Liesbeth De Donder, Octavia Kint, Bas Dikmans & Lieselot Degraeve
Wie zorg of hulp nodig heeft in het dagelijks leven, woont liefst zo lang mogelijk thuis of in de nabije omgeving met de nodige ondersteuning. Zorgzame buurten hopen tegemoet te komen aan die wens.
Zorgzame buurten zijn in Vlaanderen en Brussel aan een opmars bezig. Een zorgzame buurt wijst op een samenhangende en buurtgerichte aanpak van wonen, zorg en welzijn zodat mensen in hun eigen woning of vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen, ongeacht leeftijd of zorgnoden. Het is een buurt waar formele en informele zorgverleners samenwerken, waar zorgcontinuïteit is, waar de hulp- en dienstverlening vlot toegankelijk zijn, waar bewoners elkaar helpen, en waar mantelzorgers en vrijwilligers ondersteuning krijgen. Zo kunnen mensen met zorgnoden blijven participeren aan de samenleving, hebben ze meer zelfregie en behouden ze hun sociale relaties. In dit artikel schetsen we het ontstaan en de betekenis van zorgzame buurten in Vlaanderen en Brussel. Daarna belichten we twee onderzoeksprojecten over zorgzame buurten: CIVEX, dat het belang van de buurt voor informele zorg door ouderen onderzoekt, en MaN’Aige, dat buurtgebruikers betrekt bij zorgzame buurten. Ten slotte laten we een kritisch licht schijnen op het concept van zorgzame buurten.
Vermaatschappelijking van de zorg
Wie de evolutie naar zorgzame buurten wil begrijpen, blikt best even terug op twee belangrijke evoluties in het zorgbeleid van de laatste decennia, die we beiden kunnen vatten onder de noemer ‘vermaatschappelijking van de zorg’. In de jaren 1980 startte de eerste ontwikkeling, die we ‘de-institutionalisering’noemen. Residentiële zorg werd afgebouwd en mensen met zorgnoden gingen steeds minder naar woonzorgcentra, psychiatrische instellingen of voorzieningen voor personen met een handicap. Er werd meer ingezet op professionele zorg midden in de samenleving, zoals thuiszorg en gezinszorg, in plaats van zorg achter de muren van klassieke zorginstellingen. De zorg sloot zo beter aan op de leefsituatie van de zorgvrager. Een belangrijke voorwaarde was dat actoren in zorg en gezondheid op lokaal niveau met elkaar samenwerkten, over de grenzen van sectoren heen.
Bij de tweede beweging focuste het beleid niet gewoon op zorg ‘in’ de samenleving, maar ook op zorg ‘door’ de samenleving. Beleidsteksten, decreten en politieke visienota’s focusten meer en meer op informele zorgverleners zoals vrijwilligers en mantelzorgers. Ook sociale netwerken, buurtwerkingen en verenigingen kregen een prominentere plek in het zorgbeleid.
Zorgzame buurten spelen dus in op de twee bewegingen binnen vermaatschappelijking van de zorg: 1) de samenwerking tussen actoren in welzijn en zorg op lokaal niveau, en 2) de betrokkenheid van buurtbewoners en -organisaties.
Tien jaar zorgzame buurten
Tegen de achtergrond van vermaatschappelijking van de zorg ontwikkelde zich de beweging rond zorgzame buurten. In 2013 lanceerde de Vlaamse overheid de Zorg Proeftuinen als experimenteerruimte voor innovatie in de ouderenzorg. De bedoeling was om gedurende drie jaar nieuwe producten, diensten of processen te testen die de ondersteuning van thuiswonende ouderen kunnen verbeteren.
Eén van de proeftuinen was de ‘Actief Zorgzame Buurt’ in twee Brusselse en een Antwerpse wijk. Het Zorgbedrijf Antwerpen, Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg, en enkele lokale partners (zoals Lokaal Dienstencentrum Chambéry en EVA bxl) sloegen de handen in elkaar en experimenteerden rond de centrale vraag: ‘Wat maakt voor ouderen in kwetsbare buurten het verschil tussen langer thuis wonen of verhuizen naar een woonzorgcentrum?’ Het antwoord lag op drie niveaus: 1) lokale netwerken van buren, vrijwilligers en mantelzorgers versterken, 2) aandacht voor kwaliteitsvol wonen en woonaanpassing aan veranderende noden, en 3) belang van professioneel casemanagement voor complexere woon- en zorgvragen. De partners van de proeftuin ontwikkelden een model van buurtgerichte zorgorganisatie in een grootstedelijke context.
