Straat-skateboarders en het machtsevenwicht van publieke ruimte

Romy Beukeboom

Skate-proof publieke ruimte. Bron: Romy Beukeboom

Wereldwijd zijn er ongeveer 50 miljoen skateboarders. Hun bewegingen en leefwereld blijven niet gebonden aan skateparken of half-pipes. Met hun vindingrijke kijk op de omgeving is de straat een ultieme speeltuin, waarin straat-skateboarders spelen met het machtsevenwicht van publieke ruimte.

Wat hebben straat-skateboarders, parkour beoefenaars en daklozen met elkaar gemeen? Ze verbreden allemaal de definitie en realiteit van wat als ‘openbare ruimte’ wordt bestempeld. Waar de meerderheid een bankje op een openbaar plein gebruikt om op te zitten, ziet een straat-skateboarder een obstakel om overheen te grinden. Parkour-beoefenaars maken gebruik van de openbare ruimte als hindernisbaan. Voor een dakloze transformeert de openbare ruimte in een plek om (noodgedwongen) te verblijven. De sociaal-ruimtelijke interactie tussen deze onverwachte gebruikers en de openbare ruimte zorgt voor een uitdaging van wat wordt gezien als ‘de bedoeling’ voor openbare, geplande omgevingen.  

Stadsplanners, ontwikkelaars en landschapsarchitecten anticiperen op bepaalde gebruikers en gebruiken bij het plannen en ontwerpen van publieke ruimte. Het ordenen van ruimte beïnvloedt het gedrag van en de interactie tussen mensen vaak op een voorspelbare manier. Tegelijk komt de manier waarop de overheid de realiteit van publieke ruimte voor zich ziet, niet altijd overeen met hoe diezelfde ruimte wordtbeleefd door haar gebruikers. Met andere woorden, met de manieren waarop sommige individuen of groepen een publieke ruimte (willen) gebruiken, wordt niet altijd rekening gehouden in het plannings- en ontwerpproces.

Straat-skateboarders gebruiken publieke ruimte om zichzelf uit te drukken. Dit doen ze door een speciale vorm van wederkerigheid. De gebouwde omgeving – en specifieker stedelijk meubilair zoals bankjes, randjes en trapleuningen – ‘vraagt’ in hun ogen om de kansen te benutten die de ruimte hen biedt. Het werkt ook de andere kant op. Straat-skateboarders ‘antwoorden’ door met bepaalde tricks de geplande ruimte tijdelijk toe te eigenen. Het intrinsieke element van verrassing over waar en hoe straat-skateboarders zich bewegen, maakt hun gebruik van publieke ruimte inherent onverwachts. Maar voor wie? En met welke gevolgen? Dit bekijken we aan de hand van casussen in Arnhem en Rotterdam.

Provinciehuis plein in Arnhem

Het Gelderse provinciehuis in Arnhem is omgeven door een glad, marmeren plein met spiegelende luchtbruggen en een mooie doorkijk van de Markt naar rivier de Rijn. Straat-skateboarders voelen zich aangetrokken tot deze openbare ruimte. Ze maken intensief gebruik van het plein door middel van eigen meegebrachte en zelfgemaakte ramps en door fanatiek gebruik te maken van het vaste straatmeubilair. Als gevolg van dat gebruik raakte deze hardware beschadigd.

De terreinbeheerder nam hun materialen in, om zo een gesprek met de skaters af te dwingen. Deze interventie mondde uit in een reeks gesprekken van de ontwerper van het plein en de wethouder tot aan de Commissaris van de Koning van Gelderland. Samen concludeerden ze dat een relatief simpele aanpassing zoals het toevoegen van ijzeren profielen op het straatmeubilair een deel van de oplossing kon zijn.

Door in gesprek te gaan met de skate-gemeenschap is er een duurzame oplossing gevonden voor een onverwachte gebruiksvorm van deze publieke ruimte. Met ander woorden, de hardware is meer geschikt gemaakt voor de software, de mensen die het provinciehuis plein op een bepaalde manier willen gebruiken. Welke lessen kunnen we nog meer uit deze reactie halen?

Lessen uit Arnhem

Als eerst is dat het zelfbewustzijn van de machtpositie van (in dit geval) de commissaris. De commissaris besefte dat zijn persoonlijke bewondering en enthousiasme voor de straat-skaters onder zijn raam doorslaggevend is geweest in de algehele acceptatie van hun aanwezigheid. Ten tweede haalt hij een punt aan waar door velen aan voorbij wordt gegaan: uiteindelijk gaat het om publieke ruimte. Skateboarders hebben net zo goed als iedereen recht op ruimte.Ten derde bleek dat contactpersonen in de skate-gemeenschap van essentieel belang bleken. Deze ‘ambassadeurs’ moet je echter ook binnenin het ambtelijk apparaat hebben. Verder werd duidelijk dat nieuwsgierigheid als vertrekpunt noodzakelijk is. Door niet direct te kijken naar het kostenplaatje, maar open te staan voor het verhaal en de leefwereld van de ander kan publieke ruimte voor iedereen zijn of worden.

