Tijd loopt en lijkt een eenvoudig constant gegeven. Dagelijkse tijd, seizoenen, generaties, de Gregoriaanse kalender. De ritmes van dag en nacht lijken in te passen in de ritmes van seizoenen en levenslopen. Maar is dat wel zo? Was het niet Einstein die beweerde dat de tijd relatief is? Dat tijd afhankelijk is van het referentiekader waarin je je bevindt? In deze Agora gaan we op zoek naar een geografie van de tijd. Tijd is immers niet overal en altijd hetzelfde. Tijd is sociaal geconstrueerd. Denk maar aan de tijdzones die het probleem van dag en nacht rond de aardbol moeten opvangen. Aan zomer-en wintertijd, het schrikkeljaar. Bovendien geeft tijd betekenis. Is het niet zo dat je Darwins evolutieleer en geologische processen pas kan begrijpen als je tijd abstraheert? Als tijd onvoorstelbaar traag wordt? Mensen evolueren doorheen de tijd. Individuele levenscarrières kunnen zo stilaan uit elkaar gaan liggen, maar zijn in belangrijke mate ook op mekaar afgestemd. Mobiliteit doorheen de ruimte maakt dat mensen verschillende tijdsreferentiekaders ontmoeten en in conflict brengen. Steden hebben bijvoorbeeld verschillende ritmes. Leven in New York is verschillend van leven in Madrid, waar de activiteiten stilvallen na het middaguur. Reizen door de ruimte is dus ook reizen door de tijd.
Kritisch omgaan met tijd is in de ruimtelijke wetenschappen eigenlijk nooit een prioriteit geweest. Tijd loopt en lijkt een eenvoudig constant gegeven. Maar is dat wel zo? Was het niet Einstein die beweerde dat de tijd relatief is? Dat tijd verschilt naargelang waar je je bevindt?
Het bewustzijn dat tijdsbesteding en tijdsordening maatschappelijke problemen zijn en dus ook beleidsproblemen, is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Deze erkenning van de tijdsproblematiek als een beleidsdomein betekent echter niet dat we al ver staan in het ontwikkelen van een tijdsbeleid.
Welke temporele beleidsinstrumenten kunnen worden aangewend om de bereikbaarheid van voorzieningen en de stedelijke levenskwaliteit te verbeteren? En hoe kunnen de effecten hiervan worden ingeschat?
Volwassenheid wordt doorgaans als iets vanzelfsprekend beschouwd. Wanneer we een bepaalde leeftijd bereiken, mogen we gaan stemmen en hoeven we niet langer verantwoording af te leggen aan onze ouders. Het wordt echter steeds onduidelijker hoe volwassenen zich horen te gedragen en wat ze verwacht worden na te streven.
Brussel is opnieuw in trek. Het aantal jongeren dat naar de hoofdstad verhuist, is de laatste jaren continu toegenomen. En wat meer is, deze periode van stedelijk wonen houdt steeds langer aan. Is er na een periode van stadsvlucht opnieuw sprake van een ‘terugkeer naar de stad’? Of gaat het slechts om een (leef)tijdelijk fenomeen?
DESTINY onderzoekt het levenspad van mensen in België. Zijn mensen onderaan de sociale ladder gedoemd om daar te blijven? Of bestaat de mogelijkheid tot opklimmen in de maatschappij? En wie slaagt daar dan in?
Zelfs in een ontwikkelingsland als Zuid-Afrika drukt
de opkomst van tweede verblijven op de beschikbare ruimte. De vraag is welke rol specieke vormen van tijd-ruimtegebruik hierbij spelen.
Tijdelijkheid lijkt één van de toverwoorden van de huidige crisis. In het groeiende besef dat ruimtelijke ordening zoals we dat kennen weleens denitief tot het verleden zou kunnen behoren, lijkt het benutten van de tussentijd een middel op weg naar de nieuwe werkelijkheid.
Kom jij ook moeilijk een dag door zonder mobiele telefoon, email en facebook? Begeef jij je dus dieper en dieper in de netwerktijd? Besef je wel dat dit leidt tot geheugen- en concentratieverlies?
De urbane samenleving in China wordt behalve door groei gekenmerkt door differentiatie op velerlei gebied: politiek, demograsch, sociaal-economisch en cultureel. Het lijkt of de Chinese metropolen steeds meer kenmerken gaan vertonen van andere wereldsteden, en dat er sprake zou zijn van een toenemende convergentie. Maar is die schijn ook werkelijkheid?