericht onderzoek. Het kenschetsen en het gebruik van deze mogelijkheden voor de uitoefening van meer invloed is een eerste stap vooruit. De verzameling artikelen van deze AGORA heeft tot doel de lezer te steunen in het vinden van die mogelijkheden.

Volume 20 • Nummer 5 • 2004 • Het wereldstedennetwerk

Sinds Friedmann en Wolff vroeg in de jaren tachtig het begrip 'Wereldsteden' introduceerden, heeft het een gestage opmars gemaakt in de agenda van sociale wetenschappers. Een cruciale bijdrage werd geleverd door Manuel Castells, die, door wereldsteden te beschrijven als knooppunten in de 'space of flows' van de netwerkmaatschappij, het begrip wereldstad positioneerde binnen een ruimere maatschappijtheorie. 'Wereldstad' wordt gelinkt aan de economische en culturele globalisering, aan het verschrompelen van de nationale staat als organisatorisch principe. Sinds het einde van vorige eeuw groeide de belangstelling voor 'wereldsteden' dan ook plots exponentieel en niet alleen vanuit academische hoek. Vooral stedelijke beleidsmakers vragen zich af hoe ze kunnen vermijden dat hun stad wegkwijnt in een uithoek van de 'space of flows' en zoeken naar middelen om aan te knopen bij het netwerk van wereldsteden. Amsterdam doet wereldwijd aan citymarketing om verbonden te blijven, Brussel houdt uitverkoop om internationale instellingen aan te trekken en Vlaanderen wil koste wat kost de Olympische Spelen aantrekken om zich als regio in zijn geheel in het netwerk een plaatsje te veroveren. In het volgende nummer wil AGORA een stand van zaken bieden van het wereldsteden-onderzoek. In hoeverre zijn wereldsteden specifieke locaties, dan wel een netwerk? Welke rol spelen transnationale elites in het wereldstadnetwerk? Hoe moeten we ons een hiërarchie van wereldsteden voorstellen? Zijn hoofdsteden wereldsteden? We willen echter ook nagaan wat de lokale consequenties zijn, wanneer een stad een knooppunt vormt in het wereldstedennetwerk, of zich inspant om een dergelijk knooppunt te worden of blijven. En kan een stad zijn positie in het netwerk eigenlijk nog wel beïnvloeden?

Volume 20 • Nummer 4 • 2004 • Nieuwe dorpen

Door tal van maatschappelijke ontwikkelingen heeft het landelijk gebied te maken gekregen met een leegloop van inwoners en voorzieningen. Aan de andere kant bestaat er een toenemende vraag naar landelijk wonen. Met de komst van de Nota Ruimte heeft het kabinet duidelijk gemaakt dat het openhouden van de groene ruimte niet meer heilig is. De vraag is hoe ingespeeld kan worden op deze ontwikkelingen en welke mogelijkheden deze bieden om het platteland te revitaliseren. Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster heeft deze discussie aangezwengeld onder de noemer 'nieuwe dorpen'. Dit begrip wordt gebruikt als metafoor voor diverse strategieën waarmee het platteland gerevitaliseerd zou kunnen worden. Maar in hoeverre kan dit concept werkelijk een bijdrage leveren aan het oplossen van problemen van het landelijk gebied? In dit nummer probeert AGORA het begrip nieuwe dorpen inhoud te geven. Aan de hand van enkele 'case studies' wordt bekeken hoe projecten die aanspraak maken op de benaming nieuw dorp, het concept in de praktijk brengen. In hoeverre kunnen bijvoorbeeld nieuwe dorpen middelen genereren ter vergroting van de economische vitaliteit en de culturele kwaliteit van het landelijk gebied? Op welke wijze komen nieuwe dorpen tegemoet aan de vermeende vraag naar landelijk wonen? Hoe zou een nieuw dorp kunnen functioneren in sociaal en economisch opzicht? In welke vorm zouden nieuwe dorpen gebouwd moeten worden. En wat is er eigenlijk nieuw aan nieuwe dorpen? Deze vragen spelen een belangrijke rol in de huidige discussie, een discussie waaraan AGORA een bijdrage willeveren met het themanummer.

Volume 20 • Nummer 3 • 2004 • Schaduwstad

In het volgende nummer introduceert AGORA de 'Schaduwstad'. In de Nederlandse stadssociologie en geografie is de laatste jaren veel aandacht geweest voor de informele sector in de stedelijke omgeving. Onder de informele sector wordt doorgaans dat deel van de economie verstaan dat zich onttrekt aan de formele reguleringen en verplichtingen, zoals het afdragen van belastingen en sociale premies. Voor sociaal-economisch zwakkere groepen, zoals bijvoorbeeld illegalen en daklozen, maar ook slechtopgeleide migranten of op uitkeringen aangewezen arbeidsongeschikten, biedt het grijze circuit soms de enige kans om in hun eigen levensonderhoud en dat van hun gezin te kunnen voorzien. In veel studies wordt deze sector geïsoleerd benaderd waardoor een beeld ontstaat alsof zij autonoom functioneert. In andere onderzoeken wordt een absolute dichotomie gehanteerd waarbij de informele sfeer tegenover de formele sfeer wordt geplaatst. Volgens AGORA doet deze 'onderwereldbenadering' de informele sfeer en het begrip daarvan tekort. Wij zijn van mening dat de informele sfeer het best gekarakteriseerd kan worden door haar relatie met de formele sfeer. De formele sector houdt de informele in stand door gebruik te maken van de goedkope diensten die daarin worden aangeboden (denk aan de zwart betaalde werksters en klusjesmannen), maar daarmee is niet het hele verhaal verteld. Misschien nog belangrijker is het feit dat deze sector bestaat als het (on)voorziene gevolg van stedelijke en nationale politiek, veranderingen in de organisatie van de verzorgingsstaat en veranderingen in de verhouding tussen de staat en de civil society. In de schaduw van dit structurele bouwwerk bestaan en ontstaan niches waarin de informele sector zich vormt en in stand blijft. AGORA zal uiteenlopende cases presenteren waarin deze relatie wordt geïllustreerd en doet een poging om deze theoretisch te duiden.

Volume 20 • Nummer 2 • 2004 • Erfgoed en planning

Erfgoed bestaat uit die elementen die om een of andere reden de tand des tijds hebben weten te doorstaan. Erfgoed is dus niet alleen oud; het zegt misschien wel evenveel over de bestaansperiode als de ontstaansperiode. Beide onderwerpen komen in het volgende nummer van AGORA aan bod. De laatste decennia is een retrotrend op gang gekomen die enerzijds gezorgd heeft voor een toenemende neiging naar behoud, en anderzijds een toegenomen neiging naar creatie van erfgoed. Integreren en behoud van bestaand erfgoed staan centraal in de Belvedèregedachte. Het verleden schept de kaders, de identiteit van het lokale. In Nederland worden steeds meer jonge objecten, complexen en gebieden (uit de periode rgro-1940) op de monumentenlijst gezet. Naast de uitbreiding van de lijst naar ouderdom heeft er ook een uitbreiding plaatsgevonden 'in soorten artefacten', zoals de uitbreiding naar woonhuis- en industrieel erfgoed. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen hier niet alleen rekening mee te houden, ze dienen deze identiteit in toenemende mate te versterken. Bestaand erfgoed vormt vaak een legitimatie, al lijkt het geen voorwaarde te zijn, voor historiserende nieuwbouw. Het thema van het komende nummer laat zich raden; nummer 2-2004 gaat over 'Erfgoed en Planning'. Het nummer hoopt een kritische reflectie te geven op alle genoemde invloeden van erfgoed op de ruimtelijke ordening. Hoe wordt erfgoed ingezet bij identiteitsversterking op landelijke en regionale schaal? Hoe wordt erfgoed geïnterpreteerd, door wie, en hoe wordt deze wetenschap gebruikt? Welke rol speelt 'ouderdom' bij de waardebepaling van objecten? Deze en andere vragen staan centraal in het komende nummer van AGORA.

Volume 20 • Nummer 1 • 2004 • Creatieve steden

Volume 20 • Nummer 1 • 2004 • Creatieve steden

Volume 19 • Nummer 5 • 2003 • Civil Society

Tijdens de opkomst van de verzorgingsstaat in West-Europa in de vorige eeuw heeft de overheid steeds meermaatschappelijke functies onder haar hoede genomen. Voorzieningen, uitkeringen, verzekeringen en subsidieshebben de taak van kerk, vereniging en buurtnetwerk vrijwel overgenomen. Welvaartsstijging en individualisering hebben er daarbij voor gezorgd dat het traditionele maatschappelijk middenveld ingrijpend veranderd is. In de huidige tijd van internationalisering en neoliberale politiek worden de relaties tussen staat, economie en burger opnieuw gedefinieerd en staat de 'civil society' volop in de belangstelling. In vele landen lijkt sprake van een nieuw 'ethisch reveil' waarbij grote nadruk gelegd wordt op burgerschap en cohesie. Nieuwe vormen van overheid en sociaal- economische innovaties schieten als paddestoelen uit de grond. De opmerkelijke situatie doet zich hierbij voor dat de overheid zich met deze burgerinitiatieven bemoeit en probeert om spelers uit het maatschappelijk middenveld weer actief te krijgen. Voorbeelden zijn de buurtprojecten zoals het Rotterdamse Opzoomeren, het debat over de maatschappelijke dienstplicht en zelforganisaties van migranten. Ondertussen is ook op wetenschappelijk niveau de discussie losgebarsten: is de samenleving niet zo veranderd dat dergelijke kleinschalige initiatieven achterhaald zijn? Sommigen spreken zelfs al van een 'global civil society'. En hoe zinnig is de nadruk op sociaal kapitaal, participatie en identificatie? Robert Putnam heeft met zijn boeken 'Making Democracy Work' en 'Bowling Alone' wat dat betreft veel losgemaakt. Het volgende nummer van AGORA zal de betekenis van het concept van de civil society in het heden en verleden bespreken en aan een kritische analyse onderwerpen. Welke politieke en filosofische achtergrond heeft het begrip en hoe wordt het vandaag de dag gedefinieerd? Hoe ziet de Nederlandse civil society eruit? Verder zal een aantal artikelen gewijd zijn aan initiatieven en organisaties die voortkomen uit het moderne maatschappelijk middenveld. Specifiek zal aandacht worden besteed aan de rol die de civil society speelt in het stedelijke beleid.

Volume 19 • Nummer 4 • 2003 • Transnationalisme en de multiculturele samenleving

Internationale migratie is een tijdloos fenomeen. Denk in Nederland aan de Joden, Hugenoten, Duitse arbeidsmigranten en de Zuid-Nederlandse ondernemers die het door de Spanjaarden bezette Antwerpen ontvluchten en met hun kapitaal Amsterdam in het centrum van de zeventiende eeuwse wereld transformeerden. Vorige generaties immigranten zijn opgenomen in de Nederlandse samenleving. Meer dan in het verleden echter, zijn er tegenwoordig krachten die de assimilatie van moderne immigranten in een nieuwe omgeving belemmeren. Moderne communicatiemiddelen en tijdruimtecompressie zorgen ervoor dat hedendaagse migranten in een transnationale ruimte kunnen leven: woonachtig in het ene land, onderhouden de migranten duurzame banden met de regio van herkomst. De schotelantenne is synoniem met de allochtone buurt geworden. Transnationalisme betekent zo een beperking voor inburgering of assimilatie. Ze draagt bij tot een continue, duurzame culturele pluriformiteit van gemeenschappen. Omdat geografische nabijheid echter nog niet geheel buiten spel staat, kunnen cultuurverschillen binnen één leefomgeving problemen geven. Etnicische verscheidenheid leidt hier tot wantrouwen, vooroordelen en andere spanningen, waar sommige politici electoraal gewin mee proberen te verkrijgen. AGORA wil de 'Ander' niet miskennen en zal een scala aan onderwerpen de revue laten passeren, zoals de Indische filmindustrie, die het cement vormt tussen de verschillende Hindoestaanse gemeenschappen verspreid over de wereld, de rol van transnationale netwerken bij de migratie van legale en illegale migranten en een kritiek op de integrerende functie van de openbare ruimte, de transnationale arena van de stedelijke omgeving.

Volume 19 • Nummer 3 • 2003 • De nevelstad

Nog niet eens zo lang geleden was het begrip 'stad' duidelijk aan een punt gebonden. Een stad had een duidelijk centrum en een stadsrand, alles voorbij deze rand heette het platteland. Langzamerhand is deze driedeling echter aan het verwateren. Grote delen van NoordwestEuropa, van de Randstad en de Vlaamse Ruit in de lage landen tot de Veneto in Noord-Italië en het Ruhrgebied in Duitsland, geven op satellietfoto's hetzelfde beeld. Uitgestrekte gebieden lijken egaal beneveld met almaar uitdijende bebouwing. Dit 'stedelijk veld' wordt in Vlaanderen aangeduid met 'nevelstad', een term die aangeeft dat het gaat om een fenomeen 'voorbij suburbanisatie'. Onder invloed van een bijna grenzeloze (auto)mobiliteit heeft het patroon van suburbanisatie in cirkels rond de stad plaatsgemaakt voor een stad die, als in een nevel, overal aanwezig is, terwijl vrijwel nergens sprake is van een echt centrum. Zowel in de oude stadsharten als in boerenschuren zijn tegenwoordig stedelijke voorzieningen te vinden. Is deze conditie nog wel te vatten in een Christalleriaans denkkader? In dit nummer gaan we na hoe de 'nevelstedelijke' realiteitkan worden gevat in sociaal-ruimtelijke termen. In Vlaanderen gaat de gespreide verstedelijking terug op een jarenlange historische ontwikkeling en de regio lijkt dan ook archetypisch voor het fenomeen. Terwijl de term in Nederland nog een onbekend begrip is, zijn Vlaamse onderzoekers intensief op zoek naar methoden om de sociaal-ruimtelijke patronen van de nevelstad te beschrijven en te verklaren. Nevelstad blijft hierbij echter vooral een beschrijvende metafoor, terwijl het normatieve element (hoe moet er met deze conditie worden omgegaan?) zelden wordt behandeld. AGORA wil daarom ook graag de gelegenheid te baat nemen om kritische stemmen op te nemen die een blik werpen op nieuwe ruimtelijke ongelijkheden die door de nevelstad worden opgeroepen. Vanuit deze normatieve invalshoek stellen we ons ook devraag in welke mate de nevelstad leerzaam kan zijn voor Nederlandse ruimtelijke planners. Leeft men ook in Nederland, ondanks jaren van 'compactestadbeleid', stilaan in een nevelstad? En moet dat strenge, sturende beleid niet worden verruild voor meer vrijheid, nu we zien dat ook in de nevelstad best te leven valt? Willen we het 'wilde wonen'? Of moet men, zoals in Vlaanderen nu wordt gepoogd met het Ruimtelijk Structuurplan, de compacte stad toch als ideaal vooropstellen om maar zoveel mogelijk tegen de stroom in te roeien? Zowel in Vlaanderen als in Nederland blijken hierover sterk verschillende meningen te leven. Met dit nummer hopen we een verhelderende Vlaams-Nederlandse discussie op gang te brengen rond een fenomeen dat in beide landen volop in de belangstelling staat. In het eerste artikel wordt het debat ingeleid, waarbij het concept nevelstad wordt afgebakend en tegelijk de rode draad wordt aangegeven van de rest van het nummer.

Volume 19 • Nummer 2 • 2003 • De nieuwe woningnood

Volksvijand nummer één is terug van weggeweest. De kranten staan bol van de berichten over onbetaalbare koopwoningen, onvindbare studentenkamers en oneindige wachtlijsten. Bezorgde gemeenten sluiten in allerijl hun grenzen voor woningzoekenden van elders. En dat terwijl het Rijk een paar jaar geleden nog waarschuwde voor leegstand als gemeenten geen haast zouden maken met de herstructurering van achterstandswijken. AGORA gaat op zoek naar de oorzaken en gevolgen van de 'nieuwe woningnood'. Hoe komt het dat er veel minder huizen gebouwd zijn dan verwacht? Hoe kan het nieuwbouwtempo worden opgeschroefd? Wat betekent de woningschaarste voor de herstructureringsplannen, waarbij duizenden woningen worden afgebroken en evenveel huishoudens vervangende woonruimte moeten krijgen? Naast antwoorden op deze en andere vragen biedt het themanummer een historisch en een internationaal perspectief op de huidige 'woningnood' in Nederland en worden de standpunten van de politieke partijen over dit thema belicht.