Het Provinciehuis plein in gebruik. Bron: Romy Beukeboom.

Terugvallen op ‘de bedoeling’ van een publieke ruimte kan soms nadelig uitpakken voor de levendigheid ervan. De betrokken landschapsarchitect gaf aan dat het concept voor het provinciehuis plein een neutrale, stedelijk plek moest zijn. Met andere woorden, een plek die niet per se ontworpen is voor specifieke gebruikersgroepen. Toch droeg de materiaalkeuze eraan bij dat skateboarden als activiteit hier initieel voor schade zorgde. De ondergrond, oftewel de basis van een openbare ruimte, bepaalt voor een groot deel welke activiteiten daar plaats kunnen vinden. Landschapsarchitecten dienen zich dus bewust te zijn van de (on)mogelijkheden die ze creëren met hun ontwerp- en materiaalkeuzes.

Tot slot laat de casus van het Provinciehuis plein zien dat wanneer een groep niet in lijn beweegt met die vooraf gedefinieerde bedoeling van de publieke ruimte, dit niet per se hoeft te leiden tot een sociaal-ruimtelijk conflict. Kortom, een succesvoorbeeld van een publieke ruimte die werd aangepast als antwoord op een gebruiksvorm waarop niet was geanticipeerd.

Museumpark in Rotterdam

Het Depot van museum Boijmans van Beuningen is dé culturele blikvanger van het Museumpark in Rotterdam. De indrukwekkende skyline van Rotterdam wordt tentoongesteld door de spiegelende panelen aan de buitenkant. Maar voor wie goed kijkt, reflecteert er ook een andere realiteit op de begane grond. De gladde ondergrond van asfalt heeft een bijna magnetische werking op straat-skateboarders uit binnen- en buitenland. Het Depot kreeg een connotatie als plek waar jong en oud samenkomen en waar je niet wist wie of wat je tegen ging komen – alles kon. Tegelijkertijd hadden de straat-skateboarders een plek om ongestoord te experimenteren, samen te komen en te bewegen.

Helaas behoort dit fenomeen tot het verleden. Terug naar 2021. Paradoxaal gezien is de komst van het Depot ook de direct aanleiding geweest om het Museumpark te vergroenen en daarmee te herontwerpen. Eén van de onderdelen van dit nieuwe ontwerp was het aanpassen van de ondergrond. De gladde plaat van asfalt moest plaatsmaken voor een materiaal met een grovere korrel voor meer grip en stukken gras. Voor de skate-gemeenschap is dit de directe aanleiding geweest om hun ongenoegen te uiten over het ontwerp en het participatieproces. In de ogen van de straat-skaters is er niet voldoende aandacht geschonken aan de skate als gebruikersgroep en wat het Museumpark voor hen betekent.

Het werd een politiek verhaal: een petitie werd 5500 keer ondertekend, er is ingesproken tijdens raadsvergaderingen en moties werden ingediend om het ontwerp zodanig aan te passen zodat er geskatet kon blijven worden. Uiteindelijk waren de voorgestelde ontwerpwijzigingen van zowel gemeente Rotterdam als de skaters zelf niet naar wederzijdse tevredenheid. Het ontwerp werd iets aangepast, maar skaten werd door de gekozen ondergrond onmogelijk gemaakt.

Lessen uit Rotterdam

Eén van de aspecten die een rol speelde in dit verhaal was de organisatiegraad van de skate community. Er was een informeel aanspreekpunt, maar geen juridische entiteit met ervaring over hoe te laveren in dergelijke gemeentelijke processen. Daarnaast was het gevoel van de skaters dat zij bewijs moesten aanleveren voor hun intensieve gebruik van deze skateplek één van hun ergernissen ten aanzien van de gemeente.

Waar er in Arnhem meer sprake was van succesvolle en ogenschijnlijk gelijkwaardige interactie tussen de verschillende belanghebbenden, leek het in Rotterdam meer op invloed uitoefenen op een proces dat al nagenoeg afgerond was. Metaforisch gezien leek het voor de skate-gemeenschap alsof ze alleen konden zien wat er met hun geliefde Museumpark ging gebeuren in de reflectie van het Depot, terwijl binnenin de gespiegelde ruimte andere belanghebbenden de agenda bepaalden.  Slechts een enkele keer kregen ze inzicht in het ruimtelijke ordeningsproces, wat later niet voldoende bleek. 