Hun concept van zorgzame buurten vond ook breder in Vlaanderen en Brussel weerklank, en in 2016 verscheen de visienota ‘Buurtgerichte zorg: de ‘actief zorgzame buurt’ als toekomstmodel voor Vlaanderen en Brussel’. Enkele Vlaamse en Brusselse partners, waaronder het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg, Zorgbedrijf Antwerpen, OCMW Gent, Brusselse Ondersteuning Dienstencentra, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, Vrije Universiteit Brussel, Zorgnet Vlaanderen en diverse OCMW’s beschreven daarin de basisprincipes en condities van het concept ‘zorgzame buurt’, dat in de jaren erna verder werd ontwikkeld. Zo werd er nagedacht over belanghebbenden, de regie, financiering en regelgeving.
Sindsdien zien we steeds meer experimenten rond zorgzame buurten. Zo was er van 2018 tot 2021 het project ‘Minder mazen, meer net’ van SAAMO Limburg en SAAMO West-Vlaanderen. In dat project ontwikkelde SAAMO methodieken voor lokale besturen die zorgzame buurten willen creëren. De methodieken werden getest in vier landelijke gemeenten, met de focus op bewoners in een kwetsbare situatie of in verdoken armoede.
In 2019 en 2020 werden 35 zorgzame buurt-praktijken ondersteund door het Fonds Dr. Daniël De Coninck in Vlaanderen en Brussel. Het waren 35 unieke projecten, heel verschillend en toch allemaal even hard zoekende om lokaal samenwerken in zorgzame buurten mogelijk te maken. Ze creëerden ontmoetingsplekken, burenhulpnetwerken, verbindende figuren, enzovoort. Een analyse van deze projecten door de Vrije Universiteit Brussel haalt een aantal positieve effecten aan, zoals ontmoeting, zorgzaamheid, verbinding en meer levenskwaliteit en welbevinden. Maar er zijn ook een aantal beperkingen zoals te weinig aandacht voor wonen, zware zorgvragen, beleidsbeïnvloeding en politiserend werken.
Ook de Vlaamse overheid erkent het belang van zorgzame buurten. Van 2022 tot 2024 krijgen 132 projecten in Vlaanderen en Brussel financiële steun om zorgzame buurten te ontwikkelen, elk op hun eigen manier.
Belang van buurt voor informele zorg
Het concept van zorgzame buurten vertrekt van de idee dat de buurt een grote rol kan spelen in informele zorg. De onderzoeksprojecten CIVEX en MaN’Aige onderzoeken dat idee.
Het CIVEX-project (Exclusion from Civic Engagement of a Diverse Older Population: Features, Experiences and Policy Implications) is een samenwerking tussen 5 Europese universiteiten en onderzoekt het maatschappelijke engagement van ouderen, waar informele hulp een belangrijke dimensie van is (www.civex.eu).
De Vrije Universiteit Brussel als Belgische partner richt zich op het belang van de buurt voor informele zorg, met een focus op achtergestelde buurten. In Kuregem en de Brabantwijk in Brussel verzamelden we 40 levensverhaalinterviews over informele zorg door oudere buurtbewoners, zoals boodschappen doen, op kinderen passen of informatie geven over de buurt. Ouderen krijgen dus niet enkel zorg, maar zijn ook actieve zorgverstrekkers.
De sociale netwerken in dergelijke buurten veranderen snel door het hoge transitgehalte. Deze buurten worden gekenmerkt door een hoge in- en uit-migratie van bewoners, die de buurt zien als een aankomstplek en in veel gevallen vertrekken wanneer hun economische situatie het toelaat. Ouderen die wel lange tijd in de buurt blijven wonen, hebben waardevolle kennis over de geschiedenis en dynamiek van de buurt. Die kennis is van groot belang om de uitdagingen aan te pakken waar achtergestelde buurten en hun bewoners mee geconfronteerd worden, zoals een snel veranderend bewonersbestand, een wegtrekkende dienstensector en precaire woonsituaties.
Zo was er het verhaal van een 77-jarige vrouw die haar hele leven in de Brabantwijk heeft gewoond en niet van plan is te verhuizen. Ze vertelt hoe ze in haar straat een belangrijk contactpersoon is geworden door haar ervaring en bekendheid in de buurt. “Mensen kennen mij soms beter dan dat ik hen ken omdat ik hier al zo lang woon,” geeft ze toe. “De een vraagt naar inlichtingen voor de gemeente, de ander vraagt of ik op haar dochter wil letten. Het zijn kleine dingen op buurtniveau”. Door hun vertrouwdheid met de buurt en met de bewoners kunnen deze langdurige bewoners een spil zijn in het zorgzame buurtnetwerk en kunnen ze specifieke behoeften, gaten in de dienstverlening, en mogelijkheden voor verbetering identificeren.
