Veiligheidsbeleving in de openbare ruimte

Marianne Franken & Jelle Brands

Neude, plein in Utrecht. Bron: Jelle Brands

Stel je voor dat je ’s nachts alleen naar huis fietst. De kortste route naar huis leidt je via een plein. Er hangen nog wat mensen rond. Je kunt ze niet goed zien, maar hoort dat ze wat naar je roepen. Met kloppend hart fiets je snel weg.  

Een gebeurtenis zoals die hierboven wordt binnen de criminologie een situationele beleving van onveiligheid genoemd. Situationele onveiligheidsbeleving verwijst naar een concreet moment en een bepaalde plaats waarop iemand zich onveilig voelt, in dit geval ’s nachts op een plein. Personen die een dergelijke gebeurtenis meemaken kunnen veelal duidelijk verwoorden wat er voor zorgde dat zij zich daar-en-dan onveilig voelden, en hoe zij vervolgens reageerden. Door de intensiteit van zulke ervaringen worden ze namelijk erg bewust meegemaakt. Zicht op dit soort gebeurtenissen geven criminologen waardevolle inzichten in dagelijkse belevingen van onveiligheid.  

Toch wordt er maar mondjesmaat onderzoek gedaan naar situationele veiligheidsbeleving. Vaker zien we een meer algemene benadering terug van veiligheidsbeleving. In de Nederlandse Veiligheidsmonitor – een landelijke, tweejaarlijks terugkerende vragenlijst over slachtofferschap van criminaliteit en veiligheidsbeleving – worden deelnemers bijvoorbeeld de volgende vraag gesteld: “Voelt u zich weleens onveilig?”. Dit geeft slechts een globaal, overkoepelend beeld van de beleving van onveiligheid. Concrete situaties uit het dagelijks leven, zoals de fietstocht hierboven, kunnen door deelnemers meegenomen worden in het beantwoorden van een dergelijke vraag, maar komen niet centraal in beeld.  

Hierdoor kunnen we lastig achterhalen hoe vaak iemand nu eigenlijk daadwerkelijk situaties meemaakt waarin diegene zich onveilig voelt en in welke mate iemand zich dan onveilig voelt. Ook weten we weinig over de patronen en context waarin deze ervaringen plaatsvinden. Voelen personen zich vaker onveilig op bepaalde plekken in de stad, of zijn de momenten en plaatsen waar zij zich onveilig voelen evenredig verdeeld over de stedelijke ruimte?  

Groeiend onderzoeksveld
Hoewel er dus relatief weinig onderzoek verricht is naar situationele veiligheidsbeleving, zien we de voorbije jaren wel steeds meer onderzoeken verschijnen. Een vroege poging daartoe kwam in het begin van de jaren 2000. Onderzoekers hebben toen een vragenlijst ontwikkeld waarmee zij deelnemers bevroegen of zij zich het afgelopen jaar op enig concreet moment in hun dagelijks leven onveilig hadden gevoeld en, zo ja, dieper in te gaan op de laatste keer waarop zij zich onveilig voelden. Deze onderzoeksmethode biedt ons een benadering van de situationele veiligheidsbeleving. Het blijft echter een benadering. De herinnering van de situatie kan immers vertroebeld worden, zeker wanneer er meer tijd versteken is tussen het moment waarop de ervaring plaatsvond en het moment van rapporteren. 

Tegenwoordig zien we ook veel onderzoek dat verder gaat dan de traditionele vragenlijst en gebruikmaakt van mobiele applicaties om situationele veiligheidsbeleving te onderzoeken. Deze applicaties maken het mogelijk ervaringen gemakkelijk, nauwkeurig en direct na de onveilige beleving te delen. Apps kunnen ook gebruik maken van push-notificaties, bijvoorbeeld op willekeurige momenten van de dag, om deelnemers te vragen hun ervaring te delen van de situatie waar zij zich op dat moment in bevonden. Dit zorgt ervoor dat er niet enkel teruggeblikt wordt op de meest intense (on)veiligheidsbeleving van de dag, maar dat de grote verscheidenheid aan situaties wordt gevangen die men in het dagelijks leven meemaakt. In beide gevallen kan men de (kenmerken van de) situatie rapporteren nu ze nog vers in het geheugen ligt, wat de verkregen data nauwkeuriger maakt. De precieze plaats van het voorval kan bovendien nauwkeurig bepaald worden aan de hand van de GPS-locatie van het apparaat. Hiermee kunnen onveilige locaties accurater genoteerd worden en hotspots van onveiligheidsbeleving in kaart gebracht worden.  