Anders gezegd, in de context van het Provinciehuis plein relateerde het woord ‘publiek’ in publieke ruimte naar de maatschappij, terwijl in het Museumpark de interpretatie van ‘publiek’ meer richting toeschouwers ging, in de vorm van tijdelijke bezoekers van een ruimte.

Reflectie van Museumpark in Het Depot. Bron: Romy Beukeboom.

Van origine was het Museumpark ontworpen door Rem Koolhaas als een void of leegteeen open stedelijke ruimte welke gedicteerd diende te worden door de stad. Uiteindelijk is deze plek geëvolueerd tot een ietwat gedomesticeerde publieke ruimte, met letterlijk en figuurlijk minder ruimte voor het onverwachte en verrassende. Nu is het weer aan de gebruikers om terug te gaan en voor henzelf te bedenken: is dit een plek voor mij om (opnieuw) te zijn?

Half-pipe politiek

De toegelichte voorbeelden laten zien dat de hoeveelheid aan belangen en de samenhang daartussen deels bepaalt hoe een sociaal-ruimtelijke interactie eruitziet. De complexiteit van machtspolitiek, hiërarchische lagen, persoonlijke belangen en het aantal betrokkenen heeft ervoor gezorgd dat de casus van Museumpark uitdagender was dan die van het plein voor het Provinciehuis. Met andere woorden, het sociaal-ruimtelijke samenspel is inherent complexer wanneer er geskatet wordt op een prominente en cultureel prestigieuze plek als het Museumpark dan wanneer dit gebeurt op een plein met een minder gecompliceerd speelveld en buiten de politieke arena.

Pluralisme in planologie

Planologie en ruimtelijke ordening gaat over het organiseren van (publieke) ruimte.  De ontastbaarheid en onvoorspelbaarheid van straat-skateboarders past slecht bij de sterke behoefte die we hebben aan controle. Om die behoefte te dienen, neigen we naar het letterlijk vastleggen van elke vorm van beweging. Dat kan bijvoorbeeld door middel van wet- en regelgeving, mensen naar bepaalde richtingen nudgen of mensen ertoe aanzetten om zich op een bepaalde manier op een bepaalde plek te gedragen. Deze drang naar controle kan ook doorslaan in een vorm van ‘agorafobie’ waarbij men huiverig wordt voor publieke ruimte die niet ontworpen is of een duidelijke functie heeft. Rem Koolhaas is er dan ook van overtuigd dat ‘leegte’ een architectonisch concept is dat bewust ingezet kan worden. Door de ruimte letterlijk open te laten, ontstaat er plek voor gebruikers om te generen wat zij nodig hebben in een publieke ruimte.

Het onvermogen om elke vorm van gebruik in een openbare ruimte te voorzien is menselijk. Daarom is het relevant om gemeentelijke, politieke en fysieke ruimte te creëren om onvoorzien, bottom-up gebruik van publieke ruimte te kunnen laten plaatsvinden.

De rol van de beslisser/planoloog

Onverwachte gebruikers verschijnen niet uit het niets in de openbare ruimte. De fysieke omgeving vormt de omstandigheden voor bepaalde activiteiten, ongeacht of er op die activiteiten is geanticipeerd of niet. Het bestempelen van iemand of een bepaald gebruik in de publieke ruimte als onverwacht komt vaak voort uit een blinde vlek voor bepaalde belangen – en van iemands vermogen tot verbeelding. Voor sommigen is het heel logisch om een trapleuning als een skatebaar object te zien, terwijl anderen zich er liever aan vasthouden. Deze illustratieve tegenstrijdigheid onderstreept het gegeven dat elk individu een unieke kijk heeft op de openbare ruimte. Ook hebben ze allemaal een verschillende mate van macht om die interpretaties uit te dragen.  Daarom zou elke actor in besluitvormingsprocessen over de gebouwde, openbare omgeving zich bewust moeten zijn van de manier waarop zijn of haar macht van invloed is op de mogelijkheden en beperkingen voor bepaalde gebruikers en gebruiken op die plek. Straat-skateboarders creëren een geleefde realiteit van de openbare ruimte die voor henzelf vanzelfsprekend is, maar door anderen als onverwachts, onbekend en soms ongewenst kan worden gezien. Het creëren van bewustzijn van en gevoeligheid voor de sociaal-ruimtelijke wisselwerking tussen onverwachte gebruikers en de openbare geplande omgeving kan helpen bij het creëren van boeiende, evenwichtige en levendige publieke ruimte(s).

Romy Beukeboom (romybeukeboom@hotmail.com) is adviseur en onderzoeker bij adviesbureau Stad & Co. Ze schreef haar thesis over dit onderwerp voor haar master Landschapsarchitectuur & Planning aan de Wageningen Universiteit.