Daarnaast toont het onderzoek dat informele hulp door ouderen positief is voor ouderen zelf. Het geeft hen een gevoel van voldoening, met positieve effecten op fysiek en mentaal welzijn. Zo zegt een 70-jarige vrouw die in Kuregem woont: “Ik voel me nuttig en ik voel me levend als ik mijn buurman help”. Ouderen geven door hun informele zorg niet alleen cruciale ondersteuning aan hun directe omgeving, maar ze krijgen er ook iets voor terug. De eerder genoemde vrouw verwoordt het zo wanneer ze gevraagd werd waarom ze in haar huis sessies lichamelijke beweging organiseert voor buurtbewoners: “Ontvangen is voor mij tweerichtingsverkeer en daar hou ik van. Als ik hen help, als ik naar hen luister, als ik oefeningen doe die mij ook goed hebben gedaan. Ik deel deze oefeningen omdat ze me van veel gezondheidsproblemen hebben gered. Ik leer veel met hen. Ik word er zelf ook rijker van”. Zorgzame buurten die inspelen op de informele zorg van ouderen zijn dus een belangrijke spil om buurtnetwerken te versterken en informele hulp van bewoners te ondersteunen.
Betrek buurtgebruikers bij zorgzame buurt
Niet alleen bewoners spelen een rol in zorgzame buurten. In grote steden zijn er heel wat buurtgebruikers zoals bedrijven, scholen, passanten, winkeliers, publieke en culturele instellingen, die een bijdrage kunnen leveren aan een zorgzame buurt. Dat was het uitgangspunt van het co-creatief onderzoeksproject MaN’Aige, een partnerschap tussen de Vrije Universiteit Brussel, LD3, Maison Médicale Enseignement, Odisee Hogeschool en Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg. MaN’Aige ging aan de slag in twee Brusselse buurten waar veel dergelijke buurtgebruikers aanwezig zijn die op het eerste gezicht weinig met zorg te maken hebben, namelijk Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuw en Martelaarswijk.
MaN’Aige schuift de idee naar voren dat je eerst aan verbindingen moet werken om zorgzaamheid te bekomen. Het doel was om te onderzoeken hoe verbindingen tussen buurtbewoners en -gebruikers kunnen ontstaan die bijdragen aan een zorgzame buurt. Ten eerste bleek dat buurtgebruikers zich steeds meer bewust werden van hun buurt. Simpelweg de vraag stellen, leverde vaak verbaasde reacties op: “Wonen hier echt mensen in de buurt?”
Ten tweede zagen buurtgebruikers steeds meer het belang in van een buurtnetwerk. Daarbij bleek de gedeelde, publieke ruimte een belangrijk uitgangspunt voor verbinding. Buurtgebruikers en bewoners delen de ruimte van de buurt, ze gebruiken er dezelfde voetpaden en hun gebouwen vormen het straatbeeld. Voor beide partijen is een zorgzame, leefbare buurt van belang. Tijdens het onderzoek zetten een aantal buurtgebruikers zich in voor vergroening en toegankelijkheid. Zo stelde een theater zijn cafetaria open voor buurtvergaderingen: “Op zich heeft vergroening niets te maken met de primaire taak van een theater. Maar in plaats van een focus op ‘dit zijn onze klanten’, hebben we nu een focus op ‘dit is onze buurt’. We gaan proberen betrokken te raken bij de buurt en luisteren naar wat belangrijk is voor de bewoners.”
Tot slot verbreedde het MaN’Aige-project de visie op zorg: van een één-op-één informele zorgrelatie, met het risico om de verantwoordelijkheid voor zorg op de schouders van bewoners af te schuiven, naar zorgzaamheid, een houding naar de ander toe die ieders verantwoordelijkheid voor een leefbare omgeving aanspreekt. Zorg is dan niet louter een zorgtechnische, medische handeling, maar een relationele, sociale grondhouding. Een van de co-onderzoekers verwoordde het als volgt: “Zorgzaamheid betekent attent en aandachtig zijn. Het kan zelfs zorgzaam zijn om niet in contact te komen met iemand anders. Er zijn veel manieren om te zorgen of attent te zijn voor iemand of iets dat leeft”.Hoewel het in een zorgzame buurt van belang blijft om in te zetten op professionele zorg en mantelzorg, toonde MaN’Aige de meerwaarde van buurtgebruikers om bij te dragen aan een zorgzame buurt. De belangrijkste lessen van dit project verzamelden we in een cahier, uitgegeven door Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg.