Onderzoek naar situationele veiligheidsbeleving kan met behulp van deze mobiele applicaties in een stroomversnelling raken. Dergelijk onderzoek biedt een belangrijke kijk op hoe vaak mensen eigenlijk situaties ervaren die zij als onveilig beleven, welke (groepen) mensen zich relatief vaker situationeel onveilig voelen en hoe deze ervaringen door de tijd en over de ruimte verdeeld zijn. Tegelijkertijd dienen de mobiele applicaties toegankelijk te blijven; vragen over de situationele veiligheidsbeleving moeten snel en gemakkelijk ingevuld kunnen worden. Hierin zit dan ook een belangrijke afweging: wie het invullen toegankelijk wil houden, dient het aantal vragen dat gesteld wordt beperkt te houden. Daardoor is het lastig om de diepte in te gaan. Bestaande apps bieden bijvoorbeeld maar beperkt zicht op de redenen waarom personen zich op bepaalde tijden en locaties onveilig voelen. Van een nauwkeurige systematische benadering van verklaringen van situationele veiligheidsbeleving is momenteel dan ook nog geen sprake.  

Vredenburg, plein in Utrecht. Bron: Jelle Brands

Veilig en plein public  
Op basis van de algemene literatuur over veiligheidsbeleving en eerste proeven met de bovengenoemde applicaties is er wel enige consensus over factoren die een rol kunnen spelen in de totstandkoming van situationele (on)veiligheidsbeleving. Deze factoren kunnen onderverdeeld worden in vier categorieën. We werken deze uit door situationele (on)veiligheidsbeleving op een stadsplein te spiegelen aan algemene theorie over verklaringen van situationele veiligheidsbeleving.  

Ten eerste zijn sommige (groepen) mensen, zoals vrouwen of ouderen, meer geneigd zich op een plein onveilig te voelen dan anderen. Dit is bijvoorbeeld omdat zij zich kwetsbaarder voelen en denken een potentiële dreiging van slachtofferschap van criminaliteit minder goed te kunnen weerstaan. In eenzelfde situatie zullen deze personen dan ook eerder laten weten zich onveilig te voelen dan een persoon die niet deze neiging heeft.  

Ten tweede spelen ‘mentale kaarten’ een belangrijke rol. Zo staan sommige pleinen bij mensen mogelijk bekend als onveilig, bijvoorbeeld op basis van eerdere ervaringen of verhalen van anderen of de media. Zodoende kan iemand al alert zijn wanneer hij of zij zich op een bepaald plein begeeft, en meer gefocust zijn op mogelijke onveiligheid. Een relatief kleine dreiging kan dan bevestigend werken en situationele onveiligheidsgevoelens in de hand werken, waar dit elders dan mogelijk niet het geval geweest zou zijn.  

Ten derde kunnen kenmerken uit de direct omgeving de onveiligheidsbeleving op stadspleinen in de hand werken. Mensen scannen continue, vaak onbewust, de omgeving op tekenen van potentiële dreiging. Wanneer een kenmerk uit de omgeving wordt geïnterpreteerd als mogelijk gevaarlijk, kan dit leiden tot een onveilig gevoel. Omgevingskenmerken op een plein kunnen fysiek en sociaal zijn.  

Onderhoud van pleinen blijkt onder andere een belangrijk fysiek kenmerk. Wanneer er bijvoorbeeld veel rommel en graffiti aanwezig is, kan dit de indruk wekken dat er niet goed gezorgd wordt voor de omgeving. Het kan geïnterpreteerd worden als een waarschuwing voor andere, grotere problemen zoals criminaliteit die zich op het plein afspelen.  

Wat betreft de sociale omgeving kunnen verlaten pleinen een gevoel van onveiligheid oproepen. De aanwezigheid van mensen, zeker wanneer er een goede, verwelkomende sfeer heerst, kan gepaard gaan met veilige gevoelens. De aanwezigheid van mensen kan echter ook nadelig zijn, onder andere wanneer zij negatief gedrag vertonen. Dit kan een dreigende houding zijn, maar ook afwijkend of ongewenst gedrag; voor sommigen kan hangende jeugd of dronken mensen op het plein een onveilig gevoel in de hand werken.  

Omgevingskenmerken kunnen bovendien het scannen van de omgeving belemmeren. Dit kan de omgeving onvoorspelbaar maken, waardoor men alerter wordt op gevaar. Er dient daarom onder andere goed zicht te zijn, bijvoorbeeld door het plein ’s avonds voldoende te verlichten. Pleinen hebben veelal goede zichtlijnen, zonder blokkade door bijvoorbeeld bomen of muren. Dit bevordert het zicht en stimuleert de veiligheidsbeleving, doordat men potentiële dreigingen aan zou kunnen zien komen.  