Volume 19 • Nummer 1 • 2003 • Stedelijke armoede in Europa

Het is niet vanwege de recente economische recessie dat  AGORA een nummer aan stedelijke armoede wijdt. Ook gedurende de afgelopen periode van bloei, groei en voorspoed aan het einde van de jaren negentig reikten voor velen in Europa, inclusief de Lage Landen, de toppen van de bomen nauwelijks richting hemel. Integendeel. Dezelfde periode werd eveneens gekenmerkt door toenemende ongelijkheid en andere structurele problemen, waarmee steeds grotere groepen in de stad, al dan niet geconcentreerd in 'probleemwijken', werden geconfronteerd. Ondanks de hardnekkigheid van het fenomeen in onze stedelijke samenleving was 'armoede' als term niet erg populair; vaak werd er liever gesproken over een 'groeiende onderklasse', 'structurele kansarmoede' of 'sociale uitsluiting'. Hoewel vaak nuttige conceptualiseringen van een complex en dynamisch verschijnsel, lijken deze termen ons soms het zicht te benemen op een harde realiteit: armoede bestaat. Dit nummer gaat over die realiteit. Bijdragen uit steden in de Lage Landen en elders in Europa gaan in op verschillende aspecten van het verschijnsel. Nieuwe en langer bestaande vormen van stedelijke armoede worden benoemd en besproken, en verschillende strategieën ter bestrijding van het fenomeen worden uiteengezet en geëvalueerd. Beleidsmatige én politieke kanten van armoede worden aan de orde gesteld, onder andere door middel van een interview met één van Nederlands bekendste armoedebestrijders, dominee Visser van de Rotterdamse Pauluskerk en een interview met een collega-activist die er een hele andere werkwijze op na houdt. Stedelijke armoede als een sociaal-ruimtelijke realiteit kan niet genegeerd worden. Daarom gaat AGORA de confrontatie met deze werkelijkheid aan.

Volume 18 • Nummer 5 • 2002 • Grensgebieden

"Grens v/m (Grenzen) scheidingslijn; uiterste, einde; de grenzen overschrijden of te buiten gaan verder gaan dan behoorlijk is; geen grenzen kennen mateloos zijn, uitermate groot zijn; er is een grens of er zijn grenzen men moet weten hoe ver men kan gaan; de grens trekken de scheiding aangeven." (uit: Kramers Nederlands woordenboek, 19e druk) Het moge duidelijk zijn: dit nummer van AGORA gaat over grenzen. Wat zijn grenzen precies, hoe beïnvloeden zij het dagelijks leven van omwonenden of zelfs hele steden en regio's en hoe definitief zijn grenzen? Moeten we er naar streven over de grens heen te kijken, bijvoorbeeld als het gaat om de Nederlands-Duitste relatie? Hoe zal het Fort Europa vergaan als zij haar oostgrens opschuift tot aan de grens met Rusland en Oekraïne? En wat gebeurt er op lokaal niveau in Nederland? Hoe staat het met het populaire beleidsadagium van de integrale aanpak en intergemeentelijke samenwerking? Lokale, nationale, supranationale en Europese grensgevallen dus in dit nummer.

Volume 18 • Nummer 4 • 2002 • Postmoderniteit

AGORA waagt zich in dit nummer aan de 'zeitgeist' die vanaf eind jaren zestig in de westerse wereld rondwaart. Het einde van het Ik? Het einde van de Betekenis? Het einde van de Geschiedenis? Het einde van de Waarheid? AGORA zoekt het dichter bij huis, en ontdekt de postmoderniteit in de gebouwde omgeving, in de polder, in het publieke domein en in de manier waarop mensen hun bestaan ruimtelijk trachten te verankeren én te verdedigen.

Volume 18 • Nummer 3 • 2002 • Globalisering

Globalisering is misschien wel de ontwikkeling waarmee deze tijd het best gekarakteriseerd kan worden. Er wordt veel over gezegd, geschreeuwd en gevochten. Men voert actie tegen en tegenwoordig zelfs actie voor globalisering. Waarom brengt het zulke hevige sentimenten te weeg? En is het al die ophef wel waard? Wat is er nu eigenlijk nieuw aan globalisering en welke gevolgen heeft het? Wordt de wereld één dorp? Vindt er een culturele vervlakking plaats waarbij straks alleen de eenheidsworst van McDonalds overblijft of vormt uitwisseling van informatie juist de aanzet tot een stimulerende verdieping van cultuur? Wie zijn de verliezers of zijn er alleen maar winnaars Prangende vragen waar we in dit nummer over globalisering een antwoord op willen geven.

Volume 18 • Nummer 2 • 2002 • Leisure

Dit nummer gaat over toerisme en recreatie. Aan bod komt onder meer een actueel thema als de relatie tussen luchtvaart en toerisme. Daarnaast spreekt Hans van Driem, algemeen directeur van Toerisme Recreatie Nederland, bekend van de website Holland.com, over schaalvergroting in de vrijetijdssector. Die komt bijvoorbeeld tot uiting in de fusie van regionale VW-vestigingen. Verder komt het begrip cultuurtoerisme aan de orde, evenals de planning van toerisme in Zuid-Frankrijk. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de Veluwe, waar een discussie woedt over de vraag of het natuur- en recreatiegebied gebaat is bij een beheerste groei van de recreatieve bedrijvigheid, of juist een beperking daarvan.

Volume 18 • Nummer 1 • 2002 • Interstedelijke concurrentie

De positie van stedelijke centra in de wereldeconomie is sterk in beweging. Tenminste, als je afgaat op de discussies rond internationalisering en liberalisering. Een van de gevolgen van het afnemen van de macht van nationale sta· ten zou kunnen zijn dat juist steden een meer zelfstandige rol krijgen. Zij moeten zich steeds meer gaan inzetten voor een levensvatbaar plekje in de wereldeconomie. Een verschijnsel dat hiervan het gevolg is, concurrentie tussen steden, vormt het centrale thema van dit nummer. Hierin gaat het over de rol van het beeld van de stad en 'city marketing', waarmee steden strijden om de aandacht van investeerders en toeristen. Dit gebeurt niet alleen in grote steden die zichzelf op de kaart zetten met grote evenementen, maar ook in kleinere steden. Ook zij moeten zichzelf profileren om bezoekers en bedrijvigheid te trekken. Het is echter de vraag of stedelijke overheden wel over de middelen en bevoegdheden beschikken om het gedrag van consumenten en investeerders te sturen. Is het überhaupt wel gewenst dat stedelijke overheden dansen naar de pijpen van mobiele consumenten en investeerders?

Volume 17 • Nummer 5 • 2001 • Vrijplaatsen

In dit nummer van AGORA staat de veelbesproken problematiek van de verschraling van het culturele klimaat in steden centraal. Als gevolg van de toenemde druk op de ruimte in binnensteden wordt het voor bijvoorbeeld beginnende kunstenaars of krakers steeds moeilijker zogeheten woon-werkpanden in de stad te bemachtigen en in stand te houden. Het verdwijnen van deze 'vrijplaatsen' vormt volgens hen een bedreiging voor de subcultuur in de stad, wat weer leidt tot verarming van het gehele culturele klimaat. Deze problematiek wordt inmiddels ook erkend door beleidsmakers, wat in Amsterdam al heeft geleid tot het ontwerp van het zogenaamde 'broedplaatsbeleid'. Dit broedplaatsbeleid wordt echter niet door alle belanghebbende partijen positief beoordeeld. Het komende nummer biedt een overzicht van de uiteenlopende houdingen van de betrokken partijen ten aanzien van de geschetste problematiek.

Volume 17 • Nummer 4 • 2001 • Ruimtegebruik

In dit nummer staat het thema ruimtegebruik centraal. Een thema dat gezien de vele kritische reacties op de Vijfde Nota sterk leeft in Nederland, maar waar ook in België de laatste jaren de gemoederen hoog over oplopen. Auteurs uit wetenschap, plannings- en ontwerppraktijk en belangengroeperingen zullen dit thema vanuit verschillende invalshoeken belichten en zowel problemen als oplossingen  aan de orde stellen. Is er in Nederland en België sprake van een optimaal ruimtegebruik en een verstandige inrichting van de ruimte? Of zou je eerder van ruimteverspilling moeten spreken? Is Nederland echt wel zo gepland, en België zo chaotisch? En wat leren we uit de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië sinds de federalisatie van de ruimtelijke ordening?

Volume 17 • Nummer 3 • 2001 • Evenementen

De laatste decennia van de twintigste eeuw werden gekenmerkt door de opkomst van citymarketing. Een van de populairste manieren om een stad of land 'op de wereldkaart te zetten' werd het organiseren van grootschalige internationale evenementen. Jaarlijks voeren steden en landen een felle strijd om de volgende Olympische Spelen, WK of EK voetbal te mogen organiseren. Ook op cultureel gebied willen steden zich zoveel mogelijk manifesteren, bijvoorbeeld via de 'Expo' of door 'Europese culturele hoofdstad' te worden. Hierbij wordt verondersteld dat meer naamsbekendheid automatisch leidt tot meer toeristen, die weer meer omzet voor horeca en detailhandel genereren, en wellicht ook tot meer bedrijfsvestigingen. De mogelijke negatieve effecten (de stad als permanente bouwput, verkeersproblemen, inwoners die zich 'niet meer thuis voelen' in hun eigen stad) worden voor lief genomen of onderschat. Dit nummer van AGORA zal een kritische visie geven op de voor- en nadelen van evenementen voor steden. In Nederland wordt bijvoorbeeld de vraag gesteld hoe ver steden willen gaan om jaarlijkse evenementen te behouden, ondanks de grote overlast die ze voor omwonenden met zich meebrengen. Vanwege het vaak internationale karakter van grootschalige evenementen steken we ook de landsgrenzen over. Hoe kijkt men bijvoorbeeld in Sydney terug op de Olympische Spelen? Heeft Hannover nu wel of niet baat gehad bij het organiseren van Expo2000? En waarom doet Portugal de laatste jaren verwoede pogingen het ene na het andere grote evenement binnen te halen?

Volume 17 • Nummer 2 • 2001 • Nieuwe stedelijke domeinen

Wat is er toch aan de hand in de Nederlandse steden? Het zorgenkindje van lang geleden is een puber met groeistuipen geworden. De dynamiek is groter dan ooit, de regie kijkt onmachtig toe of drukt juist triomfantelijk zijn stempel. Waar leidt dit heen? Hebben we weer eens te maken met de eeuwige illusie van het nieuwe, of ontstaan hier 'nieuwe stedelijke domeinen'? AGORA plaatst enkele kanttekeningen bij een snelle tijd.

Volume 17 • Nummer 1 • 2001 • Gebied en bestuur

Hoe relevant zijn de huidige bestuurlagen, hoe verhoudt gemeente zich tot gemeenschap en welke invloed heeft de Europese Unie op de bestaande bestuurlagen van gemeente, provincie en rijksoverheid?

Volume 16 • Nummer 5 • 2000 • Bundeshauptstadt Berlin

Tien jaar na de hereniging van Oost- en West-Duitsland heeft Berlijn zijn speciale aantrekkingskracht nog steeds niet verloren. Ondanks het feit dat de stad in sommige opzichten meer is gaan lijken op andere steden in Europa, zijn de sporen van dertig jaar deling door de Berlijnse Muur er nog immer voelbaar aanwezig. De tegenstellingen tussen Oost- en West-Berlijn blijven bezoekers aan de stad intrigeren. Bovendien zorgt de stedenbouwkundige metamorfose ervoor dat het straatbeeld keer op keer verandert. Geïnteresseerden kunnen hun hart ophalen aan de nieuwste ontwikkelingen in de inrichting van het stadslandschap. De noodzaak van de vele bouwwerkzaamheden wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de verplaatsing van de Bondsregering van Bonn naar Berlijn. Waar in Bonn als gevolg hiervan gezocht moet worden naar een alternatieve economische basis, is de nieuwe hoofdstad van Duitsland naarstig op zoek naar een gemeenschappelijke identiteit. Het stadsbestuur lijkt deze gevonden te hebben in de ambitie een Europese metropool te worden. In samenwerking met het omliggende gebied Brandenburg probeert Berlijn met behulp van een neoliberaal economisch beleid aan te haken bij de ontwikkelingen in andere grootstedelijke gebieden in Europa. De stedenbouwkundige en economische herstructurering heeft de integratie tussen 'Ossies' en 'Wessies' niet kunnen bespoedigen. Veel Oost-Berlijners hebben moeite zich aan te passen aan de nieuwe economische omstandigheden en herkennen zich niet in de prestigieuze projecten als op de Potsdamer Platz. Zij vormen de 'drop outs' die de metropolitaanse ambities niet bij kunnen benen en steeds minder een beroep kunnen doen op sociale voorzieningen in de vorm van uitkeringen en goedkope huisvesting. Geen wonder dat sommigen terug verlangen naar de tijden van de DDR. In dit nummer van AGORA staat Berlijn centraal als nieuwe hoofdstad van de Bondsrepubliek. Niet alleen wordt ingezoomd op de kansen en problemen van de herenigde stad. Ook ontwikkelingen die in heel Duitsland spelen komen aan de orde. De voormalige hoofdstad Bonn wordt eveneens niet vergeten. In het 'Varia'-gedeelte van dit nummer geven Frans Thissen en Kees de Hoog in aansluiting op het oktobernummer hun visie op de ontwikkelingen in het landelijk gebied. Verder een verslag van het congres van het Nederlands Studie Centrum over de integrale wijkaanpak en artikelen over kantoren en distributiecentra.

Volume 16 • Nummer 4 • 2000 • Het platteland van de toekomst

In de ruimtelijke wetenschappen is het meestal de stad voor en de stad na. Slechts weinig aandacht gaat daarentegen uit naar het landelijk gebied. Zoals het begrip 'buitengebied' al aangeeft, wordt het platteland vanuit stedelijk perspectief vaak als restruimte beschouwd en daarmee buiten het aandachtsveld gesloten. Weinig onderzoekers wagen zich dan ook buiten de bebouwde kom. Het gevolg is dat de wetenschappelijke productie met betrekking tot het landelijk gebied niet in verhouding staat met de boekenkasten die ieder jaar worden volgeschreven over stedelijke ontwikkelingen. Dit komt ook tot uiting in het onderwijs op universiteiten en in de vakbladen. Ook AGORA besteedt over het algemeen niet veel aandacht aan het platteland. Toch laat de redactie het landelijk gebied zeker niet links liggen. In het besef dat kennisachterstand de belangrijkste reden is voor de relatieve desinteresse, probeert AGORA met dit themanummer een bijdrage te leveren aan een hernieuwde aandacht voor het platteland. De toekomst van het landelijk gebied ligt momenteel voor een belangrijk deel op de tekentafel van de Rijksplanologische Dienst. AGORA ging op bezoek bij Hans van der Cammen en Yvon Hortsen om erachter te komen wat de RPD en de ooit te verschijnen Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening voor het platteland in petto hebben. Vooruitlopend op de Vijfde Nota verscheen een jaar geleden de Nota Belvedere. Volgens historisch-geograaf Henk Baas is deze Nota een positieve stap op weg naar een integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Een ander aandachtspunt voor de Vijfde Nota vormt de groeiende vraag naar wonen in het 'groen'. AGORA-redactrice Saskia Heins gaat op basis van haar promotie-onderzoek dieper in op de aantrekkingskracht van het platteland op mensen uit de stad. Ondanks de populariteit van het landelijke woonmilieu staat de leefbaarheid van het platteland nog steeds ter discussie. Volgens Frank van Dam is de inhoud van het begrip 'leefbaarheid' in de loop der jaren echter steeds veranderd. De vraag is voor wie het platteland leefbaar zou moeten zijn. Duidelijk is dat de agrariërs steeds verder in de verdrukking komen. Ook in België is dit het geval, zo laten Etienne van Hecke en Henk Meert zien, hoewel dé strijd om de ruimte in Vlaanderen heviger is dan in Wallonië. Boeren zoeken daarom naar nieuwe mogelijkheden om inkomsten te verwerven. Henrike Vogelzang onderzocht voor haar afstudeerscriptie het alternatief van de zorglandbouw. Of de landbouw zich op het platteland zal kunnen handhaven, zal de toekomst moeten uitwijzen. In het Variagedeelte is ruimte ingelast voor een bespreking van het drukbezochte congres dat AGORA op 5 juni organiseerde naar aanleiding van het themanummer 'Buren en buurten'. Pascal de Decker bekritiseert de doelmatigheid van het Vlaamse huisvestingsbeleid. Verder een reactie van Laura van Rossem op het inmiddels bekende Deltametropoolconcept, dat centraal stond in het aprilnummer. Corine Hoeben analyseert ten slotte de mogelijkheden van LETS.

