Nathan D’Hoore, Lieve Lamberts, Marnix Beyen
Dit artikel onderzoekt de discussie over de structuur van het jeugdvoetbal: moeten meisjes aparte ruimtes krijgen, los van de dominante mannelijke cultuur, of is integratie binnen jongensclubs wenselijker? Met inzichten uit de literatuur en ervaringen in de club Football Girls Leuven biedt het artikel perspectieven voor bredere participatie en representatie van meisjes en vrouwen.
In de voetbalwereld lijken er gunstige ontwikkelingen te zijn voor meer gendergelijkheid, met een verschuiving die kansen en groei stimuleert voor vrouwen in het voetbal. Voetbal Vlaanderen (VV) bijvoorbeeld tracht met zijn veelbelovende project Futbalista het meisjes- en vrouwenvoetbal op alle niveaus te versterken. Dit initiatief omvat evenementen voor speelsters, workshops voor clubs en ondersteuning voor trainsters, met als doel het aanbod voor voetbalsters te vergroten en de vrouwelijke aanwezigheid in de sport te verankeren. Met ongeveer 32.000 vrouwelijke leden in 2023, wat slechts 10% van het totale ledenaantal van VV uitmaakt, is de ambitie duidelijk: het meisjes- en vrouwenvoetbal in Vlaanderen naar nieuwe hoogten brengen.
Naast deze beleids(r)evolutie in het voetbal, heeft ook de media sinds het afgelopen decennium significant meer aandacht voor het professionele vrouwenvoetbal. Grote vrouwenvoetbaltoernooien, zoals het wereldkampioenschap 2023 in Australië en Nieuw-Zeeland, werden voor het eerst integraal uitgezonden in verschillende landen wereldwijd, waaronder Brazilië en Nederland. Deze groeiende aandacht wordt verder ondersteund door een groeiende afzetmarkt; in Nederland gaf 8% van alle inwoners in een peiling van SPORTNEXT aan geen enkele wedstrijd van dit WK te willen missen. Op basis van dit alles lijkt het voor veel mensen dan ook een uitstekend moment om als meisje of vrouw in het voetbal actief te zijn.
Deze evolutie betekent echter niet het einde van dominante masculiniteit binnen de geledingen van het voetballandschap. De mannelijke locker room culture van hardheid, competitie en bravoure blijkt diepgeworteld en weinig ontvankelijk voor verandering. De grensoverschrijdende kus van de voorzitter van de Spaanse voetbalbond, Luis Rubiales, op de mond van speelster Jennifer Hermoso tijdens de huldiging na de WK-finale is exemplarisch voor deze blijvende genderongelijkheid binnen (de bestuursorganen van) het voetbal. Dit incident weerspiegelt de dominante machocultuur, het opgeëiste eigenaarschap van het spelletje bij mannen en de gepercipieerde inferioriteit van speelsters in vergelijking met hun mannelijke tegenhangers.
“De mannelijke locker room culture blijkt diepgeworteld.“
In deze context is de optimale structuur voor het organiseren van het jeugdvoetbal een onderwerp van debat. De vraag die speelsters, ouders, train.st.ers en beleidmakers zich stellen, is of er aparte en veilige ruimtes moeten worden gecreëerd voor het meisjesvoetbal, weg van de heersende masculiniteit, of dat meisjes voornamelijk moeten worden geïntegreerd in de reeds bestaande ‘jongensclubs’ om dominante patronen te doorbreken. In dit artikel verkennen we dit spanningsveld op basis van bevindingen uit de literatuur en onze ervaringen bij Football Girls Leuven (FGL).
Meisjes in ‘jongensclubs’
Veel clubs, beleidsmakers en topspeelsters pleiten voor een gemengde benadering van het jeugdvoetbal, waar jongens en meisjes – minstens tot aan de puberteit – in eenzelfde team spelen. Ze suggereren dat deze aanpak de ontwikkeling van beide geslachten ten goede komt, onderling respect kan vergroten en ambitieuze meisjes helpt om hun vaardigheden maximaal te ontplooien. Deze meisjes worden namelijk geconfronteerd met een hogere snelheid en fysieke intensiteit tijdens trainingen en wedstrijden, waardoor ze meer skills zouden verwerven. Dit zou uiteindelijk de kloof tussen jongens- en meisjesvoetbal verkleinen en de percepties van inferioriteit van het meisjesvoetbal kunnen doorbreken.
