Ruimte voor sport

Wander Demuynck & Céline Van Migerode

De Olympische Spelen in Parijs vonden plaats in het hart van de stad (Foto: Bo Zhang via Unsplash)

Sport is op unieke wijze verweven met de stedelijke ruimte. In dit themanummer gaan we op zoek naar deplaatsen waar, de mensen voor wie en de manier waarop er ruimte wordt geboden voor sporters in het dagelijkseleven.

De sportzomer van 2024 kende met de Olympische en Paralympische Spelen een absoluut hoogtepunt. Bijzonder aan Parijs 2024  was vooral de manier waarop het sportspektakel werd ingebed in de stedelijke ruimte: atleten van zo’n 184 nationaliteiten kwamen er samen om te beachvolleyballen onder de Eiffeltoren, triatleten zwommen in de Seine en breakdancers en skateboarders toonden hun moves op de Place de la Concorde. De ruimteclaim van de Spelen ging zelfs zo ver dat dat andere grootschalige sportevenement, de Tour de France, zijn finish voor het eerst sinds 1905 moest verleggen buiten Parijs.  

Toch waren er ook keerzijdes aan de vele medailles die werden uitgereikt tijdens de Spelen. Aan het gezuiverde Seinewater hing een kostenplaatje van zo’n anderhalf miljard euro en de waterkwaliteit was zo bedenkelijk dan de mannelijke triatleten pas de nacht voor hun wedstrijd te horen kregen dat die werd uitgesteld tot de bacterieconcentratie voldoende gezakt zou zijn. Ook de openingsceremonie waar atleten in de gietende regen over de Seine werden gevaren, deed de wenkbrauwen fronsen van vele coaches. Daarnaast was de bredere impact van de Spelen op de stad zelf ook niet altijd positief. Lokale handelaars die zich naar aanloop van die openingsceremonie in de beveiligde zone rond de Seine bevonden, zagen hun zaak afgesneden worden van het stadsleven. Ook ontvluchtten veel Parijzenaren tijdelijk de drukte en stijgende huurprijzen in hun stad, en brachten hun zomer buiten Parijs door. In het toneel tussen sport en stad leek de hoofdrol dus veelal naar het spektakel te gaan, terwijl het welzijn van de sporters en de lokale bevolking soms wat op de achtergrond figureerde. 

De ruimte die tegenwoordig aan sport wordt gegeven beperkt zich echter niet enkel tot topsporters. Er is ook toenemende aandacht voor een breder publiek van recreatieve sporters. Zo wordt ook voor hen het gewone leven in de stad steeds vaker on hold gezet – denk bijvoorbeeld aan evenementen zoals de Dam tot Dam-loop in en rond Amsterdam of de Antwerp 10 Miles. Dit doet vermoeden dat sport en haar beoefenaars steeds meer ruimte krijgen in het straattoneel, dat beleidsmakers meer rekening houden met de noden van (top)sporters en dat sportbeoefening zo ook laagdrempeliger wordt voor moeilijk te bereiken doelgroepen. In welke mate deze evoluties zich ook effectief doorzetten op het terrein, is het onderwerp van dit themanummer. In wat volgt gaan we dan ook verder in op de vragen waar, voor wie en hoe er ruimte voor sport wordt geboden en bespreken we kort de artikelen die mee naar een antwoord zoeken op deze vragen. 

De publieke ruimte als sportterrein 

Veel sporten zijn onlosmakelijk verbonden met de publieke ruimte, zoals hardlopen of fietsen. Hoewel dat soort sporten geen specifieke infrastructuur vereisen, speelt de omgeving waarin ze beoefend worden een belangrijke rol. Denk bijvoorbeeld aan hoe je een route kiest op basis van het doel van je verplaatsing. Voor een snelle route naar je werk of om je persoonlijke record te verbeteren, kies je misschien het goed geasfalteerde, vlakke jaagpad langs het kanaal. Voor een ontspannen rit met het gezin op zondag, ga je eerder voor rustige bospaden of landelijke wegen. En bij het verkennen van een stad hecht je wellicht meer belang aan de bezienswaardigheden dan aan de weg zelf. 

De relatie tussen sport en geografie biedt boeiende inzichten. Zo onderzoekt Simon Cook de geografie van hardlopen – of ‘jografie’, zoals hij het noemt – en bespreekt vier facetten die jografie tot een boeiend onderzoeksveld maken: hardlopen als een betekenisvolle vorm van beweging, de ervaring van hardlopers in relatie tot hun omgeving, de keuzes van sporters over waar ze hun routes afleggen en waarom, en de rol van digitale technologieën en trackingssystemen. Het artikel van Jonas Larsen kijkt naar een andere hardloopdiscipline: het marathonlopen. Hij beschrijft marathons als een samenspel van verschillende ‘ritmes’: het trainingsritme van de hardloper in aanloop naar het evenement, het ervaringsritme tijdens de wedstrijd, maar ook de ritmische energie van supporters en de georkestreerde hardloopomgeving die voor één dag de stad transformeert. 