Volume 16 • Nummer 3 • 2000 • Buren en buurten

Ter gelegenheid van het congres dat AGORA op maandag 5 juni in samenwerking met SISWO en de Amsterdamse Studievereniging voor Sociaal Geografen organiseert, is dit nummer geheel gewijd aan het thema 'Buren en buurten'. In de artikelen, afkomstig van universiteiten en instellingen in Nederland en Vlaanderen, worden verschillende aspecten van dit thema belicht. Allereerst licht gastredactrice Beate Volker, postdoc-onderzoeker bij de onderzoeksschool ICS en Capaciteitsgroep Sociologie van de Universiteit Utrecht, in de nu volgende bijdrage het spanningsveld tussen buren en buurten nader toe: "Onderzoek rond buren en buurten geniet de laatste jaren steeds meer aandacht. Niet alleen de wetenschap, ook populaire media wijden uitzendingen en artikelen aan dit onderwerp. Met dit themanummer en het hieraan verbonden congres gaat ook AGORA mee in deze trend. Maar waar komt deze belangstelling vandaan? Waarom interesse voor lokale gemeenschappen in een tijd waarin juist een wereldwijde buurtgemeenschap kan ontstaan, onafhankelijk van ruimtelijke beperkingen? Is het niet zo dat we onze buren nauwelijks nog zien, omdat we door het vele werk toch bijna nooit thuis zijn? Bovendien hebben we hen steeds minder nodig. Zorg, hulp met allerlei karweitjes, advies en vermaak zijn in de huidige samenleving meer en meer taken van instituties geworden, van staat en markt. Een mogelijke reden voor de hernieuwde belangstelling voor 'buren en buurten' is dat men wil weten of de buurt er inderdaad 'minder toe doet'. Men wil weten of er nog wel sprake kan zijn van een gemeenschap onder buren. Vertaald naar onderzoek leidt dit tot een aantal vragen die aan de orde moeten komen. Wat voor relaties hebben buren met elkaar? Zien buurten waar men contact heeft met elkaar er anders uit dan buurten waar men elkaar nauwelijks kent? Heeft het type woning waarin men woont invloed op de frequentie en aard van burencontacten? Heeft de buurt effect op individueel gedrag en individuele ontplooiingsmogelijkheden? Het intrigerende aan het onderzoek naar buren en buurten is dat het vraagstellingen uit de sociologie en de geografie combineert. Binnen de sociologie wordt veel onderzoek gedaan naar sociale netwerken, relatievorming en recentelijk ook steeds meer naar de effecten hiervan. In hoeverre ruimtelijke inrichting van belang is voor het aangaan en het onderhouden van relaties is tot op heden echter nog niet voldoende onderzocht. In de geografie wordt de compositie en ruimtelijke inrichting van buurten bestudeerd en worden buurtkenmerken vergeleken maar er wordt niet of nauwelijks ingegaan op concrete relaties onder buren. Op het punt, waar beide disciplines empirisch en theoretisch samenvallen, is er nog weinig systematische kennis. Het onderzoek dat er is, beperkt zich meestal tot vergelijkingen van bepaalde buurten; het zijn casestudies die meer illustratief dan representatief zijn. Maar ook representatief sociologisch onderzoek onder buren is er beslist niet veel. Voor zover ik weet is het PRESOS-onderzoek uit 1987 het enige representatieve onderzoek onder buren. Hier zijn er helaas zo goed als geen buurtkenmerken opgenomen. Recentelijk is in Utrecht een grootschalige survey afgerond waar zowel buurtkenmerken als relaties onder buren bestudeerd worden. De resultaten van dit onderzoek zijn binnenkort beschikbaar. De lokale gedetermineerdheid maakt burenrelaties bijzonder: men kan er niet onderuit om elkaar af en toe te zien, sommige dingen over elkaar te weten en de ruimte in een buurt met elkaar te delen, ook al heeft men niet direct voor elkaar gekozen. Wat weten we nou over relaties onder buren? Buren zijn belangrijk voor praktische steun, hulp die vrijwel direct nodig is en in hulpsituaties die niet per se lang zullen blijven duren. Het cliché van het lenen van een kopje suiker is een sprekend voorbeeld hiervan. Daarbij zijn burenrelaties vrijwel altijd zwakke relaties: men is niet gauw een hechte vriend van zijn buurman. Juist daarom zijn burenrelaties een goede indicator voor sociale cohesie: het is niet bijzonder dat men veel contacten onderhoudt met vrienden of familieleden, maar als men veel, gevarieerde en frequente contacten heeft met zwakke relaties, zoals buren, is dat veel opmerkelijker. Cruciaal voor de frequentie van contacten onder buren zijn twee factoren: ten eerste de tijd die men doorbrengt in de buurt en ten tweede de 'tijdshorizon' die men in de buurt heeft. Zo hebben huiseigenaren bijvoorbeeld meer contact met buren dan huurders, simpelweg omdat ze langer in de buurt blijven wonen en daardoor ook meer voor de buurt doen. Ouderen en families met kinderen hebben meer contacten met buren omdat ze vaker in de buurt aanwezig zijn. Wat waarschijnlijk ook een belangrijke rol speelt voor het aangaan en onderhouden van relaties onder buren zijn de voorzieningen in een buurt. Postkantoren, huisartsen, buurtcentra, scholen, speeltuinen zijn ontmoetingsplaatsen waar mensen contact leggen. Door de tijd heen zijn lokale gemeenschappen wel veranderd. Ze zijn opener geworden en mensen zijn minder afhankelijk van buren. Maar dat wil niet zeggen dat burenrelaties verdwijnen. In sommige opzichten neemt het belang van de buurt waarschijnlijk juist toe. Werk wordt bijvoorbeeld steeds flexibeler, mensen werken vaker in deeltijd en steeds meer thuis. Hierdoor zullen mensen ook vaker thuis zijn, vaker in de buurt."

Volume 16 • Nummer 2 • 2000 • De Deltametropool

Begin 1998 publiceerden de wethouders ruimtelijke ordening van de vier grote steden een ,gezamenlijke visie op de toekomstige inrichting van het gebied dat tot dan toe bekend stand onder de naam 'Randstad'. Het initiatief kreeg de naam Deltametropool. Vervolgens werd het lange tijd stil, maar eind 1999 kwam de Deltametropool opnieuw opvallend in de publiciteit. Inmiddels hebben ook acht middelgrote Randstadgemeenten en diverse belangengroepen zich bij de Deltametropool aangesloten. Wat houdt deze visie eigenlijk in, hoe verhoudt de Deltametropool zich tot de aanstaande Vijfde Nota en hoe denkt de vakwereld over dit initiatief? Meer hierover in dit nummer van AGORA.

Volume 16 • Nummer 1 • 2000 • Eilanden

Eilanden zijn voor lV-makers, geografen en antropologen fascinerende verschijningen. De eigenlijke betekenis ("Een stuk land, aan alle zijden omringd door water") en de bredere betekenis ("eilanden van welvaart of armoede") wijzen beide op isolement, op een status aparte. Het is vooral de ruimtelijke afzondering die leidt tot beschouwingen over eilandculturen en over het positieve en negatieve van segregatie.In het eerste nummer van de nieuwe eeuw neemt AGORA voormalige, bestaande en nieuwe eilanden onder de loep. Bestaat de eilandencultuur nog op ingepolderde Nederlandse eilanden? Komt de populariteit van eilanden als nieuwbouwlokatie alleen voort uit het wonen aan het water of speelt ook het eilandgevoel een rol? En wat is het eilandengehalte van duurdere nieuwbouwprojecten in armere stadswijken?

Volume 15 • Nummer 5 • 1999 • Stad & Milieu

De stad en milieu. Ondanks het besef dat zonder aandacht voor het milieu de stad onleefbaar wordt, staan de twee termen vaak nog op gespannen voet, zoals alle protesten tegen de autovrije zondag recentelijk illustreerden. Ook op andere gebieden is het onderwerp actueel in de planvorming en de ontwikkeling van beleid. Termen als geluidsbelasting en duurzaam bouwen zijn tegenwoordig dagelijkse kost voor veel ambtenaren. Milieufondsen schieten als paddestoelen uit de grond, en bij elk nieuwbouw- of herstructureringsproject worden groen- en/of watervlakken als de oplossing gezien voor verpaupering. Maar milieu in de stad gaat verder: van witte fietsen tot betaald parkeren, overal zit een milieudoelstelling achter. AGORA zal in het volgend nummer bekijken of alle goede bedoelingen ook in de leefomgeving terug te vinden zijn.

Volume 15 • Nummer 4 • 1999 • Zeeland

Eeuwen lang werd er in Zeeland gestreden tegen het water. Bij de watersnoodramp van 1 februari 1953 kwamen 1835 mensen om het leven. Als reactie op de ramp werd gestart met het grootste en kostbaarste infrastructuurproject in de Nederlandse geschiedenis: het Deltaplan. Maar water brengt ook voorspoed. De waterrijke omgeving van Zeeland is nu een belangrijke toeristische trekker en in het verleden was de handel over water een belangrijke bron van inkomsten. De overzeese sporen van deze tochten zijn nog steeds zichtbaar, in de eerste plaats natuurlijk in de vorm van Nieuw-Zeeland. Ook in de Verenigde Staten is de naam Zeeland nog zichtbaar in plaatsnamen: Zeeland, North Dakota (197 inwoners) en Zeeland, Michigan (5417 inwoners). Dit nummer brengt AGORA een bezoek aan Zeeland, Nederland. Liefhebbers kunnen zelf op bezoek gaan bij Zeeland, Michigan: http://www.ci.zeeland.mi.us.

Volume 15 • Nummer 3 • 1999 • Kunst

Het volgende nummer van AGORA zal gaan over het thema kunst. Aan een definitie van kunst zullen ons hierbij zeker niet wagen, wel gaan we in op de betekenis die kunst kan hebben voor de (openbare) ruimte en de mensen die zich hierbinnen bewegen. Bijvoorbeeld op kunst als de motor van grote ruimtelijke projecten of juist van langzamere verschuivingen in stedelijk grondgebruik. Economisch achtergebleven stedelijke lokaties zijn vaak incubatiemilieus voor kunstenaars, in de ruime zin des woords. Kunst, of meer concreet, culturele voorzieningen, kunnen ook op kortere termijn een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van stedelijke centra. Kunst is een belangrijk consumptiegoed waar direct en indirect, bijvoorbeeld door de aangetrokken toeristen, veel profijt mee behaald kan worden. Hoe wordt kunst gebruikt bij de inrichting van nieuwe en bestaande openbare ruimte? Hoeveel geld hebben gemeenten hieraan te besteden en wie beslist over de besteding hiervan? Antwoorden hierop in de volgende kunstzinnige AGORA.

Volume 15 • Nummer 2 • 1999 • Vakantie

We bereiden ons voor op de zomer met een themanummer over vakantie. Naast een overzicht van de populairste bestemmingen, geeft AGORA een kijkje achter de schermen van een hotelboerderij. Verder aandacht voor cruiseschepen in Amsterdam en een reis van honderd jaar geleden. Tegenwoordig blijken vooral verre bestemmingen favoriet. AGORA verkent de markt voor avontuurlijke vakanties, terwijl de redactieleden hun favoriete bestemmingen laten zien!

Volume 15 • Nummer 1 • 1999 • Grote-stedenbeleid

AGORA opent 1999 met een themanummer over het grote-stedenbeleid.Onder deze noemer tracht de overheid al enige jaren de problematiek van grote steden integraal te lijf te gaan. Sociale achterstand, gebrekkige integratie van etnische minderheden en economische activiteiten die te weinig banen scheppen, moeten uiteindelijk tot het verleden gaan behoren. Naast een overzicht van het grote-stedenbeleid ook aandacht voor ervaringen 'uit het veld'.

Volume 14 • Nummer 5 • 1998 • Water

De afgelopen tijd is weer pijnlijk duidelijk geworden dat een groot deel van Nederland onder de zeespiegel ligt. Ondergelopen weilanden en woningen, weggespoelde tuinen en ingestorte kassen bepaalden het nieuws. In het decembernummer van AGORA staat dan ook 'water' centraal. Hierbij wordt vooral gekeken naar de rol die het water in de ruimtelijke ordening speelt of kan spelen. Een interview met Rijkswaterstaat, de functie van waterschappen en het duurzaam gebruik van water zijn enkele onderwerpen. Ook komt aan bod hoe Nederlandse waterkennis wordt gebruikt in het buitenland en nemen we een kijkje op een woonboot. In AGORA vindt u een stroom aan informatie!

Volume 14 • Nummer 4 • 1998 • Religie

Religie is niet bepaald een thema dat men snel met de in AGORA gangbare onderwerpen associeert. Ten onrechte, zo zal uit dit nummer blijken. De tegenstelling tussen katholieken en protestanten uit zich in de ruimtelijke spreiding van beide geloofsgemeenschappen. Deze spreiding komt aan bod in het openingsartikel. Hoewel in de laatste decennia zowel de katholieke als de protestantse invloed in de samenleving sterk is afgenomen, bestaat er nog altijd een protestantse biblebelt. Ook de niet-christelijke godsdiensten, de islam voorop, zijn erg ongelijkmatig over het land verspreid, met een sterke concentratie in de grote steden. AGORA wijdt dan ook een artikel aan locatie, vormgeving en invloed op de omgeving van moskeeën in Amsterdam. Een bijzondere vorm van geloofsbeleving is de bedevaart. Deze voert lang niet altijd over de landsgrenzen. Ook in Nederland zijn nog honderden bedevaartplaatsen te vinden, waarvan een groot deel nog jaarlijks door duizenden gelovigen bezocht wordt. De specifieke geografische en architectonische aspecten van deze bedevaartlocaties warden in deze AGORA belicht. In de visie wordt aandacht besteed aan de inpassing van religieuze gebouwen in nieuwbouwwijken. Verder komen in deze AGORA de huisvesting van religieuze gemeenschappen in Amsterdam-Zuidoost en een visie op de ontwikkelingen van begraafplaatsen aan bod. En wat, tot slot, te denken van een makelaar die zich gespecialiseerd heeft in religieus vastgoed?

Volume 14 • Nummer 3 • 1998 • Media

Ook deze keer kan de lezer zonder tussenkomst van muis of toetsenbord kennis nemen van het nieuwste nummer van AGORA. Via het inmiddels traditionele, maar nog wel lekker tastbare, medium tijdschrift zet de redactie in dit nummer een aantal ontwikkelingen rond nieuwe en traditionele media in de schijnwerpers. Media hebben altijd al de functie gehad om dichtbij te halen wat ver weg is. Maar niet alleen wat van ver komt is lekker. Lokale media brengen wat dichtbij is nog (steeds) dichterbij. Wei is er steeds minder sprake van eenrichtingsverkeer tussen zender en ontvanger. Nieuwe media zijn interactief, zowel om de materiële behoeften te bevredigen –denk aan teleshoppen- als om onze ideële behoeften te bevredigen, zoals bij interactieve besluitvorming. Soms ook maken de nieuwe media ver weg wat eerst dichtbij was: het contact van mens tot mens. Dan is voelbaar dat nabijheid essentieel blijft.