Aanhangers van gemengd voetbal, zoals VV, vinden dat pas zodra de biologische verschillen tussen jongens en meisjes te groot worden, er een apart meisjesteam binnen de bestaande ‘jongensclubs’ moet zijn. Deze ‘gemengde visie’ sluit aan bij liberale feministische perspectieven die betogen dat het creëren van aparte ruimtes voor meisjes kan leiden tot segregatie en de perceptie van inferioriteit kan versterken. Ruimte is namelijk, naast een fysisch fenomeen, een sociaal construct dat onze kijk op de wereld vormt en centraal staat in het tot stand brengen, handhaven en uitdagen van machtsverhoudingen. Om deze machtsverhoudingen tussen jongens en meisjes te doorbreken, pleiten voorstanders van dit perspectief er dus voor om zo lang mogelijk samen te spelen.
De veronderstelling dat het integreren van meisjes in bestaande ‘jongensclubs’ automatisch zal leiden tot het doorbreken van de heersende genderongelijkheden is echter te simplistisch. Bestuurskamers van gevestigde ‘jongensclubs’ zijn namelijk vaak homogene, masculiene gezelschappen die op ondemocratische wijze meisjes naar de achtergrond dringen. Deze eenzijdige macht en controle zorgen ervoor dat de mannen(teams) de beste velden, tijdsloten en kleedkamers toegewezen krijgen. In het geval van gemengde jeugdteams moeten meisjes vaak met een aantal in een kleine scheidsrechterkleedkamer duiken, terwijl jongens alle overblijvende ruimte op en naast het veld claimen. Deze beperkingen vanwege de dominante masculiniteit beïnvloeden bovendien ook het lichamelijke engagement van meisjes op het veld. Ze plaatsen zich vaker in de verdediging en op de flank, zowel uit eigen keuze als op aanwijzing van de coach, en spelen de bal sneller af om fouten en de hiermee gepaarde opmerkingen te vermijden.
De positieve impact van gemengd voetbal op de kans om als meisje door te stoten naar het topvoetbal lijkt wel steek te houden, maar dit geldt natuurlijk enkel voor a select few. Door dit als leidend perspectief te hanteren, wordt bovendien de impact van de heersende masculiniteit op meisjes die niet het topniveau (willen) bereiken over het hoofd gezien.
Daarnaast is de overtuiging dat integratie van meisjes in ‘jongensteams’ de percepties van inferioriteit van het meisjesvoetbal kan doorbreken kortzichtig. Op deze manier wordt het meisjesvoetbal namelijk beoordeeld op basis van kracht en snelheid in vergelijking met jongensvoetbal. Dit impliceert dat het doorbreken van ongelijkheid een eindeloze strijd zal zijn, aangezien biologische verschillen altijd voor significante niveauverschillen zullen zorgen.
“Gendergelijkheid betekent ook het veranderen van de heersende masculiniteit.“
In plaats van ongelijkheid te doorbreken, kan de gemengde aanpak juist door jongens en mannen worden gebruikt om verschillen te benadrukken en eigenaarschap van het spel en zijn ruimtes te claimen. Vaak associëren mannen meisjesvoetbal immers met een kwalitatief minderwaardig spel, en de speelsters met minder ontwikkelde atletische vaardigheden. Dit is een veelgebruikt mannelijk middel om hun eigen connectie met voetbal te versterken en is endemisch voor elke discussie over meisjes en voetbal.
Bij andere sporten zoals tennis en volleybal lijkt er daarentegen meer respect te zijn voor vrouwen. Dit kan deels te wijten zijn aan de aard van deze sporten, waar lichamelijk contact tussen tegenstanders ontbreekt en kracht minder doorslaggevend is dan technische en strategische vaardigheden. Belangrijker is echter de langere geschiedenis van gescheiden maar gelijkwaardige competities en teams in deze sporten in vergelijking met voetbal, wat heeft bijgedragen aan een cultuur waarin zowel mannen als vrouwen hun eigen ruimte binnen de sport kunnen innemen zonder dat één groep de sport als rechtmatig bezit claimt. Zo bestaat de Women’s Tennis Association, opgericht door Billie Jean King, sinds 1973, terwijl de FIFA-wereldranglijst voor vrouwen pas in 2003 het levenslicht zag. Deze gesegregeerde ruimtes hebben een basis gelegd voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen in tennis en volleybal.
Meisjesclubs
Vanwege bovenstaande beperkingen bekritiseren sommige academici en bestuursleden van exclusieve meisjesclubs dan ook het leidend gemengde perspectief van de voetbalfederaties. Ze benadrukken dat het scheiden van meisjes van de mannelijke voetbalomgeving de enige manier is om de associatie van het spel met masculiniteit te doorbreken en duurzame toegang voor meisjes te garanderen. Hoewel dit radicaal feministisch standpunt kan worden gezien als een vorm van segregatie en mogelijk problematische boodschappen kan verspreiden over de vaardigheden van meisjes in voetbal in vergelijking met jongens, benadrukt het een cruciaal punt: er is een diepgewortelde masculiniteit binnen het voetbal die moet worden aangepakt om ware gendergelijkheid te bereiken.