Nick Schuermans laat ons kennis maken met het gravelbiken waarbij hij zijn persoonlijke ervaringen als parcoursbouwer voor gravelevenementen en -reizen deelt. Voor hem is gravelbiken de perfecte manier om de minder begane paden en gebieden te verkennen. De sport biedt een unieke beleving van de omgeving, sneller dan wandelen maar rustiger dan wielrennen. Corneel Casier bespreekt een discipline waarbij de link met de direct omgeving in het bijzonder van belang is: het oriëntatielopen. Bij deze discipline gaat het erom zo snel mogelijk een parcours tussen controlepunten af te leggen – in de stad of de natuur. Het is daarbij cruciaal om de omgeving efficiënt te kunnen lezen en er strategisch doorheen te navigeren. Samen tonen deze artikelen aan hoe sport en geografie onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en hoe de omgeving sportervaringen vormgeeft. 

De Dam tot Dam-loop trekt jaarlijks duizenden lopers (Bron: Abevee via Wikipedia) 

Ruimte voor diversiteit

Sport is echter meer dan een spel – het is ook een spiegel van de samenleving. Kijk bijvoorbeeld naar de diversiteit van het Spaans voetbalelftal dat zich deze zomer tot Europees Kampioen kroonde. In de finale tegen Engeland waren minstens de helft van de opgestelde spelers eerste of tweede generatie migranten. In zijn artikel gaat Gijs Van Campenhout in op de moeilijke balans die voetbalinternationals met een migratieachtergrond moeten behouden tussen hun formele nationaliteit enerzijds en de verbondenheid met hun land van oorsprong anderzijds. Spelers met een dubbele nationaliteit komen namelijk regelmatig in het middelpunt van politieke en maatschappelijke debatten over loyaliteit te staan wanneer de prestaties op het voetbalveld tegenvallen, terwijl hun successen juist als symbool gebruikt worden voor geslaagde integratie. Die paradox is des te groter wanneer hun afkomst, religie of cultuur verschilt van de nationale norm.

Naast de migratiebarrière wordt ook de genderbarrière steeds meer doorbroken in het voetbal. In hun artikel bespreken Nathan D’Hoore, Lieve Lambert en Marnix Beyen de opmars van meisjes in het jeugdvoetbal en stellen ze de vraag of voetballende meisjes meer aparte ruimte moeten krijgen om te voetballen of daarentegen integratie in jongensclubs wenselijker is. Ondanks de toenemende gendergelijkheid in het voetbal – er gaat steeds meer media-aandacht naar het professionele vrouwenvoetbal – blijft er namelijk een dominante masculiniteit bestaan in de voetbalwereld. De auteurs tonen aan de hand van de casus van Football Girls Leuven dat aparte ruimtes soms nodig zijn om meisjes veilig en gelijkwaardig te laten voetballen, al is de strijd om ruimte, middelen en de structurele veranderingen voor een onafhankelijk platform voor meisjesvoetbal nog lang niet gestreden. Zowel meisjes als voetballers met een migratieachtergrond staan voor uitdagingen, maar ze tonen anderzijds aan dat sport een krachtig middel kan zijn voor inclusie en maatschappelijke verandering. 

Ruimtelijk beleid voor sport 

De toegang tot sportinfrastructuur is een essentiële motor voor maatschappelijke integratie. Volgens een recente peiling zijn zo’n 91% van de Nederlanders tevreden over de sportinfrastructuur in hun woonomgeving. Voor Belgen ligt dat percentage op 83%, waarbij stedelingen doorgaans minder tevreden over de sportvoorzieningen dan bewoners van plattelandsgemeenten. In Nederlandse steden valt de tevredenheid terug tot 76%, en in Belgische steden tot slechts 71%.  

Om ervoor te zorgen dat de voorzieningen nauw aansluiten bij de behoeften van sporters is een doordacht en samenhangend ruimtelijk sportbeleid cruciaal. Op gemeentelijk niveau wordt veelal gebruikgemaakt van zogenaamde ‘sportzones’ om de openbare ruimte op een sport- en bewegingsvriendelijke manier in te richten. Bij het realiseren van sportzones ligt de focus niet alleen op toegankelijke sportinfrastructuur en een uitgebreid bewegingsaanbod, maar ook op een verkeersveilige omgeving en goede samenwerking tussen de betrokken organisaties rondom het sportpark. Het artikel van Sanne Cobussen, Jesper Pustjens en Jasper van Houten in dit nummer gaat dieper in op de implementatie van dergelijke sportzones in van de gemeente Lingewaard. 

Een ander belangrijk aspect van sportbeleid is inclusiviteit: hebben verschillende leden van onze samenleving gelijke toegang tot sport- en bewegingsinfrastructuur? Jeroen Scheerder bespreekt in zijn bijdrage de sociale statuspiramide van sport. Hij analyseert of bepaalde sociale klassen al dan niet de openbare ruimte voor sport domineren, en hoe deze dominantie varieert tussen verschillende soorten sporten. Daarnaast reflecteert hij op hoe planologen en bewegingsexperts kunnen samenwerken om een bewegingsvriendelijke omgeving te ontwerpen die toegankelijk is voor alle sociale groepen.   