Volume 14 • Nummer 2 • 1998 • Haaglanden

In dit nummer zet AGORA de regio Haaglanden in de schijnwerpers. De absolute blikvanger binnen deze regio is uiteraard de residentie Den Haag. Een stad die volop in ontwikkeling is en van haar traditionele, ietwat dorpse imago af wil. Den Haag wil een metropool warden en is bereid daarvoor forse investeringen te doen. Het stadhuis was enkele jaren geleden een eerste aanzet in die richting. De komende jaren zal bovendien uit de 'grootste bouwput van Nederland' het Nieuwe Centrum van de stad verrijzen. De stedenbouwkundige en architectonische aspecten van de meest in het oog springende bouwprojecten van 'Nieuw Centrum' zullen in dit nummer warden belicht. Als woonmilieu stand Den Haag eigenlijk altijd al hoog aangeschreven en dat wil men graag zo houden. Evenals in de andere grote steden zal ook in en om Den Haag de komende jaren veel gebouwd moeten warden. Hierbij wordt de gemeente echter geplaagd door ruimtenood en een niet al te toeschietelijke houding van de randgemeenten en de provincie. Ook dit aspect wordt in AGORA belicht. De regio Haaglanden is echter meer dan Den Haag alleen. Zo is er bijvoorbeeld het Westland, waar een deel van de kassen plaats moet gaan maken voor bedrijfsterreinen, woningbouw en recreatie. Welke ontwikkelingskansen krijgt het Westland met dit meer gevarieerde functie-aanbod, en kan dit gebied wellicht een oplossing bieden voor de ruimtenood van Den Haag? Daarnaast is er in dit nummer aandacht voor ontwikkelingen in de regio als geheel. Hierin komen onder andere de aspecten segregatie naar inkomen en etniciteit, en het economisch profiel van de regio aan de orde.

Volume 14 • Nummer 1 • 1998 • Criminaliteit

Volgens cijfers van het CBS loop de kleine criminaliteit in Nederland terug: er zijn minder slachtoffers van diefstal, vernielingen, geweld, doorrijden na een ongeval et cetera. Criminaliteit is een breed begrip en staat onmiskenbaar de laatste tijd meer in de publieke belangstelling. Niet in de laatste plaats als gevolg van de brede maatschappelijke vertakkingen van fenomenen zoals beursfraude, spraakmakende rechtszaken tegen grote drugscriminelen en zinloos geweld. In dit nummer van AGORA wordt aandacht besteed aan een aantal ontwikkelingen op verschillende schaalniveaus van het thema criminaliteit. Zo is het Ministerie van Justitie recent een project gestart om met behulp van justitiebureaus op buurtniveau, in samenwerking met alle betrokken partijen, een beter resultaat te bereiken bij de bestrijding van de lokale criminaliteit. Een ander onderdeel van dit thema zijn de beschikbare statistieken rand criminaliteit: als onderlegger voor veel beleid onmisbaar maar ook vol valkuilen en interpretatiemogelijkheden. Criminaliteit en drugs vormen een hecht duo. Dit probleem heeft naast haar lokale betekenis een duidelijk internationale dimensie. In een artikel warden de belangrijkste productiegebieden in de wereld en de aanvoerroutes in beeld gebracht waarmee het mondiale karakter van dit probleem treffend in beeld wordt gebracht.

Volume 13 • Nummer 5 • 1997 • De kust

De Nederlandse kust is een interessant gebied voor geografen en planologen. Niet alleen vormt het een scherpe scheidslijn tussen land en water, het is ook een arena waar allerlei belangen elkaar treffen: de kust als natuurgebied, de kust als recreatiegebied en de kust als woon- en werklocatie. De belangrijkste actoren in deze arena zijn de rijksoverheid, de provincies, de waterschappen, de kustgemeenten en de natuurorganisaties. Zij moeten rekening houden met de belangen van bewoners, recreanten en toeristische industrie. In het openingsartikel wordt een korte schets gegeven van de kansen en bedreigingen bij de handhaving van de kust, en de rol van de rijksoverheid daarin. De wezenlijke veranderingen in de kustzone, zoals zeespiegelstijging, winning van zand en aardgas, bebouwing van de kustzone en kustuitbreidingsplannen, vragen een stevige planologische inspanning om de kustlijn op zijn plaats te houden. Ook neemt AGORA een kijkje in de keuken in Zandvoort. Elke zichzelf respecterende badplaats probeert een plaats te verwerven op de toeristische kaart. En dat verloopt niet zonder slag of stoot. Het duingebied is van oudsher een vestigingsgebied geweest, en heeft een eigen bewoningsgeschiedenis en bewoningspatroon. AGORA steekt zijn kop in het zand en blikt terug. De kust nodigt uit tot uitbreidingsplannen . Regelmatig duiken er allerlei kustprojecten waarvan het plan Waterman, een vliegveldlocatie en de tweede Maasvlakte de bekendste zijn. Verder wordt er aandacht besteed aan de kunst -en het achterliggende economisch belang- van het bouwen van zandkastelen. Kortom, een thema dat u uitnodigt voor een strandwandeling.

Volume 13 • Nummer 4 • 1997 • Toekomst

Met het jaartal 2030 warden we geprikkeld om na te denken over het Nederland voor de komende generaties. We proberen eens in te denken wat de omstandigheden zullen zijn waaronder mensen zullen wonen, werken en recreëren . Met het extrapoleren van wat huidige ontwikkelingen komen we er niet. Daarvoor is de tijdhorizon te ver. Het denken in de tijd heeft niet alleen de afgelopen maanden een respectabele berg studies en verkenningen opgeleverd, maar zal dat ook de komende maanden doen. Kennelijk is er weer een moment in de tijd aangebroken om vooruit te blikken. In dit nummer van AGORA blikken wij op verschillende manieren mee. In de Woonverkenningen voor het jaar 2030 kijken we in het volkshuisvestelijke koffiedik. De constatering dat tachtig procent van de woningen in dat jaar er nu reeds staan, relativeert enigszins. Verschillende toekomstscenario's voor ons land worden op hun economische perspectief beoordeeld door Lambooy. Vanuit het Nederlands lnterdisciplinair Demografisch lnstituut (NIDI) wordt de bevolkingsontwikkeling en de hiermee gepaard gaande ruimtelijke verdeling belicht.

Volume 13 • Nummer 3 • 1997 • Kleine luchtvaart

Terwijl er in Nederland een waar luchtvaartdebat woedt met als inzet de uitbreiding van Schiphol, blijft een ander onderdeel van het lucht vaartbeleid in Nederland onderbelicht: de rol en positie van de kleine luchtvaart. Naast de Perspectievennota Toekomstige Nederlandse Luchtvaart lnfrastructuur (TNLI) is de Perspectieven Nota Kleine Luchtvaart lnfrastructuur (KLI) verschenen. Onder de kleine luchtvaart wordt verstaan klein zakelijk, recreatief, les- en maatschappelijk luchtverkeer (zoals inspectie vluchten van brandweer, kustwacht en politie). Uit onderzoek blijkt dat een even groot deel van de bevolking ernstige hinder ondervindt van de verschillende vormen van deze kleine luchtvaart zoals reclame-sleepvliegtuigjes. De spreiding van de hinder vertoont weinig relatie met de aanwezigheid van luchtvaartterreinen. In dit nummer wordt de positie van de kleine luchtvaart geschetst en op een aantal aspecten daarvan wordt nader ingezoomd. Zo wordt onder meer stil gestaan bij de traumahelikopter in het kader van het maatschappelijk luchtverkeer. Maar ook vormen van luchtverkeer die niet in de nota KLI zijn opgenomen, zoals het zweefvliegen, warden belicht. Ook hier blijkt er strijd om de schaarse ruimte.

Volume 13 • Nummer 2 • 1997 • Ruimtelijke ordening en sport

Sport is goed en gezond voor de mens; toch is in de ruimtelijke ordening de sportsector waarschijnlijk de meest onderbelichte sector. Veel sportbeoefenaren maar ook sportbewonderaars trekken vooralsnog aan het kortste eind. Aan de rand van Amsterdam moet een groot tennispark verdwijnen, om plaats te maken voor de Bank. In Amerika ligt dit anders. Daar bevinden sportvelden zich nog te midden van woonwijken . Van deze accommodaties wordt een paar keer per week gebruik gemaakt. Toch zit er enige vooruitgang in het denken over ruimtelijke planning. Zowel op rijks- als gemeentelijk niveau begint men in te zien dat de nabijheid van sportvoorzieningen bijdraagt aan de leefbaarheid van een wijk. 'Rood' en 'groen' komen op de stadsplattegronden meer en meer met elkaar in evenwicht. Daarnaast warden steeds meer multifunctionele sportaccommodaties ontwikkeld voor een populatie die meer tijd over heeft om te ontspannen. In dit themanummer wordt stilgestaan bij de invloed van sport op de ruimtelijke ordening. Hoe warden sport- maar ook recreatieve voorzieningen gepland op een Vinex-locatie? En hoe staat het met het gemeentelijk- en rijksbeleid ten aanzien van sportvoorzieningen? Ook wordt nader ingegaan op de (matige) architectuur van sportvoorzieningen en krijgt de lezer een antwoord op de vraag of multifunctionele sportcentra een aantrekkelijke belegging vormen. Laat Ajax gewoon drie wedstrijden per week thuis spelen!

Volume 13 • Nummer 1 • 1997 • Multinationale horeca

De snackbar op de hoek, het familiehotel, de chinees of de pizzeria hebben er de laatste jaren geduchte concurrenten gekregen van internationaal opererende hotel-restaurant- en café-ondernemingen. Veranderingen in onze eet- en drinkgewoonten hebben ook ruimtelijke consequenties. De groei van horecavestigingen in de vorm van fastfoodketens heeft de afgelopen tien jaar ontegenzeggelijk zijn sporen achtergelaten in het (stedelijke)landschap. Zo vormen de moderne totempalen met logo's bakens voor de reiziger langs de snelwegen en hebben ze een zeer zichtbare plek opgeeist in onze binnensteden. De opmars van deze buitenlands ketens zet zich door, zowel in meer vestigingen van bestaande ketens alsook in nieuwe formules die een start zullen gaan maken. In dit themanummer wordt onder meer een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de buitenlandse restaurants in Nederland en van de actuele stand van zaken op het specifieke gebied van de multinationale horeca. Nader wordt ingezoomd op de opmars van de Ierse pubs in ons land en op het spanningsveld dat horeca kan oproepen in een binnenstedelijke situatie. Daarnaast staat een 'eetsociologische' kijk op horeca op de menukaart van dit nummer.

Volume 12 • Nummer 5 • 1996 • Knooppunt Arnhem-Nijmegen

In dit nummer van AGORA staat het Stedelijk Knooppunt Arnhem-Nijmegen centraal. Getuige een onlangs verschenen evaluatierapport gaat het gebied het voor de wind: op schema lopende, ambitieuze plannen gaan de Nijmegenaar en Arnhemmer van (nieuw) werk voorzien, huisvesten en laten ontspannen. Deze op het eerste oog 'gebundelde' samenwerking is niet altijd even vanzelfsprekend geweest. Lange tijd hebben Arnhem en Nijmegen zich onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. Naast natuurlijke barrières (Rijn en Waal) hebben ook historische, culturele en religieuze achtergronden ervoor gezorgd dat beide steden in verschillende richtingen hun groei doormaakten; Arnhem meer als bestuurs- en kantorenstad, Nijmegen meer als universiteits- en bedrijvenstad. Sociale problemen, ruimtenood en vervoersvraagstukken gaven vanaf eind jaren tachtig aanleiding voor een verbeterde onderlinge verstandhouding. Tezamen gaat men voortaan de problemen te lijf. In het interview is de voorzitter van het Projectbureau-KAN aan het woord. Welke kansen en bedreigingen zijn er in het gebied aanwezig? Op compacte wijze wordt vervolgens weergegeven wat vooraf is gegaan aan de totstandkoming van het KAN. Is het KAN nu wel of geen stadsprovincie? In Visie is het KAN in Europees verband geplaatst. Vervolgens warden twee speerpunten van het beleid besproken. De geplande infrastructuur zoals Hogesnelheidslijn, Betuwelijn en het Multimodaal Transport Centrum Valburg is allesbepalend. Daarnaast wordt besproken of er in het KAN-gebied ruimte is voor echte toplocaties voor kantoren, de zogenaamde 'Qualtity-Kan locations'? Tussen deze gebouwde omgeving zal een groene long voor de recreatieve en toeristische functie tussen beide steden moeten zorgen Het gebied kent, zoals uit de artikelen naar voren komt, weinig bedreigingen. Men is zeer positief gestemd. Toch is het niet onbelangrijk te vermelden dat het aantal (geografie)studenten dat zich om het KAN-gebied kommert zeer gering is. Is het te complex of niet interessant genoeg?

Volume 12 • Nummer 4 • 1996 • Buurtbeheer

Het thema van dit nummer van AGORA lijkt eenvoudig: buurtbeheer. Deze eenvoud is echter bedrieglijk. De eerste vraag is wat buurtbeheer eigenlijk is. Letterlijk zegt de term niets anders dan dat het gaat om activiteiten gericht op het beheren van de buurt. Dit roept vragen op als: om welke activiteiten gaat het, en om welke activiteiten zou het moeten gaan, welke doelstellingen worden daarbij gehanteerd, en zouden daarbij gehanteerd kunnen warden, wie houden zich in de praktijk met buurtbeheer bezig, en wie zouden dat kunnen of moeten zijn, welke economische factoren spelen een rol en hoe wordt bepaald of bepaalde vormen van buurtbeheer effectief zijn. In het themagedeelte van dit nummer wordt een aantal aspecten van buurtbeheer behandeld, en waar mogelijk met elkaar in verband gebracht. In Visie vraagt Paul Schilfgaarde aandacht voor de vrije markt als mechanisme dat kan zorgen voor de realisatie van een aantal doelstellingen van het buurtbeheer. AGORA-redacteur Eddy Bleeker stelt daartegenover dat een aantal van de taken die tegenwoordig vaak aan buurtbeheer warden toebedeeld, in feite tot het takenpakket van de gemeente of de deelraad behoren. In een interview spreekt de Utrechtse socioloog Hortulanus zich uit over een aantal aspecten van buurtbeheer, sociale structuur, bewonersparticipatie en leefbaarheid. Rients Dijkstra behandelt de relatie tussen buurtbeheer en economische factoren en Paul Oostveen vertelt over buurtmonitoring- of buurtinformatiesystemen. Verder is er een artikel van redacteur Peter Gramberg over de wijk Lombok in Utrecht en geeft Joost Bos een overzicht van het werk van een aantal buurtontwikkelingsmaatschappijen. Behalve buurtbeheer komen in dit nummer allerlei andere onderwerpen aan de arde: theaters, corridors, mobiliteit, spelende kinderen, Kopenhagen en IJburg. Aan deze nieuwe Amsterdamse uitbreiding zijn twee artikelen gewijd. De gemeentelijke projectgroep licht haar ontwerp toe; studenten uit verschillende Europese landen laten zien dat er ook alternatieven zijn. Verder een overzicht van in dit jaar verschenen proefschriften.

Volume 12 • Nummer 3 • 1996 • Besluiten over ruimte

Het thema van deze AGORA is de relatie tussen ruimtelijke ordening en besluitvorming. De ruimtelijke ordening wordt geconfronteerd met verschuivende en/of vervagende grenzen of juist met opdoemende nieuwe grenzen. De Europese eenwording leidt tot vervaging van de binnengrenzen en tot een sterkere vervlechting van regionale vraagstukken. Dit roept de vraag op wat het optimale schaalniveau voor regionale en lokale overheden is, en hoe moet warden omgegaan met grensoverschrijdende beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening en infrastructuur. Hoe moeten de verschillende ruimtelijke autoriteiten op elkaar warden aangesloten? En hoe kan warden omgegaan met de cultuurverschillen in regio's die tot voor kart gewend waren hun ruimtelijke ordening zelfstandig vorm te geven? Een andere vraag is hoe burgers en maatschappelijke partijen meer bij besluitvormingsprocessen te betrekken. De noodzaak hiertoe wordt in de complexe wereld van vandaag steeds meer gevoeld. Maar hoe ervoor te zorgen dat inspraak enerzijds geen holle frase, maar anderzijds ook geen inhoudsloze chaos, wordt? Om burgers en andere maatschappelijke partijen in een eerder stadium, en op een zinvolle wijze, bij het planproces te betrekken, is het nodig hun bijdrage op een gestructureerde manier vorm te geven. De hier geschetste problematiek is te complex om binnen een uitgave in AGORA in alle volledigheid te behandelen. De artikelen en interviews die wij hier bieden geven een eerste aanzet tot inzicht in enkele aspecten van genoemde problemen; ze geven bovendien zicht op het verschil in de manier waarop in Europees en in Nederlands verband over besluitvorming en ruimtelijke ordening wordt nagedacht.