Grenzen aan zorgzame buurt
Zorgzame buurten als organisatiemodel voor zorg, dat klinkt als muziek. Maar we willen enkele belangrijke nuances brengen, die ook gelden voor vermaatschappelijking van de zorg in het algemeen. Bezuinigingen op professionele zorg hebben er mede hebben toe geleid dat de verantwoordelijkheid van zorg soms te veel bij informele zorgverleners ligt. In de prakijken die we bestudeerden de afgelopen jaar, en in de interviews die we deden voor CIVEX en MaN’Aige, ligt heel sterk de nadruk op gemeenschapsvorming, het belang van sociale contacten en informele zorg tussen buurtbewoners onderling en tussen buurtbewoners en gebruikers. De rol van de formele zorgverlener krijgt vaak minder aandacht. Het lijken twee aparte werelden. Een vaststelling waar we kritisch naar willen kijken.
Professionele zorg mag niet op de achtergrond verdwijnen, maar moet informele zorg omkaderen en ondersteunen. Zorgzame buurten zijn meer dan zorgzame buren, en kunnen geen oplossing zijn voor een gebrek aan toegankelijke, professionele zorg. Informele hulp kent immers haar grenzen. De verwachtingen tegenover informele zorgverleners mogen niet te hoog worden. Veel mantelzorgers en vrijwilligers bezwijken onder de zware last op hun schouders. De kwaliteit van de zorg kan in het gedrang komen als een zorgzame buurt beperkt blijft tot informele hulp. De overheid heeft de verantwoordelijkheid om structureel de professionele zorg te financieren en ondersteunen.
Bovendien gaat een zorgzame buurt over alle levensdomeinen: niet enkel zorg en welzijn werken samen, maar ook beleidsdomeinen die focussen op werk, wonen, ruimtelijke planning, mobiliteit, cultuur, sport en onderwijs vinden elkaar. Ze stemmen af en doorbreken hokjes.
Ten slotte mist de informele zorg nu vaak de nodige erkenning en wordt ze afgeremd door bepaalde factoren in de omgeving, zoals werkgevers of het beleid. Het is dus noodzakelijk dat informele zorg goed ondersteund en omkaderd wordt door professionals, zodat de taken voor informele zorgverleners doenbaar blijven. Informele zorg betekent niet ‘zorgtaken afschuiven op informele zorgers’, maar wel hen voldoende ondersteunen en erin investeren.
Literatuurselectie
De Donder, L., Smetcoren, A., Dury, S., Van Regenmortel, S., Lambotte, D., Duppen, D., Fret, B., Brosens, D., De Witte, N. & D. Verté (2017) Zorginnovatie in Vlaamse proeftuinen: Onderzoek naar Actief Zorgzame Buurten in Brussel en Antwerpen. Brussel: Kenniscentrum WWZ – Woonzorg Brussel.
Bekaert, A., Denys, B., De Muynck, J., De Vriendt, T., Foriers, L., Moons, S., Peeters, T., Plas, G., Sablon, W., Teugels, H., Theys, F., Tomsin, W., Verhoeven, I., Vervaet, C., & D. Verté (2016) Buurtgerichte Zorg. De actief zorg-zame buurt als toekomstmodel voor Vlaanderen en Brussel. Brussel: VVDC & Kenniscentrum WWZ – Woonzorg Brussel.
De Donder, L., Hoens, S., Stegen, H., Kint, O. & A. Smetcoren (2021) Lokaal samenwerken in zorgzame buurten. Brussel: Fonds Dr. Daniël De Coninck.
Degraeve, L., Kint, O., & K. Boussart (2022) De verborgen spelers in een zorgzame buurt. Bouwen aan zorgzaamheid met buurtgebruikers. Brussel: Kenniscentrum WWZ – Woonzorg Brussel.
Liesbeth De Donder (liesbeth.de.donder@vub.be) is professor Agogische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel en directeur van de onderzoeksgroep Society and Ageing Research Lab (SARLab). Octavia Kint (octavia.kint@vub.be) is doctoraatsonderzoeker over zorgzame buurten en werkte mee aan het MaN’Aige-project in het kader van haar doctoraat. Bas Dikmans (bas.dikmans@vub.be) voert een doctoraatsonderzoek binnen het CIVEX-project. Hij richt zich op het maatschappelijk engagement van ouderen in twee achtergestelde wijken in Brussel. Lieselot Degraeve (lieselot.degraeve@vub.be) is valorisatiemedewerker bij Society and Ageing Research Lab (SARLab) en hielp de auteurs om hun ideeën te verwoorden.