De opmars van skaters 

De diversiteit aan thema’s die aan bod komen in het voorliggend themanummer wordt wellicht het best samengevat door de ogen van een sport die recent een wedergeboorte heeft gemaakt: het skateboarden. Het aantal skateboardclubs heeft de laatste jaren een significante boost gekregen in de Lage Landen door het min-of-meer samenvallen van de Covid-lockdowns enerzijds – waarin skateboarden de ideale uitlaatklep was om op jezelf en in de buitenlucht te sporten –  en de Spelen van Tokyo anderzijds – waar skateboarden voor het eerst als Olympische discipline erkend werd.

Daarin is een onmiskenbare rol weggelegd voor zowel Vlaamse als Nederlandse steden en gemeenten die steeds vaker investeren in skate-infrastructuur (zie ook de infographic op het einde van dit nummer). Naast de vele informele skatespots die de stedelijke ruimte rijk is, neemt het aantal aangelegde skateparken in sneltempo toe. Hoewel het logisch is dat beleidsmakers daarvoor uitwijken naar de stadsdelen waar er nog plaats is, laten de locaties van deze parken echter vaak te wensen over. Grote skateparken worden namelijk veelal aangelegd in perifere stadsparken, residentiële buitenwijken of in de schaduw van grijze infrastructuurzones – denk bijvoorbeeld aan het recent geopende skatepark Vathorst in Amersfoort of het skatepark Blaarmeersen in Gent. Op die manier blijft het echter moeilijk om jongeren in dichtbevolkte binnenstedelijke wijken, waar de publieke ruimte schaars is en het sportaanbod beperkt, aan het boarden te krijgen en op te nemen in de skategemeenschap. Wel is het zo dat – net omwille van de toenemende toekenning van de ruimte aan skaters – er een steeds jonger en breder publiek tot skaten wordt aangetrokken. 

Skaters in het Brusselse skatepark van Tour & Taxis (Bron: auteurs) 

Naast bereikbaarheid is ook de communicatie tussen beleid en eindgebruiker essentieel bij het inbedden van nieuwe sportinfrastructuur. Zo kreeg het recent geopende skatepark nabij de Tour & Taxis-site in Brussel heel wat kritiek omdat lokale skateboarders nauwelijks geconsulteerd werden in de ontwerpfase. Het resultaat? Een groot en duur park dat, zo bleek achteraf, over een ruimtelijk onlogische inbedding van ramps, curbs en rails beschikt en daardoor een vlotte doorloop belemmert en zelfs tot ronduit gevaarlijke situaties kan leiden tussen skaters onderling. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel skaters juist informele skatespots blijven verkiezen boven de aangelegde skateparken. Voor veel skaters gaat de essentie van het skaten dan ook om het zich toe-eigenen van anders ondergewaardeerde publieke ruimten, zoals parkeergarages, stoepranden en gebetonneerde plaza’s aan kantoortorens, die door skaters alsnog benut en tijdelijk ‘geclaimd’ worden. Het doel is dan om creatief om te gaan met de onverwachte obstakels die deze chaotische stedelijke ruimtes hen voorschotelen. De voorkeur voor informele skatespots omvat daarnaast een socio-culturele component. Dat skaters steeds vaker in netjes afgelijnde skateparken worden geduwd, is namelijk in strijd met het rebels kantje van hun subcultuur.  

Skaten gaat – net zoals alle sporten – dan ook over veel meer dan enkel het uitvoeren van een lichamelijke handeling volgens de regels van de sport. Het is een culturele beleving waarin sociale interacties met anderen centraal staan – met mede-skaters maar ook met andere gebruikers van de publieke ruimte. Ook de ruimte dient niet louter als fysiek oppervlak voor tricks, maar als een met betekenissen beladen plaats waar ervaringen worden opgedaan en uitgewisseld. De relaties tussen sporters onderling, met de infrastructuur waar ze al dan niet gebruik van maken, met de ruimere context waarin ze is ingebed en waarin ze constant onderhandelen met andere ruimtegebruikers, zijn dus uitermate geografisch, en wel in alle betekenissen van het woord.

Wander Demuynck (wander.demuynck@kuleuven.be) is als doctoraatsonderzoeker verbonden aan de KU Leuven en de Universiteit Utrecht waar hij onderzoek doet naar de gevolgen van regionale verstedelijking op tussenstedelijke ruimtes. Hij is ook redacteur bij AGORA.

Céline Van Migerode (celine.vanmigerode@kuleuven.be) is doctoraatsonderzoeker bij de KU Leuven. Haar onderzoek spitst zich toe op de afbakeningen en definities van stedelijke gebieden op wereldwijde schaal. Ze is ook redacteur bij AGORA.