Volume 12 • Nummer 2 • 1996 • Landelijk gebied

Landbouw is nog altijd de belangrijkste economische drager in het minder verstedelijkte deel van Nederland. Het belang van de sector zit vooral in de toeleverende en verwerkende bedrijvigheid die gegenereerd wordt. De verwachting is echter dat de sector verder zal krimpen, zeker wat betreft werkgelegenheid. In een aantal regio's zijn de gevolgen daarvan nu al voelbaar. Daar is het hard nodig dat andere economische motoren gestimuleerd warden. 'Recreatie' blijkt in veel gevallen het toverwoord te zijn. Hans Hillebrand en Niels van den Eeden van het LEI behandelen het ruimtelijk beleid ten aanzien van landelijk gebied: het koersenbeleid van de Vinex en het natuurontwikkelingsbeleid van ondermeer het Structuurschema Groene Ruimte. Een interessante opmerking in hun bijdrage is dat agrariërs in veel gevallen onbezoldigde natuurbeheerders zijn. Ook het jongste lid van de familie Vernieuwing wordt genoemd: plattelandsvernieuwing. In een ander artikel wordt kart beschreven hoe het daar mee staat. Plattelandsvernieuwing heeft mede als doel de leefbaarheid in kleine kernen te handhaven of te verbeteren. De heer Hardus, coördinator van de Vereniging van Kleine Dorpen in Groningen geeft zijn mening hierover. Uit de bijdrage van Brigitte Wanders en Anja Brands blijkt hoe jonge boerinnen voor zichzelf een leefbare omgeving creëren. Een centraal onderwerp in de meeste artikelen is bestuurlijke vernieuwing, en zeker de behoefte daaraan. Louis Meuleman van de RPO geeft aan hoe het rijk daar over denkt, en legt uit hoe de nationale overheid haar ideeën aan andere overheden probeert over te brengen. 'Sturing op afstand' is het motto, hetgeen lagere overheden meer ruimte laat maar waardoor de doorwerking van bijvoorbeeld het koersenbeleid te wensen over laat. In sommige gebieden is volgens Meuleman een tegenstelling te zien tussen de belangen van natuur en milieu. Milieuvriendelijke melkveehouderij bijvoorbeeld heeft meer ruimte nodig, ruimte die ook voor natuurontwikkeling opgeëist wordt. Aloys Kemperman laat zien hoe dat in Zuidoost-Friesland uitpakt. Naar goed planologisch gebruik zijn in de loop der jaren voor het landelijk gebied talloze scenario's, ontwikkelingsschetsen en koersen bedacht. Han Lorzing wijst ons in zijn Visie erop dat blauwdrukken niet werken. Hij schetst een aantal mogelijke trends en verwacht op grand daarvan een verdere fragmentarisering van het platteland. Verder in dit nummer van AGORA onder meer een discussie tussen Daan Drenth en Lambert van der Laan, naar aanleiding van het artikel van de laatste over forensisme in het vorige nummer.

Volume 12 • Nummer 1 • 1996 • Het nieuwe werken

'Het nieuwe werken': het is een mooie kreet, maar waar doet men dit eigenlijk? Thuis achter de pc, of in het gebouw van de baas? Of een beetje bij beiden? En hoe ziet deze werkomgeving eruit? Sinds de komst van de fax, pc, mobiele telefonie en het internet lijkt het wel alsof alles met alles samenhangt: telewerken is een potentiele oplossing voor het fileprobleem en kan grote voordelen hebben voor het milieu (electronen in een kabeltje nemen heel wat minder plaats in dan auto's op een weg). Telewerken kan echter ook nadelen hebben. Bijvoorbeeld voor kansarme groepen die door het telewerken in een nog afhankelijker en onzekerder positie kunnen komen. Wil het telewerken een serieuze kans krijgen, dan zal de techniek moeten verbeteren en zal de financiële aantrekkelijkheid verhoogd moeten warden. Bovendien zullen bedrijven en organisaties moeten leren bewuster met hun huisvesting, personeel en informatie om te gaan.

Volume 11 • Nummer 5 • 1995 • Architectuur als visitekaartje

Het Bonnefantenmuseum in Maastricht kon na de opening in recordtijd de honderdduizendste bezoeker verwelkomen. Waarschijnlijk heeft dat meer te maken met het gebouw dan met de museumcollectie. Het is een van de tekenen dat bijzondere gebouwen zich in een grote belangstelling mogen verheugen. Een bedrijf krijgt gratis publiciteit wanneer het zich mooi of op zijn minst opzienbarend huisvest: zie het gebouw van de Gasunie in Groningen of het hoofdkantoor van de ING in Amsterdam-Zuidoost. Nu zijn dat twee voorbeelden van gebouwen waarbij de uiteindelijke gebruiker van tevoren bekend was en het ontwerp van de toekomstige huisvesting heeft kunnen regisseren. Hoe anders is dat bij vele andere woningbouw- en kantorencomplexen: het ontwerp wordt gemaakt zonder enige kennis van de toekomstige gebruiker. Beleggers, ontwikkelaars en architecten weten weliswaar of er in hun nieuwe schepping gewerkt of gewoond zal warden, maar in de meeste gevallen tast men in het duister over de (sub)culturele stroming waartoe de toekomstige gebruiker behoort en over speciale wensen die mogelijk bestaan ten aanzien van vorm, kleur en materiaalgebruik. De vraag is hoe erg dat is en wat het gevolg zou moeten zijn voor de architectuur. Een architect heeft in geval van een anonieme klant de vrijheid zich in de zeer specifieke smaak van de mogelijke consument, in de 'algemene Nederlandse smaak' of louter in zijn eigen smaak te verplaatsen. In dit nummer van AGORA wordt aandacht besteed aan die keuze: voor wie is de architectuur het visitekaartje? Voor de architect, voor de gebruiker, voor de opdrachtgever? Welke rol speelt de 'architectuur als visitekaartje' bij verschillende soorten vastgoed? Zou Nederland dichtslibben met variaties op kantoren in spiegelglas en 'boerderettes' met een klomp aan de muur wanneer toekomstige gebruikers meer hun stempel op het ontwerp zouden kunnen drukken? Of zou daardoor juist het risicomijdende marktdenken warden doorbroken en er in het spel tussen opdrachtgever en architect boeiende variaties ontstaan?

Volume 11 • Nummer 4 • 1995 • Mobiliteit

De relatie tussen mobiliteit en ruimtelijke ordening staat de laatste tijd weer volop in de belangstelling. Schiphol, de A 37, de Noordzuidlijn, de Hoge Snelheids Lijn, de Betuwelijn, het zijn maar enkele van de vele projecten waar de laatste tijd over wordt gesproken en die alle hun repercussies hebben voor de ruimtelijke invulling van dit land. Onlangs kwam het ministerie van Verkeer en Waterstaat met eigen plannen voor een soort ringbebouwing in de Randstad die moet aansluiten op een net van stoptreinen. Parlementslid Adrie Duivesteijn van de PvdA heeft daar in het NRC ernstige kritiek op geuit, omdat aan die plannen geen visie op de Randstad ten grondslag ligt. Het soort problemen waar het hier om gaat is zeer complex, en kent vele aspecten. Mobiliteit en de mogelijkheden om infrastructuurprojecten te realiseren warden bepaald door de reeds bestaande ruimtelijke ordening. Tegelijkertijd zullen beslissingen over infrastructuur en de mobiliteit die daardoor ontstaat mede bepalend zijn voor de toekomstige ruimtelijke ordening. De interactie tussen mobiliteit en ruimtelijke ordening speelt zich bovendien af op zeer verschillende, maar met elkaar verweven, schaalniveaus: variërend van de aanleg van fietspaden en tramlijnen, tot de aansluiting van de Hoge Snelheids Lijn op Schiphol en kernen van de grote steden. Voeg daarbij dat analyse van deze problematiek betekent dat we te maken krijgen met een combinatie van technische, ruimtelijke, economische en maatschappelijke aspecten, en het zal duidelijk zijn dat dit onderwerp niet in enkele pagina's uitputtend is te behandelen. In dit nummer van AGORA warden daarom enkele aspecten van de relatie tussen mobiliteit en ruimtelijk ordening behandeld. Deze !open in schaalniveau op van een kleinschalig initiatief als de Buurt Auto Service in het Amsterdamse stadsdeel Westerpark, via het transferium in Groningen tot het zogeheten ARGUS-plan. Dit laatste is een plan dat gebaseerd is op een volledig andere visie op de Randstad dan het ringboemeltje van Verkeer en Waterstaat.

Volume 11 • Nummer 3 • 1995 • Toerisme

Toerisme is een verschijnsel dat vaak gebagatelliseerd wordt als zijnde leuk en ludiek. Economisch gezien is dat volstrekt onterecht. Het is de derde exportsector ter wereld en de belangrijkste bedrijfstak in Nederland. Het 'op vakantie gaan' is voor veel Nederlanders bijna een eerste levensbehoefte geworden. De Nederlander geniet van zijn fietsvakantie, komt even op adem aan het strand van de Middellandse Zee of beleeft een avontuur in Zuid-Amerika. Toerisme is ook een verschijnsel met veel innerlijke tegenstrijdigheden. Enerzijds is het een belangrijke bron van inkomsten voor veel economieën, anderzijds kan toerisme grote schade aanrichten aan kwetsbare natuurgebieden of kan toerisme een bron van ergernis vormen voor de bewoners van een gebied. In grote steden is het belangenconflict van toerist versus bewoner en omgeving waarschijnlijk nog het geringst. De gemeente Rotterdam bijvoorbeeld heeft de afgelopen tien jaar grote inspanningen verricht om het verblijfsklimaat te verbeteren en de toeristische aantrekkelijkheid te vergroten en met succes. Architectuur en gebouwde omgeving nemen hierin een belangrijke plaats in. Meestal veroorzaakt toerisme echter een groot aantal belangentegenstellingen. Kwantiteit en kwaliteit van ruimte zijn in veel gevallen voorwaarde voor een positieve vakantiebeleving. Ruimte om te wandelen, te skiën, te zeilen, ruimte om van het landschap te genieten. Bij een teveel aan toeristen, wordt dezelfde toerist echter een storend element in de beleving van andere toeristen. Bovendien richt de toerist soms schade aan het landschap. Vandaar dat 'duurzaam toerisme' een populair verschijnsel aan het worden is: toerisme met inachtneming van het natuurlijke draagvlak van een gebied. Een andere trend, met zowel negatieve als positieve consequenties, is het op vakantie gaan naar steeds verder weg gelegen bestemmingen. Deze ontwikkeling kan bijdragen aan een betere verstandhouding tussen culturen en tot een verbetering van de economische situatie in een aantal landen. Het bijbehorende vliegverkeer legt echter een zeer groot beslag op energiebronnen en is veroorzaker van veel luchtvervuiling. Op een lager schaalniveau biedt toerisme gemeenten een bron van inkomsten, maar tegelijkertijd veroorzaakt het een mobiliteitsprobleem. Gemeenten willen niet dat er minder toeristen komen in hun stad of dorp, en proberen door verkeersregulerende maatregelen de toeristenstroom in goede banen te leiden. Al met al legt toerisme veel beslag op schaarse middelen. Een zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen van toerisme door zowel toeristen, bedrijfsleven als overheid is noodzakelijk om bewuste keuzes te maken om ook de kwaliteit van toerisme in de toekomst veilig te stellen.

Volume 11 • Nummer 2 • 1995 • Zuid-Limburg

Waarom Zuid-Limburg als thema van deze AGORA? Daar zijn verschillende redenen voor. De provincie en de 'Euregio' waar zij tegenwoordig deel van uitmaakt, slagen er de laatste jaren goed in de aandacht op zich te vestigen. De stad Maastricht profileert zich met het verdrag dat daar werd gesloten, met het Bonnefanten Museum, de International Fine Arts Fair en in het algemeen als centrum voor kunst en cultuur. Ook de rest van Zuid-Limburg heeft succes. De regio blijkt geliefd als Europese vestigingsplaats voor Japanse multinationals, terwijl vliegveld Beek aan tafel zit met de grootste Duitse bedrijven en de Universiteit van Aaken om te overleggen over het soort diensten dat men kan aanbieden aan Duitse industrieen die hun researchcentrum in Aaken willen vestigen. Al deze activiteiten staan in het licht van de snelle opkomst van de Euregio waarvan Zuid-Limburg niet alleen deel uitmaakt, maar waarin het gebied ook een centrale plaats inneemt. Toch is het niet alleen maar hosanna wat de klok slaat. De problemen waarmee men kampt, hebben te maken met de beschikbare ruimte en met de erfenis van het verleden. Het inpassen van moderne industrieen en nieuwe activiteiten in een kleine regio waarvan de structuur in belangrijke mate is bepaald door de mijnbouw en door de traditionele landbouw, is niet eenvoudig. Voeg daarbij het beset dat Limburg beschikt over een uniek natuur- en landschapsschoon dat men zoveel mogelijk wil behouden en de complexiteit van de problemen wordt duidelijk. Het behoud van het Mergelland is in dit opzicht een 'case in point'. Het traditionele landschap van het Mergelland, dat min of meer wordt omsingeld door de 'stedenring' Maastricht-Luik-Aaken-Heerlen, wordt van alle kanten bedreigd. Binnen het landelijk gebied oefenen landbouw, natuur en recreatie druk uit op het oorspronkelijke karakter van het landschap. Vanaf de randen wordt het Mergelland ondertussen steeds meer ingesloten door de oprukkende industrieterreinen, woonwijken en vliegvelden. De provincie probeert al deze tegenstrijdige belangen met elkaar in overeenstemming te brengen door een op de VINEX-nota gebaseerd beleid waarin het onderscheid tussen stedelijk en landelijk gebied en tussen landbouw- en natuurareaal centraal staat. Zowel ruimtelijk als qua economisch/politieke problemen lijkt Zuid-Limburg een klein laboratorium voor de krachten en belangenconflicten die ook in de rest van Nederland de ontwikkelingen bepalen.

Volume 11 • Nummer 1 • 1995 • Bevolking

Veranderingen in de samenstelling van de bevolking zijn onopvallend omdat ze zich langzaam voltrekken. Een demografische ontwikkeling zal daarom nooit van de ene op de andere dag urgente problemen veroorzaken. Dat neemt niet weg dat de gevolgen op langere termijn zeer ingrijpend kunnen zijn en dat verstandige bestuurders daar nu vast rekening mee houden. De veranderende samenstelling van de bevolking zal ook consequenties hebben voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Ouderen waarvan de kinderen het huis uit zijn en die niet meer werken, kunnen in principe gaan wonen waar ze willen. Uit de Verenigde Staten zijn voorbeelden (Sun City) van 'bejaardensteden' bekend: nieuwe woongebieden die geheel zijn ingericht voor ouderen. In Nederland doet het begrip Drenthenieren opgang, ook in Zeeland. Doordat mensen steeds ouder warden en langer zelfstandig (moeten) blijven wonen, neemt het beslag van ouderen op de woningvoorraad toe. Het is heel goed denkbaar dat er maatregelen genomen moeten warden om de doorstroming van ouderen naar kleinere woningen te verplichten, zodat die (ruime) woningen beschikbaar komen voor startende en doorstromende jongere huishoudens. Na een jarenlange toename van de immigratie in Nederland heeft zich in 1994 een afname ingezet door verscherping van de toelatingsregels en strengere controle op illegalen. Ervaringen in de afgelopen decennia leren ons echter dat enkele jaren na de invoering van dergelijke drempels de immigratie toch weer toeneemt. Nederland is opgenomen in een mondiale migratiestroom, die alleen maar groter zal warden naarmate de bevolkingsdruk en de ellende in vooral Derde-Wereldlanden toenemen. Duidelijk is dat de culturele diversiteit in Nederland groter zal worden. Het moet voor velen een uitdaging zijn om de ruimtelijke neerslag van die diversiteit te 'monitoren'. Krijgen we op dit gebied Amerikaanse toestanden of slagen we erin de vele nieuwkomers op te nemen in de Nederlandse samenleving? Ontstaan er getto’s of kunnen we binnenkort de eerste Marokkaanse gezinnen in Bloemendaal, Haren en Rozendaal signaleren? Uit een in dit nummer besproken SCP-rapport blijkt dat de effecten van concentraties van minderheden zeker niet altijd negatief zijn. Maar de toenemende inkomensverschillen tussen arm en rijk in Nederland, de grote werkloosheid onder allochtonen en verschijnselen als ‘zwarte’ en ‘witte scholen’ zijn verontrustend. Zoals gezegd moeten verstandige bestuurders en beleidsmakers anticiperen op de veranderingen die ons de komende jaren te wachten staan. Waar nodig kan nu nog geëxperimenteerd warden, bijvoorbeeld met de huisvesting van bejaarde allochtonen. Het belangrijkste is echter dat we inzien dat het om structurele en ingrijpende ontwikkelingen gaat, die onze aandacht alleszins verdienen.

