Ter gelegenheid van het congres dat AGORA op maandag 5 juni in samenwerking met SISWO en de Amsterdamse Studievereniging voor Sociaal Geografen organiseert, is dit nummer geheel gewijd aan het thema 'Buren en buurten'. In de artikelen, afkomstig van universiteiten en instellingen in Nederland en Vlaanderen, worden verschillende aspecten van dit thema belicht. Allereerst licht gastredactrice Beate Volker, postdoc-onderzoeker bij de onderzoeksschool ICS en Capaciteitsgroep Sociologie van de Universiteit Utrecht, in de nu volgende bijdrage het spanningsveld tussen buren en buurten nader toe: "Onderzoek rond buren en buurten geniet de laatste jaren steeds meer aandacht. Niet alleen de wetenschap, ook populaire media wijden uitzendingen en artikelen aan dit onderwerp. Met dit themanummer en het hieraan verbonden congres gaat ook AGORA mee in deze trend. Maar waar komt deze belangstelling vandaan? Waarom interesse voor lokale gemeenschappen in een tijd waarin juist een wereldwijde buurtgemeenschap kan ontstaan, onafhankelijk van ruimtelijke beperkingen? Is het niet zo dat we onze buren nauwelijks nog zien, omdat we door het vele werk toch bijna nooit thuis zijn? Bovendien hebben we hen steeds minder nodig. Zorg, hulp met allerlei karweitjes, advies en vermaak zijn in de huidige samenleving meer en meer taken van instituties geworden, van staat en markt. Een mogelijke reden voor de hernieuwde belangstelling voor 'buren en buurten' is dat men wil weten of de buurt er inderdaad 'minder toe doet'. Men wil weten of er nog wel sprake kan zijn van een gemeenschap onder buren. Vertaald naar onderzoek leidt dit tot een aantal vragen die aan de orde moeten komen. Wat voor relaties hebben buren met elkaar? Zien buurten waar men contact heeft met elkaar er anders uit dan buurten waar men elkaar nauwelijks kent? Heeft het type woning waarin men woont invloed op de frequentie en aard van burencontacten? Heeft de buurt effect op individueel gedrag en individuele ontplooiingsmogelijkheden? Het intrigerende aan het onderzoek naar buren en buurten is dat het vraagstellingen uit de sociologie en de geografie combineert. Binnen de sociologie wordt veel onderzoek gedaan naar sociale netwerken, relatievorming en recentelijk ook steeds meer naar de effecten hiervan. In hoeverre ruimtelijke inrichting van belang is voor het aangaan en het onderhouden van relaties is tot op heden echter nog niet voldoende onderzocht. In de geografie wordt de compositie en ruimtelijke inrichting van buurten bestudeerd en worden buurtkenmerken vergeleken maar er wordt niet of nauwelijks ingegaan op concrete relaties onder buren. Op het punt, waar beide disciplines empirisch en theoretisch samenvallen, is er nog weinig systematische kennis. Het onderzoek dat er is, beperkt zich meestal tot vergelijkingen van bepaalde buurten; het zijn casestudies die meer illustratief dan representatief zijn. Maar ook representatief sociologisch onderzoek onder buren is er beslist niet veel. Voor zover ik weet is het PRESOS-onderzoek uit 1987 het enige representatieve onderzoek onder buren. Hier zijn er helaas zo goed als geen buurtkenmerken opgenomen. Recentelijk is in Utrecht een grootschalige survey afgerond waar zowel buurtkenmerken als relaties onder buren bestudeerd worden. De resultaten van dit onderzoek zijn binnenkort beschikbaar. De lokale gedetermineerdheid maakt burenrelaties bijzonder: men kan er niet onderuit om elkaar af en toe te zien, sommige dingen over elkaar te weten en de ruimte in een buurt met elkaar te delen, ook al heeft men niet direct voor elkaar gekozen. Wat weten we nou over relaties onder buren? Buren zijn belangrijk voor praktische steun, hulp die vrijwel direct nodig is en in hulpsituaties die niet per se lang zullen blijven duren. Het cliché van het lenen van een kopje suiker is een sprekend voorbeeld hiervan. Daarbij zijn burenrelaties vrijwel altijd zwakke relaties: men is niet gauw een hechte vriend van zijn buurman. Juist daarom zijn burenrelaties een goede indicator voor sociale cohesie: het is niet bijzonder dat men veel contacten onderhoudt met vrienden of familieleden, maar als men veel, gevarieerde en frequente contacten heeft met zwakke relaties, zoals buren, is dat veel opmerkelijker. Cruciaal voor de frequentie van contacten onder buren zijn twee factoren: ten eerste de tijd die men doorbrengt in de buurt en ten tweede de 'tijdshorizon' die men in de buurt heeft. Zo hebben huiseigenaren bijvoorbeeld meer contact met buren dan huurders, simpelweg omdat ze langer in de buurt blijven wonen en daardoor ook meer voor de buurt doen. Ouderen en families met kinderen hebben meer contacten met buren omdat ze vaker in de buurt aanwezig zijn. Wat waarschijnlijk ook een belangrijke rol speelt voor het aangaan en onderhouden van relaties onder buren zijn de voorzieningen in een buurt. Postkantoren, huisartsen, buurtcentra, scholen, speeltuinen zijn ontmoetingsplaatsen waar mensen contact leggen. Door de tijd heen zijn lokale gemeenschappen wel veranderd. Ze zijn opener geworden en mensen zijn minder afhankelijk van buren. Maar dat wil niet zeggen dat burenrelaties verdwijnen. In sommige opzichten neemt het belang van de buurt waarschijnlijk juist toe. Werk wordt bijvoorbeeld steeds flexibeler, mensen werken vaker in deeltijd en steeds meer thuis. Hierdoor zullen mensen ook vaker thuis zijn, vaker in de buurt."
Volume 16 • Nummer 3 • 2000 • Buren en buurten
Redactioneel
Redactioneel
Thema
Met beleid de buurt in
Werk in de buurt en de buurt aan het werk
De Wijk Ontwikkelings Maatschappij
Het omgevingseffect: het geloof en de angst
Buurten en geweld
De stem van de buurt
De invloed van de buurt op schoolloopbanen
Marktruil, herverdeling en wederkerigheid
Het bedrog van de buurt
Loopt de derde weg dood in de buurt?
Economische integratie en ruimtelijk ontwerp
Vormgeving en integratie
Concentratiebuurten geven de richting aan
De gedifferentieerde buurt: een oplossing voor welk probleem?