Ten vierde kan de aanwezigheid van toezichthouders, zoals politie, gemeentelijke handhavers of beveiligers mensen een veiliger gevoel bieden, doordat zij in kunnen grijpen bij vormen van overlast maar ook door enkel hun geruststellende aanwezigheid. We weten tegelijkertijd dat wanneer te veel toezicht aanwezig is, dit bij sommige mensen ook een gevoel van onveiligheid kan oproepen. Men kan zich afvragen waarom dit toezicht nodig is: is het hier dan zo onveilig?  

Samenspel van omstandigheden systematisch bekijken 
Er is momenteel nog geen eenduidigheid over de rol die bovengenoemde factoren spelen in de totstandkoming van situationele veiligheidsbeleving. Zoals hierboven blijkt uit de aanwezigheid van toezichthouders, kunnen factoren in bepaalde situaties een sterker of juist tegenstrijdig effect hebben vergeleken met andere situaties. We dienen daarom te achterhalen welk samenspel van factoren een rol speelt in situaties waarin mensen zich (on)veilig voelen, alvorens we er goed op in kunnen spelen met interventies. Voelen mensen zich bijvoorbeeld altijd even onveilig wanneer hangende jeugd aanwezig is, of kan dit effect verzwakken bij voldoende (dag)licht of bij aanwezigheid van toezicht? Antwoord op vragen zoals deze geeft handvaten voor interventies. Met ons eigen onderzoek willen wij bijdragen aan deze kennisbehoefte.  

Leiden(d) voorbeeld? 
In de Nederlandse context wordt momenteel ook onderzoek gedaan naar situationele veiligheidsbeleving. Het onderzoek bouwt voort op de nieuwe, groeiende internationale inzichten in situationele veiligheidsbeleving en toetst in hoeverre deze van toepassing zijn op de Nederlandse stad Leiden. In Leiden probeert de Stadscriminoloog te achterhalen op welke momenten, locaties en in welke situaties men zich situationeel (on)veilig voelt en waarom. De Stadscriminoloog onderzoekt daarbij ook systematisch welke factoren een rol kunnen spelen in de situationele veiligheidsbeleving.  

Hiervoor wordt een digitale vragenlijst gebruikt, aangevuld met voordelen van mobiele applicaties, zoals het gebruik van GPS en notificaties. Voortbouwend op eerder onderzoek wordt aan Leidenaars gevraagd of en in welke mate zij zich gedurende de afgelopen dag (on)veilig voelden en waar en wanneer dat was. Waar mobiele applicaties de situationele veiligheidsbeleving echter veelal zo kort mogelijk uitvragen, heeft de Stadscriminoloog ervoor gekozen om oorzaken uitgebreider uit te vragen. Inwoners van Leiden die deelnemen aan het onderzoek worden dan ook middels korte stellingen gevraagd naar fysieke en sociale kenmerken van de situatie waarin zij zich onveilig voelden. Deelnemers kunnen onder andere aangeven of de omgeving goed onderhouden was, er een goede sfeer was en of er mensen waren de dreigend overkwamen. Ook werd gevraagd of inwoners meer toezicht zouden wensen in dergelijke situaties. 

Zo wordt per situatie duidelijk welk samenspel van factoren leidt tot het ervaren onveiligheidsgevoel. De Stadscriminoloog probeert hier vervolgens patronen in te achterhalen, wat inzicht kan geven in een geschikte aanpak: zien we bijvoorbeeld dat verschillende inwoners een bepaald plein positief ervaren, maar dat de situationele veiligheidsbeleving op het plein keldert wanneer zij zich ’s avonds op het plein begeven, wanneer er veel jeugd rondhangt en er weinig toezicht aanwezig is? Dan kan gekeken worden of meer toezicht wenselijk is in dergelijke situaties, of dat men met de jeugd in gesprek kan gaan.  

Het systematisch verzamelen van data omtrent verschillende factoren kan zo inzicht geven in de patronen en verklaringen die aan de basis liggen van concrete (alledaagse) (on)veiligheidsbelevingen in de publieke ruimte. Dit inzicht kan vervolgens gebruikt worden om de veiligheidsbeleving waar nodig gericht te verbeteren.  

Marianne Franken is promovenda aan het Instituut voor Strafrecht & Criminologie aan de Universiteit Leiden. Binnen haar promotieonderzoek ‘de Leidse stadscriminoloog’ doet Marianne in een samenwerking met de gemeente Leiden en de politie ruim vier jaar onderzoek om de veiligheidsbeleving onder inwoners van Leiden in kaart te brengen én om waar nodig aanpassingen te doen.
Jelle Brands is universitair docent aan het Instituut voor Strafrecht & Criminologie aan de Universiteit Leiden en doet onderzoek naar veiligheidsbeleving in de stedelijke publieke ruimte. Ze zijn te bereiken via: stadscriminoloog@law.leidenuniv.nl. Deelnemende onderzoekers zijn naast de auteurs ook Prof. Dr. Maarten Kunst en Dr. Janne van Doorn.