Volume 10 • Nummer 5 • 1994 • Detailhandel

Behalve de mogelijke liberalisering van de winkelsluitingstijden staan de Nederlandse detailhandel de komende jaren waarschijnlijk nog meer veranderingen te wachten. In dit nummer bekijkt AGORA hoe de plattegrond van het winkelen zal worden ingekleurd. Daartoe worden de ontwikkelingen en het overheidsbeleid rond perifere vestigingen belicht en wordt toegelicht hoe in enkele binnensteden gepoogd wordt het kernwinkelapparaat nieuw leven in te blazen door ingrijpende herstructurering. Welke vorm van bouwen biedt kansen tegen het geweld van de per auto veel beter bereikbare grootschalige ontwikkelingen elders in de agglomeratie? Daarover komen enkele projectontwikkelaars aan het woord. Daarnaast blijkt de levendigheid van winkelcentra van groot belang voor het aantrekken 'funshoppers'. Verder wordt geprobeerd aan te geven waarom beleggers in winkels investeren. En: wat vindt de detailhandel er zelf van?

Volume 10 • Nummer 4 • 1994 • Openbare ruimte

Het gebied waar ruimtelijke ordenaars en stedebouwkundige ontwerpers elkaar het meest tegenkomen is de openbare ruimte. De laatste jaren is bij de ontwikkeling van nieuwe projecten veel aandacht besteed aan die openbare ruimte. AGORA vroeg zich af of deze grote aandacht zich nog steeds beperkt tot een nieuw model lantaarnpaal, of dat inmiddels een breder en dieper inzicht in het belang van openbare ruimte is ontstaan: bijvoorbeeld voor de sociale functie ervan.

Volume 10 • Nummer 3 • 1994 • Woningnood

Gezien de grote geplande woningbouwproduktie lijkt er in Nederland weer sprake van woningnood. Landschappelijke waarden en aantasting van het milieu belemmeren echter dat bouwlocaties in onbeperkte omvang beschikbaar zijn. AGORA sprak met Marten Bierman over een alternatieve oplossing voor het woningtekort, behandelt de onlangs afgesloten Vinex-accoorden van het Rijk met de vier Randstadgewesten en belicht de kwalitatieve aspecten van het woningtekort. Verder een vergelijking van de woningnood problemen in Nederland en een Duitse deelstaat.

Volume 10 • Nummer 2 • 1994 • Politiek en ruimte

In het kader van de verkiezingen bestudeerde AGORA de voorstellen van politici ten aanzien van de ruimtelijke ordening. In hoeverre verschillen de meningen van politieke partijen over de aanleg van de Betuwelijn, de groei van Schiphol en het oplossen van de woningnood? AGORA vergeleek de partijprogramma's, sprak met Tweede Kamerleden en bekeek de ontwikkelingen van lokale partijen. Verder werd een casestudie gemaakt van de verstandhouding tussen burger en politiek op lokaal niveau.

Volume 10 • Nummer 1 • 1994 • Noord-Brabant

Met een beetje goede wil kan Noord-Brabant als een metafoor gezien worden voor een aantal grote thema's van de jaren '90: behoud van landschappelijke waarden, binnenstedelijke vernieuwing, internationalisering en economische herstructurering. De ligging ten opzichte van Randstad, België en Duitsland maakt dat ontwikkelingen in sterke mate beïnvloed worden door aangrenzende regio's. AGORA vroeg zich af in welke richting Brabant zich de komende jaren zal ontwikkelen.

Volume 9 • Nummer 5 • 1993 • Duurzaam bouwen

Ecologisch of milieuvriendelijk of duurzaam bouwen is momenteel in de bouwwereld een hot item en begint aardig van de grond te komen. In Nederland zijn inmiddels over het hele land diverse projecten gerealiseerd. Het ‘ecologische’ van deze projecten wordt bepaald door het gebruik van milieuvriendelijke materialen, de energiebesparing of een bepaalde stedebouwkundige opzet. AGORA besteedt in dit nummer aandacht aan het beleid voor ecologisch bouwen en een aantal vooruitstrevende projecten.

Volume 9 • Nummer 4 • 1993 • Hergebruik van gebouwen

In de jaren 50 en ‘60 was nauwelijks ruimte voor hergebruik van vastgoed. Volgens het ‘form follows function’-principe was een gebouw zonder de functie waarvoor het was ontworpen ondenkbaar, en restte slechts de sloop. Tegenwoordig weegt hergebruik vaak zwaarder dan de hoge(re) kosten ten opzichte van nieuwbouw. In dit nummer gaat AGORA op zoek naar de factoren die daarvoor verantwoordelijk zijn.

Volume 9 • Nummer 3 • 1993 • Groeikernen

Het groeikernenbeleid vindt zijn oorsprong in de jaren ‘50, maar kwam vanaf de jaren 70 pas goed van de grond. Inmiddels zijn de taakstellingen grotendeels af gelopen en moeten weer nieuwe gebieden aangewezen worden om aan de nieuwe woningbehoefte te kunnen voldoen. Is een hernieuwd groeikernenbeleid hiervoor de oplossing? In het interview en visie wordt op deze vraag een antwoord gegeven. Vervolgens worden onder andere de huidige en toekomstige arbeidsmarktomstandigheden en bevolkingsopbouw van de groeikernen belicht.

Volume 9 • Nummer 2 • 1993 • Architectuur van winkelcentra

Winkelcentra en bijzondere architectuur waren zaken die in liet verleden nauwelijks leken samen te gaan. De nadruk op de winkelfunctie en de sobere vormgeving die in de jaren vijftig met de Lijnbaan werden geïntroduceerd zetten lange tijd de toon. De laatste jaren komt daar verandering in. Architecten van naam worden gevraagd winkelcentra te ontwerpen, en die architecten halen daarvoor niet langer hun neus op. Een markant punt in deze ontwikkeling wordt gevormd door de Heuvel Galerie in Eindhoven. Naar aanleiding hiervan had AGORA een gesprek met de projectleider van de Heuvel Galerie. Verder onder andere een historisch overzicht en een artikel over enkele opvallende winkelcentra.

Volume 9 • Nummer 1 • 1993 • Afval

Hoe dient de nog altijd groeiende afvalstroom beperkt en verwerkt te worden? Dat is de vraag waarmee op allerlei niveaus steeds meer mensen geconfronteerd worden. In het Nationaal Milieubeleidsplan + (NMP+) is de doelstelling geformuleerd: duurzame kwaliteit van de leefomgeving. De uitwerking hiervan moet de komende jaren in eendrachtige samenwerking tussen burgers, bedrijven en overheden plaatsvinden. Naast aandacht voor de ruimtelijke implicaties hiervan, wordt in dit nummer van AGORA stilgestaan bij middelen als gescheiden inzameling en moderne verwerkingsinstallaties. Uiteraard komen ook de knelpunten van het afvalbeleid aan bod.

Volume 8 • Nummer 5 • 1992 • Marketing van wonen

Marketing is in de vastgoedwereld minder ingeburgerd dan in andere sectoren van de economie en dit geldt in het bijzonder voor de woningbouw. Voor dit themanummer heeft de redactie van AGORA daarom een aantal auteurs gevraagd hun visie te geven op dit onderwerp. Diverse partijen op de woningmarkt belichten elk een aantal verschillende aspecten van het marketing-proces. Aan de orde komen onder andere de wijze waarop bouweisen en ontwikkelaars inspelen op de fundamentele veranderingen op de woningmarkt, marketing in de sociale sector en het (toenemende) belang van marktonderzoek en communicatie.

Volume 8 • Nummer 4 • 1992 • België: Een andere planning

Ogenschijnlijk hebben Nederland en België veel gemeen, maar wie de grens passeert valt het direct op, dat onze zuiderburen hun land heel anders hebben in gericht. Stedebouwkundige plannen worden veelal door particuliere bureaus gemaakt en de taak van overheid beperkt zich tot het begeleiden van de uitvoering. Omdat het Belgische ruimtelijk beleid is afgestemd op zeer ruime woonzones is de suburbanisatie veel sterker dan in Nederland. Het vergunningenbeleid is bovendien erg soepel, er zijn wel wetten, maar daarop zijn altijd uitzonderingen te maken, De drie gewesten waarin België kan worden opgedeeld, het hoofdstedelijk gewest Brussel en de gewesten Vlaanderen en Wallonië, kampen elk met hun eigen ruimtelijke problemen. Wat zijn die problemen en wat zijn de verschillen tussen de Nederlandse en Belgische ruimtelijke ordening? In het themadeel gaat AGORA op zoek naar het antwoord.

Volume 8 • Nummer 3 • 1992 • Stedelijke vernieuwing

De laatste tijd is het ruimtelijk beleid sterk gericht op ‘stedelijke vernieuwing’: het revitaliseren van in ontwikkeling achtergebleven stadsgebieden. Sinds AGORA ruim twee jaar geleden op dit thema inging, is het een en ander veranderd. Daarom in dit nummer opnieuw aandacht voor stedelijke vernieuwing. Volgens de heren Frencken en Van der Veen van de RPD is het belangrijk om bij projecten een hoog ambitieniveau te handhaven. De heer Oskam vraagt zich af of de grotere invloed van marktpartijen slecht is voor de stedelijke vernieuwing. Ook aandacht voor de relatie tussen stads- en stedelijke vernieuwing en een overzicht van de stand van zaken bij een aantal lopende projecten Tenslotte wordt ingegaan op de financiële aspecten van de veelal grootschalige projecten.

Volume 8 • Nummer 2 • 1992 • Luchthavens

Volume 8 • Nummer 2 • 1992 • Luchthavens

Volume 8 • Nummer 1 • 1992 • Noord-Nederland

De drie noordelijke provincies van ons land zijn populair vanwege hun recreatieve mogelijkheden: Groningen en Friesland grenzen aan de Waddenzee en Drenthe beschikt over een aantrekkelijk landschap. Economisch gezien ligt Noord-Nederland echter verder weg. Lange tijd was het een regio die gestimuleerd moest worden, maar nu de internationale grenzen open gaan krijgt Noord-Nederland kansen zich samen met de Noord-Duitse regio te ontwikkelen, Vergaande plannen voor grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden staan al op papier. Hoe zien de noorderlingen hun kansen zelf en hoe denken ze over de beleidsvorming in Den Haag? AGORA probeert inzicht te geven in de problematiek van Noord-Nederland.

Volume 7 • Nummer 5 • 1991 • Stedelijk vastgoed

In dit nummer van AGORA staan enkele aspecten van stedelijk vastgoed centraal. Het overschot op de kantorenmarkt leidt nogal eens tot sombere voorspellingen, maar volgens prof. dr. B. Kruijt, hoogleraar vastgoedeconomie in Amsterdam, is de marktsituatie nog niet rampzalig. Wel pleit hij in visie voor overheidsmaatregelen om de leegstand van kantoren terug te dringen. De vastgoedsector kan zelf een bijdrage leveren door de onroerend-goedmarkt te analyseren op basis van de verschillende segmenten en door het belang van goed marktonderzoek niet langer te onderschatten. Ook het leasen van onroerend goed, dat de laatste jaren sterk in opkomst is, komt aan bod. Het interview is dit keer gehouden met Louis Genet, de wethouder die verantwoordelijk is voor het grondbeleid in Amsterdam.

Volume 7 • Nummer 4 • 1991 • Openbaar vervoer

Het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer uit 1990 heeft veel discussie losgemaakt. Een van de hoofddoelstellingen van deze rijksnota is het beperken van de (auto-)mobiliteit. Daartoe moeten in ieder geval betere alternatieven voor de auto worden geboden. Spitsvignetten, transferia, sternetten, tolpleinen, ABC-locaties: de Nederlandse taal wordt aan de lopende band uitgebreid met modieuze stopwoorden. Kortom, veel lijkt te gaan gebeuren, maar tot nu toe staat slechts weinig vast. AGORA probeert daarom enig inzicht te geven in de ontwikkelingen binnen het openbaar vervoer in Nederland.

Volume 7 • Nummer 3 • 1991 • Renovatie winkelcentra

Renovatie: is het een cyclus die ieder centrum moet doorlopen, een aanpassing aan een veranderend consumentengedrag, of een dekmantel om ten koste van andere centra uit te breiden. En is het rendabel, zowel voor eigenaar als huurder, of profiteert slechts één partij van een dergelijke ingreep. Veel van de in de loop van de jaren zestig en zeventig ontwikkelde winkelcentra zijn in de afgelopen jaren gerenoveerd. Hoe verloopt een renovatieproces in de praktijk, en op welke problemen stuit men om alle betrokkenen op één lijn te krijgen. In dit nummer van AGORA komen deze en andere facetten van het renovatieproces aan bod.

Volume 7 • Nummer 2 • 1991 • Recreatie

In de toekomst zal de hoeveelheid vrije tijd sterk toenemen. De grote vraag is wat we met al die vrije tijd gaan doen. Gaan we meer attractieparken bezoeken? Komen er steeds meer grote evenementen als Sail, of gaan we misschien een deel van onze vrije tijd besteden aan recreatief winkelen? Het is allemaal mogelijk en het is nog lang niet duidelijk hoe ons recreatiegedrag er in de toekomst uit zal zien. En wat de gevolgen zullen zijn voor de mobiliteit en het milieu is ook nog grotendeels onbekend. In dit nummer van AGORA komen deze vragen aan de orde.

Volume 7 • Nummer 1 • 1991 • Vierde Nota Extra

Nederland bereidt zich voor op de eenentwintigste eeuw, maar wordt nu al met grote ruimtelijke problemen geconfronteerd. De toenemende automobiliteit, de groeiende woningbehoefte in met de Randstad, en de vicieuze cirkels op het platteland: welke aanpak is gewenst? De rijksoverheid noemt in de Vierde Nota Extra een aantal maatregelen. AGORA biedt inzicht in de totstandkoming van de nota en laat de uitvoerders van het beleid, de lagere overheden, aan het woord.

Volume 6 • Nummer 5 • 1990 • Kwaliteit in uitbreidingswijken

De kwaliteit van het binnenstedelijk leefmilieu kan zich doorgaans verheugen in een grote belangstelling. Daarentegen schijnt de ruimtelijke kwaliteit in buitenwijken, waar toch een aanzienlijk deel van de bevolking woont, in het geheel niet interessant te zijn. AGORA tracht te achterhalen hoe dat komt, en of het werkelijk zo slecht gesteld is met de Nederlandse uitbreidingswijk. Is 'kwaliteit in uitbreidingswijken' een contradictio in terminis, of wordt aan een groot aantal initiatieven tot vernieuwing veel te weinig aandacht besteed?

Volume 6 • Nummer 4 • 1990 • multithema

Volume 6 • Nummer 4 • 1990 • multithema

Volume 6 • Nummer 3 • 1990 • Milieu en ruimte: ASVS-congres

De eeuwenlange verwaarlozing van de omgeving en de ondoordachte omgang met grond- en afvalstoffen beginnen hun tol te eisen. Onder wetenschappers bestaat al geruime tijd de overtuiging dat ingrijpende maatregelen nodig zijn. Sinds kort zijn ook de beleidsbepalende politici van dit besef doordrongen, wellicht onder druk van de publieke opinie. Hoe redden we het milieu? Beschouwingen vanuit een ruimtelijk perspectief, aandacht voor stedelijke ecologie en uiteraard artikelen over milieubeleid: samen met de organisatoren van het ASVS-lustrumcongres staat AGORA dit keer uitgebreid stil bij de milieuproblematiek.

Volume 6 • Nummer 2 • 1990 • Rotterdam: 650 jaar in ontwikkeling

De stad waar men bepaald niet met de handen in de broekzakken pleegt te zitten viert dit jaar haar 650ste verjaardag. De belangrijkste havenstad van Europa fungeerde bij een groot aantal ontwikkelingen als trendsetter voor de rest van Nederland. Stadsvernieuwing, stedelijke vernieuwing, sociale vernieuwing, moderne architectuur en stedebouw: Rotterdam heeft 't! Tijd voor AGORA om aan de tweede stad van het land uitgebreid aandacht te besteden. Van de euforie rond de hoogbouw aan het Weena tot de problemen in stadsvernieuwingswijken als Spangen: de hele stad komt aan de orde, waarbij vooral de stedebouwkundige kwaliteiten ruimschoots belicht worden. Wordt Rotterdam een aantrekkelijke stad om in te wonen en werken? Of is het dat al?!

Volume 6 • Nummer 1 • 1990 • multithema

Volume 6 • Nummer 1 • 1990 • multithema

Volume 5 • Nummer 5 • 1989 • Stedelijke vernieuwing

Volume 5 • Nummer 5 • 1989 • Stedelijke vernieuwing

Volume 5 • Nummer 4 • 1989 • multithema

Volume 5 • Nummer 4 • 1989 • multithema

Volume 5 • Nummer 3 • 1989 • Detailhandel in beweging

De detailhandel is sterk in beweging. Het was allemaal zo simpel. De planning van winkelcentra ging volgens functioneel hiërarchische principes. De consument laat zich echter niet alleen meer door afstandsminimalisatie leiden. 'De consument' bestaat ook niet meer en valt in veel typen uiteen. Daarnaast is er ook het een en ander in de organisatie van winkelcentra veranderd. Al deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat er een verschuiving plaats heeft gevonden binnen de winkelcentra. Buurtcentra verdwijnen, wijkwinkelcentra doen aan schaalvergroting en de binnenstad wordt steeds populairder als locatie. Management, sociale veiligheid, ontwikkelingen in het kernwinkelapparaat en het gebruik van het DIS zijn een aantal onderwerpen die aan bod komen in dit themanummer.

Volume 5 • Nummer 2 • 1989 • Ouderen en wonen

Wellicht zullen de jaren tachtig het stempel krijgen van de opkomende ouderenemancipatie. De ouderen worden niet alleen maar als een nutteloze, zorgbehoevende groep beschouwd. Er ontstaat een nieuwe doelgroep met eigen wensen en eisen. Ouderen vormen een zeer heterogene groep die in leeftijd uiteenloopt van 55 tot 107 jaar. Een deel verricht betaalde arbeid, anderen zijn met de VUT of met pensioen. Een deel is gezond en vitaal, een ander deel mindervalide en der dagen zat.  Belangrijk is dat er terdege rekening gehouden moet gaan worden met deze in omvang toenemende groep. Met name de huisvesting vraagt om nieuwe oplossingen en bijzondere aandacht. In dit themanummer wordt die huisvesting onder de loep genomen. Diverse aspecten van het wonen van ouderen komen aan bod, zoals de woonbehoeften, rol van de corporaties, de koopsector en een liftenexperiment. Dit alles wordt vooraf gegaan door een boeiende en brede kijk op het verschijnsel vergrijzing.

Volume 5 • Nummer 1 • 1989 • multithema

Volume 5 • Nummer 1 • 1989 • multithema

Volume 4 • Nummer 5 • 1988 • Internationalisering

Over vier jaar worden – als alles volgens plan verloopt – de grenzen binnen de Europese Gemeenschap opgeheven. Dat is enerzijds natuurlijk een hele stap, maar aan de andere kant slechts één gebeurtenis in een proces van internationalisering dat al heel lang gaande is. In dit nummer van AGORA vindt u een themadeel rond een aantal aspecten van internationale ontwikkelingen in Europa en de plaats van Nederland daarin. Dreigt ons land in de marge terecht te komen of zijn er nieuwe economische mogelijkheden?

Volume 4 • Nummer 4 • 1988 • Aanpak vandalisme rond hoogbouw

Opengebroken postbussen, ingeslagen ruiten en vernielde groenvoorzieningen geven maar al te vaak een indicatie van de problemen waarmee een aantal naoorlogse hoogbouwwijken in Nederland te maken heeft. Om te voorkomen dat dit (jeugd)vandalisme leidt tot meer criminele praktijken en tot de neergaande spiraal van algeheel verval, kunnen ruimtelijke en bouwkundige maatregelen worden getroffen. Een verslag van de ervaringen in Middelburg.

Volume 4 • Nummer 3 • 1988 • Woningbeheer en informatica

De aandacht van de volkshuisvesters verschuift de laatste jaren van nieuwbouw naar beheer. Daarbij hebben de problemen die zich in een aantal naoorlogse wijken voordoen, bijgedragen tot het besef, dat het woningbestand eigenlijk voortdurend bewaakt moet worden. Hiervoor moet men de beschikking hebben over de nodige informatie met betrekking tot woning, woonomgeving en bewoners. Automatisering kan het bijhouden en oproepen van dergelijke informatie vergemakkelijken, maar voorlopig ziet het er naar uit dat die automatisering nog teveel ad-hoc en fragmentarisch plaats vindt. Op dezelfde bladzijden aandacht voor beheerproblemen bij een woningbouwvereniging in Delft.

Volume 4 • Nummer 2 • 1988 • Den Haag centraal

Amsterdam heeft 't, Rotterdam maakt 't…….. De grote steden in Nederland doen er alles aan om bevolking en bedrijven binnen de grenzen te krijgen. Zij hebben het tij mee: de economie herstelt zich en nieuwe bevolkingsgroepen tonen belangstelling voor het wonen in de stad. Den Haag leek in eerste instantie achter te blijven bij beide andere grote steden. Inmiddels loopt de stad die achterstand in. Met veel elan worden nieuwe plannen gepresenteerd én uitgevoerd. 'Den Haag doet 't', roepen ze daar nu.

Volume 4 • Nummer 1 • 1988 • 'Woontorens in binnensteden' & 'Stadsvernieuwing in de jaren '90'

HoogbouwDe flats uit de jaren '50 en '60 zijn voor velen nog steeds een gruwel. De resultaten van de toen gehanteerde filosofie zijn dermate mager, dat nieuwe hoogbouw nauwelijks wenselijk lijkt. Toch verschijnen in binnen- en buitenland weer in toenemende mate woningen in hoogbouw aan de horizon. Hebben we dan niet geleerd van missers uit het verleden, of is er nu een wezenlijk andere ontwikkeling gaande? De 'tweede hoogbouwgolf', die zich nu aandient, onderscheidt zich op meerdere punten van de vorige. Van een 'golf' is eigenlijk nog geen sprake: kwaliteit gaat voor kwantiteit. Wanneer dat zo blijft kunnen hoge woontorens met name in binnensteden bijdragen aan een revitalisering van het stedelijk leefmilieu. StadsvernieuwingDe stadsvernieuwing is nog maar halverwege, maar we weten niet hoe we verder moeten. Hoe moeten we bouwen? Voor wie? En met welk geld? Vragen die centraal stonden op een conferentie over stadsvernieuwing, dat op 12 en 13 november 1987 in Amsterdam werd gehouden. Van een 'nieuw elan' was helaas geen sprake. Vaak wordt met de beschuldigende vinger in de richting van Den Haag gewezen, maar voorlopig lijkt het verstandiger naar andere, creatieve manieren te zoeken voor de verdere financiering van de stadsvernieuwing. Want één ding is duidelijk: We moeten blijven bouwen!

Volume 3 • Nummer 4 • 1987 • multithema

Volume 3 • Nummer 4 • 1987 • multithema

Volume 3 • Nummer 3 • 1987 • multithema

Nieuwe probleemgebieden Na de stadsvernieuwing in de 19e-eeuwse wijken wacht de steden een volgende uitdaging. Ook in de naoorlogse woonwijken ontstaan nu problemen van leegstand en vervat Dit blijft niet beperkt tot enkele complexen met specifieke bouwtechnische mankementen. Overal waar massale wooncomplexen het straatbeeld beheersen komen leegstand en verval steeds vaker voor Incidentele maatregelen hiertegen hebben vaak geen resultaat. Doorbreking van de vervalspiraal vereist een geïntegreerde aanpak, waaraan alle betrokkenen moeten bijdragen. Innovatieve kennisoverdracht? De aanwezigheid van grote bedrijven is van belang voor de economie van een regio. Vaak wordt aangenomen dat de kennis van dergelijke bedrijven overgedragen wordt op de toeleverende bedrijven. Dit zou de innovatie van de toeleveranciers ten goede komen en daarmee de economie van de regio. Uit het voorbeeld van Océ te Venlo blijkt dat hier niet altijd sprake is van éénrichtingsverkeer De toeleverende bedrijven overtreffen het grote bedrijf vaak in kennis op deelaspecten. Terwijl tegenwoordig slechts zo’n 40% van de huishoudens in Nederland wordt gevormd door het ‘traditionele’ gezin, bestaat de woningvoorraad nog steeds voor het overgrote deel uit woningen voor dergelijke gezinnen. Sociale en demografische ontwikkelingen leiden echter tot een steeds grotere pluriformiteit aan huishoudens en leefstijlen. Wilma Greter pleit voor een nieuw type woning, waarin mogelijkheden voor privacy voorop staan. Van Engelsdorp Gastelaars De Amsterdamse hoogleraar Sociale Geografie Van Engelsdorp Gastelaars zag de veranderingen in de bevolkingssamenstelling van Nederland al lang geleden aan komen. Zijn aandacht gaat nu onder andere uit naar de ‘nieuwe huishoudens’ die zich in de stad uitstekend thuis voelen. Maar niet iederéén wil in de stad wonen. Ik ben altijd tegen de compacte stad geweest, dat iedereen zo bij elkaar harken’.

Volume 3 • Nummer 2 • 1987 • multithema

PrivatiseringMet betrekking tot privatisering van overheidsdiensten wordt tot nu toe nog meer gepraat en geschreven dan daadwerkelijk gehandeld. Dat is misschien maar goed ook, want wat de (ruimtelijke) gevolgen van privatisering kunnen zijn, is nog lang niet duidelijk. Zal een particuliere ondernemer zich niet teveel gaan richten op winstgevende regio’s? Wat komt er dan terecht van de dienstverlening in andere – economisch minder aantrekkelijke – gebieden? Nota Koppert probeerde in deze zaak alvast wat duidelijkheid te krijgen. De regionale gevolgen van privatisering kunnen meevallen, mits de overheid een vinger in de pap houdt. Vergrijzing in groeikernenHet is misschien nu nog moeilijk voor te stellen, maar ook groeikernen krijgen te maken met een ouder wordende bevolking. Dit kan leiden tot fricties op de woningmarkt als daar straks (nog steeds) voornamelijk eengezinswoningen beschikbaar zijn. Nu er in de groeikernen nog voldoende gebouwd kan worden moeten alvast maatregelen worden genomen om de doorstroming te bevorderen. Van Noortwijk en Assenberg beschrijven hoe Spijkenisse het goede voorbeeld geeft met de bouw van zogenaamde seniorwoningen. Deze blijken een enorme aantrekkingskracht uit te oefenen op de jongere ouderen’ in de gemeente. Psychologie automobilistPogingen om autorijdend Nederland trein, tram en bus in te krijgen zijn tot nu toe grotendeels mislukt. Tuinstra wijst in zijn scriptie op een punt dat in dit verband zeker de aandacht verdient. Beleid, gericht op beïnvloeding van de modal-split, zal er vanuit moeten gaan dat autorijden méér is dan een manier om je te verplaatsen. Vervoersgedrag’ wordt mede bepaald door sociale normen en daarmee samenhangende vooroordelen tegen andere vormen van vervoer Gecombineerd met onjuiste informatie leidt dit vaak tot negatieve beeldvorming. Door middel van goede en gerichte voorlichting kan misschien worden bereikt dat de houding van de automobilist tegenover het openbaar vervoer verandert. LeegstandIn sommige naoorlogse wijken neemt het aantal onverhuurbare woningen snel toe. Een ernstig probleem, waarbij de wijk al gauw in een vicieuze cirkel van leegstand en verval terecht komt. Het Ministerie van VROM liet dan ook onderzoeken wat hier van de oorzaken kunnen zijn. Een verslag van dit onderzoek verscheen in 1986. In datzelfde jaar verrichtte Hans Verwey een casestudy naar de leegstand in het wooncomplex ‘De Jagershoven’ in Helmond, met 45% wel een extreem voorbeeld van genoemd probleem.

Volume 3 • Nummer 1 • 1987 • multithema

Met de aanvang van een nieuwe jaargang een nieuwe en dikkere Agora. Niet alleen het uiterlijk van ons blad is vernieuwd, ook de inhoud is hier en daar aangepast. Onze doelstelling blijft daarbij recht overeind. Agora wil nog steeds een 'marktplaats' zijn waar de resultaten van (doctoraal) onderzoek worden aangeboden; een forum ook waar deze resultaten kunnen worden besproken. Dit ten behoeve van een betere aansluiting tussen theorie en praktijk, tussen wetenschap en samenleving. Centraal staat in Agora dan ook nog steeds het scriptie-overzicht. De artikelen die u in ons tijdschrift vindt, zijn ook nog steeds besprekingen van een aantal interessante thema’s uit dit scriptie-overzicht. Wij hopen dat studenten hieraan hun bijdragen blijven leveren. Daarnaast hebben we een nieuwe rubriek in 't leven geroepen, 'Agoranomi' geheten, vrij vertaald 'van de marktmeester: Hierin is plaats voor allerlei korte berichten, aankondigingen en verslagen, waarvan we vinden dat ze binnen de doelstellingen van het blad passen. Enerzijds kunnen een aantal scripties van studenten – kort – worden besproken, waarvoor in de oude opzet geen plaats was. Zo kunnen we in dit nummer van Agora aandacht besteden aan acht scripties in plaats van aan de gebruikelijke vijf. Hopelijk kunnen we dit aantal in de toekomst nog uitbreiden. Aan de andere kant willen we in deze rubriek onderwerpen aan de orde stellen die belang zijn voor de actuele ontwikkelingen in de ruimtelijke problematiek. We denken bijvoorbeeld aan de ruimtelijke consequenties van nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals die zich voordoen in micro-elektronica en telecommunicatie, maar ook aan allerlei andere actuele zaken op het gebied van de ruimtelijke ordening. Naast de eigen bijdragen van de redactie is hier plaats ingeruimd voor buitenstaanders. Uw aankondigingen, (congres)verslagen, (boek)besprekingen, en (kritische) reacties zijn van harte welkom. Wij hopen ook voor de komende jaargang op een vruchtbare samenwerking met de wetenschappelijke instellingen. We zijn van mening dat een dergelijke samenwerking kan bijdragen aan een verdere verbetering van de positie van het ruimtelijk onderzoek en zijn beoefenaren in de samenleving.

Volume 2 • Nummer 4 • 1986 • multithema

Het is verheugend te constateren dat zich een wijziging voltrekt in het object van het gemiddelde studentenonderzoek. Er komt steeds meer aandacht voor economisch getinte onderwerpen en voor ons betekent dat meer keus uit scripties over ruimtelijke gevolgen van economische en technologische veranderingen, In dit nummer van Agora staan dergelijke scripties centraal. Met het oog op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen is het van groot belang inzicht te krijgen in de regionale aspecten van het innovatieproces. In het artikel van De Haan komen deze ruimschoots aan de orde. Hij behandelt de vestigingstendensen in de bedrijfstak van de micro-elektronica, een kansrijke industrie’ bij uitstek. Zijn aandacht gaat in de eerste plaats uit naar de nieuwe bedrijven in deze branche in de regio Eindhoven. Twee volgende artikelen hebben betrekking op belangrijke pijlers van de Nederlandse economie, te weten de Rotterdamse haven en de luchthaven Schiphol. Het artikel van Veenhof en Buitendijk gaat over het toenemend ruimtegebruik van onze nationale luchthaven. Vanwege het enorme economische belang van Schiphol zullen andere, concurrerende ruimtegebruikers in de omgeving vrijwel altijd het onderspit moeten delven. De redactie van Agora behandelt de scriptie van Ike over een mogelijk goederendistributiecentrum in de Rijnmond Een dergelijk centrum zal de internationale concurrentiepositie van de Rotterdamse haven zeker versterken en ook de werkgelegenheid is erbij gebaat. Een vestigingsplaats voor dat distributiecentrum hoeft echter niet noodzakelijkerwijs binnen het Rijnmondgebied zelf gevonden te worden. De onderwerpen van deze twee scripties illustreren eens te meer dat een belangrijk deel van onze economie gekenmerkt wordt door grootschaligheid. Bij sommigen bestaat hierover onvrede. Het artikel van Vissefl Rothuizen en Oudheusden is een exponent van deze onvrede. Zij onderzoeken de mogelijkheden van een buurteconomie in verschillende typen woonwijken. In een dergelijke kleinschalige economie wordt gestreefd naar de realisatie van produktieve organisaties op buurt- of wijkniveau, waardoor bewoners zelf kunnen bijdragen aan de verbetering van de woon- en leefsituatie. Het artikel van Hoogvliet tenslotte richt zich op een meer commercieel economisch gebeuren, namelijk de renovatie van verouderde winkelcentra. Zijn verrassende conclusie is dat ook omliggende winkelgebieden van zo’n renovatie (kunnen) profiteren. Achterin Agora is weer het scriptie-overzicht opgenomen, ditmaal van het eerste kwartaal van 1986.

Volume 2 • Nummer 3 • 1986 • multithema

Uit de veelheid van onderwerpen, die U aantreft in ons scriptie-overzicht, blijkt dat de studenten nog steeds bijzonder weinig aandacht hebben voor moderne technologieën als bijvoorbeeld telecommunicatie- en automatiseringstechnieken. In bouwwereld en ruimtelijke ordening houdt men zich druk bezig met de effecten hiervan, getuige de ontwikkeling van Transpolis, de introductie van het begrip smart-bullding’ en de belangstelling voor glasvezelontwikkelingen. Scriptieonderzoeken hierover komen echter nauwelijks voor Een uitzondering hierop vormt de studie van Hiemstra over telecommunicatie en intermediaire dienstverlening. Belangrijke conclusie is dat geavanceerde telecommunicatietechniek landelijk gezien eerder een concentratie dan een deconcentratie van bedrijvigheid tot gevolg heeft. De Randstad en eventuele de steden in de uitstralingszone lijken in dit verband de grote winnaars. Wat de mogelijkheden zijn voor meer periferie gebieden, lijkt een zeer interessant onderwerp voor nadere studie. In het artikel van Bleumink wordt geconstateerd dat er tussen de regio’s flinke verschillen bestaan in de voorbereiding op de start van een nieuw bedrijf verschillen die tot uiting komen in de latere bedrijfsvoering. De auteur suggereert dat regionale verschillen in ‘leefstijl’ hieraan ten grondslag zouden kunnen liggen. Een suggestie die vraagt om verder onderzoek. De problematiek van de grote steden blijft de gemoederen – terecht – bezig houden. Tot nu toe zijn in Agora vooral artikelen verschenen die ingaan op de economische kant van de zaak. De vraag is dan welke bijdrage bedrijven kunnen leveren aan de oplossing van de problemen. Hoe zit het echter met de bewoners en welke invloed hebben zij op de stedelijke ontwikkelingen? De laatste jaren wordt – nauw samenhangend met verhalen over het draagvlak van de stedelijke economie – gewezen op groepen bewoners die de stad nieuwe impulsen zouden kunnen geven. Stadsbestuurders, maar ook wetenschappers zien Yuppies’ en andere draagkrachtigen als de redding van het economisch en cultureel leven van de binnenstad. Dit onderwerp komt ter sprake in twee artikelen. In het artikel over Utrecht worden nieuwe stedelijke bewoners, de ‘marginal gentrifiers’ geïntroduceerd, terwijl in het artikel over Den Haag de vraag wordt gesteld, in hoeverre in deze stad mogelijkheden tot revitalisatie aanwezig zijn. In onze serie’ over kleinschalige bedrijvigheid ten slotte een bijdrage van Jongen Hij gaat in op de rol die stadsvernieuwingscentra kunnen spelen bij het functioneren van kleine ondernemingen in wijken waar de stadsvernieuwing ter hand wordt genomen.

Volume 2 • Nummer 2 • 1986 • City-marketing

Steeds meer gemeenten, provincies en gewesten doen aan city-marketing. City-marketing wordt door velen beschouwd als het tovermiddel tegen braakliggende bedrijfsterreinen en hoge werkloosheidscijfers. Deze toegenomen belangstelling heeft niet zelden tot gevolg dat verschil/ende gemeenten elkaar voor de voeten lopen en dat bedrijven gemeenten tegen elkaar uitspelen. Men heeft met andere woorden nauwelijks zicht op de wijze waarop de promotiecampagne moet worden vorm gegeven en wat de uiteindelijke effecten ervan zijn. In dit nummer van ,4.gora staat city-marketing centraal. Want, hoewel al in eerdere nummers van ,4.gora zijdelings aandacht werd besteed aan dit onderwerp, is de redactie van mening dat dit relatief nieuwe fenomeen over het algemeen onderbelicht blijft. City-marketing wordt veelal geassocieerd met acquisitie-en promotiebeleid gericht op buitenlandse ondernemingen. Op welke wijze gemeenten en provincies dit aanpakken, komt aan de orde in het artikel van Van Valkenhoef. Uit dit artikel blijkt dat ondanks de vele – vaak weinig gerichte · inspanningen, de resultaten mager zijn. Bovendien blijken er grote verschillen te bestaan tussen de regio’s onderling en de ondernemingen, die zich in deze regio's vestigen. Op dit verschil in vestigingsmilieu wordt dieper ingegaan in het door de redactie vervaardigde artikel over internationale ondernemingen in de regio's Utrecht en Amsterdam. Uit het artikel blijkt dat veel buitenlandse ondernemingen Nederlands als een springplank voor Europa zien. Daarbij valt overigens een groot verschil in vestigingsgedrag te constateren tussen internationaal georiënteerde bedrijven en bedrijven, die op de Nederlandse markt zijn gericht. Acquisitiebeleid zal hiermee rekening moeten houden. Ook het stimuleren van initiatieven om nieuwe bedrijven te beginnen past binnen het beleid om stad of streek nieuwe impulsen te geven; vaak met het oog op de werkgelegenheid. Kroesen en Coenen tonen in hun artikel aan dat men hierover niet al te lyrisch moet zijn en dat een meer praktisch beleid nodig is. Door de grote aandacht die gemeenten besteden aan de – publicitair aantrekkelijke – buitenlandse ondernemingen dreigt men wel eens de vestigingseisen van kleinschalige bedrijven over het hoofd te zien. Dit terwijl binnensteden voor een belangrijke deel van dit type bedrijvigheid afhankelijk zijn. In het artikel over de scriptie van Blommensteijn wordt hierop dieper ingegaan. Buiten het centrale onderwerp valt het artikel van leerling over het compacte stadbeleid in Rotterdam, een vervolg op het artikel over dit beleid in de gemeente Den Haag in het augustusnummer van de vorige jaargang van Agora.

Volume 2 • Nummer 1 • 1986 • multithema

Na de vele positieve reacties op de vorige jaargang achten wij het verantwoord om de uitgave van Agora voort te zetten. Dit zou echter niet mogelijk zijn geweest zonder de steun van velen. Wij denken in dit verband aan onze adverteerders en subsidiegevers, die vanaf het begin hun vertrouwen in het project lieten blijken. Naast steun in de financiële sfeer, mag de bijdrage van de verschillende universiteiten en hogescholen niet onvermeld blijven. Zonder deze medewerking zou de basis van Agora, het overzicht van verschenen scripties, zijn komen te vervallen. De doelstelling van Agora om meer bekendheid te geven aan onderzoek door studenten had dan niet bereikt kunnen worden. We hopen dat we ook in de toekomst op deze onontbeerlijke informatie kunnen blijven rekenen. De nieuwe Jaargang brengt ook een aantal veranderingen met zich mee. Zo zal deze parallel gaan lopen aan het kalenderjaar. hetgeen ook de reden is voor het iets later verschijnen van dit nummer. Voorts hebben wij gemeend het uiterlijk van Agora enigszins te moeten aanpassen. Wij hopen dat Agora hiermee nog meer noodt tot lezen en dat daardoor het belang van het ruimtelijk onderzoek nog meer onder Uw aandacht gebracht zal worden.

Volume 1 • Nummer 4 • 1985 • multithema

Ditmaal treft u wat meer uitgebreide artikelen aan over een aantal verschillende onderwerpen. Zoals in het redactioneel werd opgemerkt, wordt veel geschreven over woningbouw en ook in dit nummer vindt u weer twee artikelen over dit onderwerp. Maar het zijn wel artikelen die aansluiten bij trends, die voor het toekomstige woningbouwbeleid van het grootste belang zijn. In het artikel over stadsverdichting introduceren Goedknegt en Zoon een ‘geschiktheidskaart’ als instrument om te kunnen bepalen waar stadsverdichting het best kan plaats vinden. Ingrid Boland en Annemiek van der Lee schrijven over de toenemende individualisering in de maatschappij en concluderen dat deze ontwikkeling moet leiden tot de bouw van een ander woningtype, waarin meer ruim te is voor privacy. In het volgende artikel, van Knigge, wordt aangetoond hoe belangrijk de zakelijke dienstverlening is voor het functioneren van de binnenstad. De overheid doet er goed aan maatregelen te nemen zodat de ze bedrijfssector niet voor de binnenstad verloren gaat. Een andere ontwikkeling in die binnenstad wordt beschreven door Hans Pruyt. Hij onderzocht hoe het stedelijk beleid met betrekking tot cityvorming in Amsterdam in de loop der jaren door acties van buurtbewoners is beïnvloed. Tenslotte een artikel over een ander actueel thema, Kees Bruins Slot en Marlies Smeets deden onderzoek naar de mogelijkheden voor een bedrijvencentrum in Utrecht. Zij constateerden veel belangstelling, maar weinig initiatieven.

Volume 1 • Nummer 3 • 1985 • Recreatie

Allereerst treft u een interview aan met de heren Ridderbos en van der Reest, consulenten bij de vereniging van recreatie-ondernemers in Nederland. In dit interview wordt duidelijk hoe moeilijk het is bij teruglopende bestedingen en veranderend vrijetijdsgedrag een recreatiebedrijf te blijven runnen. De rol van de overheid komt aan de orde in een artikel van G. de Vink. Hij concludeert dat een stortvloed van nota’s nog geen garantie is voor een beleid dat voldoende samenhang vertoont en rekening houdt met toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen. Vervolgens bespreekt Niek van Es het beleid met betrekking tot de recreatie in stedelijke gebieden: Vivienne Tersteeg en Liesbeth Bloeme leveren kritiek op de huns inziens achterhaalde functionalistische ideeën in het recreatiebeleid. In een tijd van grote werkloosheid wordt elke activiteit bekeken op eventuele werkgelegenheidseffecten. De mate waarin recreatieve bestedingen de lokale werkgelegenheid kunnen bevorderen is onderzocht door Kloosterman en Olde Loohuis. De invloed van recreatie en toerisme op de sociale en fysische omgeving komt ter sprake in een drietal artikelen. Firet bespreekt de gevolgen voor de leefomstandigheden van de plaatselijke bevolking, Annemarie krap betoogt dat het inpassen van recreatieve voorzieningen in agrarische gebieden geen probleem hoeft te zijn en tenslotte inventariseert Nico Verberkt de nadelige effecten van openluchtrecreatie op natuurgebieden.

Volume 1 • Nummer 2 • 1985 • multithema

In dit nummer treft U de scripties en stageverslagen van het derde kwartaal van 1984 aan. Dat dit een minder gunstig afstudeerkwartaal is blijkt uit het geringe aantal scripties dat verschenen is. Het gevolg daarvan is dat in dit nummer meer ruimte voor artikelen is.Onze interviewserie wordt voortgezet met een gesprek met professor Lambooy In dit gesprek wordt onder andere ingegaan op de kansen en mogelijkheden van de planoloog om in de schemerzone werkzaam te zijn.Voor het overige is in dit nummer een grote diversiteit aan artikelen te vinden. Het artikel van Colombijn gaat in op de gevolgen van de automatisering voor het ruimtegebruik in kantoren en de daarmee gepaard gaande ontwikkelingen in de Amsterdamse binnenstad. Het artikel van Bouman en Lagendijk handelt over de betekenis van de Jaarbeurs voor de stad Utrecht en de omliggende regio. Joosten bespreekt in zijn artikel over het sneltramgebruik tussen Utrecht en Nieuwegein de veranderingen in de verplaatsmgspatronen tussen beide plaatsen ten gevolge van de komst van de sneltram. Het artikel van Eldering en Gielen over de vestigingsplaatsdynamiek in de zuidelijke randstadvleugel gaat in op de kansen en bedreigingen voor startende bedrijven in het midden- en kleinbedrijf en de omstandigheden, waaronder dit type bedrijf succes kan hebben. Voorts behandelt de redactie het onderzoek van Kruythoff over wonen in kantoren In dit onderzoek wordt aandacht besteed aan het verschil in gedrag tussen woonconsumenten en kantoorconsumenten.

Volume 1 • Nummer 1 • 1984 • multithema

In dit nummer treft U een grote hoeveelheid scripties en stageverslagen van het tweede kwartaal van 1984 aan. Zoals uit het overzicht blijkt, zijn wij erin geslaagd het aantal medewerkende instituten en vakgroepen uit te breiden. De in het nulnummer gestarte interviewserie wordt voortgezet met een interview met de heer Verhoef. In het interview wordt ingegaan op de (mogelijke) ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening en de rol van de planoloog daarin. Er wordt daarbij vooral aandacht besteed aan de gevolgen van de decentralisatie en de daarmee samenhangende kansen voor het lokale initiatief. Twee artikelen staan in het teken van de ontwikkelingen op de kantorenmarkt. Het artikel van Kluijver en Linde over de segmentering van de kantorenmarkt in Rotterdam is een theoretische benadering van de wijze, waarop men vraag en aanbod op de kantorenmarkt kan analyseren. De auteurs introduceren daarbij het begrip "kantoorsegment". Het artikel van Van der Drift gaat in op de bouw van kantoren op locaties nabij stations en de invloed ervan op de keuze van de vervoerswijze door het kantoorpersoneel. Verder treft U in dit nummer een tweetal artikelen over uiteenlopende onderwerpen aan. Het artikel van Bak gaat in op een verwaarloosd gebied van de Ruimtelijke Ordening, namelijk het ontbreken van een duidelijk geformuleerd beleid met betrekking tot de berging van niet-verwerkbaar chemisch afval. Het artikel van Van de Meulen over wonen op het water gaat in op een nauwelijks onderzocht deel van de Amsterdamse woningmarkt, namelijk de woonboot in haar diverse vormen.

Volume 1 • Nummer 0 • 1984 • nulnummer

In dit nummer vindt u een zeer grote hoeveelheid scripties en stageverslagen. Dit komt doordat in een aantal gevallen ook scripties uit 1983 zijn opgenomen. Het overgrote deel is echter in het eerste kwartaal van 1984 verschenen. Als eerste aanzet tot een discussie over de oorzaken van het bestaan van de kloof tussen onderwijs en beroepspraktijk, is in dit nummer een gesprek met professor L. Bak opgenomen. In het gesprek wordt ingegaan op de positie van de universitaire planologie-opleiding en de mogelijke beroepsvelden waarin de planoloog werkzaam zou kunnen zijn. Reacties op dit gesprek zijn welkom! Verder staan de meeste artikelen in dit nummer in het teken van de economische teruggang en de wijze waarop het ruimtelijk beleid daarop in de verschillende situaties een antwoord tracht te formuleren. Het artikel van Ronken en ter Bogt gaat in op de mogelijkheden van de energiebewuste woningbouw om de woonlasten te verlagen en de wijze waarop verschillende participanten deze energiebewuste woningbouw ook daad werkelijk onderschrijven. Het artikel van Verhagen behandelt de mogelijkheden van gemeenten om de locale economie tot bloei te laten komen. Ook het artikel van Meersbroek en van der Zee kan in deze context geplaatst worden. Het artikel gaat in op de problematiek van kleine- en startende ondernemingen. Centraal staat de wijze waarop men in Engeland met deze problematiek omgaat, waarna tenslotte verbanden met de situatie in Nederland worden gelegd. Tenslotte kan de bespreking van het onderzoek van Jansen ook in dit kader worden geplaatst. Het onderzoek gaat in op kennisoverdracht vanuit niet universitaire onderzoeksinstituten naar het bedrijfsleven en de betekenis ervan voor de regionale ontwikkeling. Buiten het thema valt het artikel van Blankenstein-Bouwmeester. Zij gaat in op de rol, die institutionele beleggers kunnen spelen in het ruimtelijkeordeningsbeleid in Nederland.