Het opnemen van meisjes in voetbal vereist dus meer dan alleen fysieke aanpassingen; het vraagt om een ontwrichting van de diepgewortelde genderdynamiek in de voetbalruimte. Gendergelijkheid betekent niet alleen het fysiek toelaten van meisjes en vrouwen in ‘jongensclubs’, maar ook het veranderen van de heersende masculiniteit binnen de sport en zijn clubs. Het creëren van exclusieve tijd en ruimte voor meisjes en vrouwen lijkt in ieder geval oplossingen te bieden voor enkele uitdagingen die gepaard gaan met de dominante cultuur. Zo biedt deze context meisjes de mogelijkheid om vrij te bewegen op en naast het veld en om volledig eigenaarschap te nemen over het spel en de bal.
Bovendien dagen speelsters vaak traditionele opvattingen over mannelijkheid in het voetbal onbewust uit, wat een verfrissend perspectief biedt. Incidenten zoals schwalbes en geschreeuw naar scheidsrechters lijken (vooralsnog) minder frequent voor te komen in meisjesvoetbal, hoewel dit niet betekent dat ze helemaal afwezig zijn. Dit opent mogelijkheden voor duurzame verandering van onderuit. Het is echter cruciaal om te erkennen dat afscheiding op zichzelf mogelijk onvoldoende is om de institutionele cultuur van mannenvoetbal te veranderen. Er moet een vorm van uitwisseling zijn tussen meisjesclubs en het traditionele mannenvoetbal om wederzijdse inspiratie te bevorderen en een diepgaande culturele verandering te realiseren.
Meisjeswerking in de marge
Het bestaan van FGL, waarin alle auteurs actief betrokken zijn, is een direct gevolg van ervaringen met marginalisatie en ondergeschiktheid die meisjes binnen gemengde voetbalclubs doormaken. De initiatiefnemers, Lieve Lamberts en Marnix Beyen (vanaf hier de ‘wij’ in dit artikel), werkten aanvankelijk binnen het eerste paradigma dat hierboven werd geschetst. We trachtten binnen een bestaande, helemaal op jongens toegesneden club een afzonderlijke meisjeswerking uit te bouwen. Tot op zekere hoogte boekten we daar ook succes mee. In 2012 kregen we een trainingsveld voor één uur per week toebedeeld, waar we recreatieve trainingen voor meisjes van 9 tot 14 jaar aanboden. Mede dankzij het succes hiervan konden we vanaf 2014 voor leeftijdscategorieën onder 13 en 16 jaar een ploeg inschrijven in de nieuwe meisjescompetities die toen door de KBVB (de Belgische Voetbalbond) werden ingericht. De club bood de nodige ondersteuning, waardoor twee jaar later ook een damesploeg kon worden ingeschreven.
Toch stelden we al snel vast dat dit schijnbare succesverhaal op een wankel fundament was gebouwd: het voluntarisme van enkele mensen die vast geloofden in het belang van het meisjesvoetbal en er daarom een groot deel van hun vrije tijd in investeerden. We stootten op allerhande barrières die een meer duurzame uitbouw van de meisjeswerking bemoeilijkten. De hierboven beschreven tendensen, waarbij de meisjesploegen systematisch de minder kwaliteitsvolle terreinen kregen en bij herschikkingen van wedstrijden steeds moesten uitwijken, bleken zich ook voor te doen in deze club. Vrouwonvriendelijk gedrag door jongens die op dezelfde accommodatie speelden, werd niet bestraft. De werving van nieuwe speelsters en train.st.ers was ook beduidend anders georganiseerd dan bij de mannelijke tegenhangers. Terwijl de jongenswerking gebruik maakte van een ingebedde aanpak binnen de club, met communicatiecampagnes, open trainingen en testdagen, stond de meisjeswerking in de marge. De werving van nieuwe, jongere speelsters werd volledig aan de goede wil van enkele mensen overgelaten. Wanneer deze pogingen niet succesvol bleken te zijn, werd berustend gesteld dat het meisjesvoetbal zijn limiet had bereikt. Tot hun twaalfde moesten de meisjes dan maar in de jongensploegen spelen.
Vanuit een groeiende frustratie over deze ontwikkelingen deden we in 2018 een constructief voorstel om de autonomie van de meisjeswerking binnen de club te versterken. Die behelsde een gedeeltelijke financiële zelfstandigheid, maar vooral ook een stuk zelfbeschikking over terreinen (binnen bepaalde tijdssloten) en over de aankoop van kledij en materiaal. Nadat we dit voorstel hadden ingediend, beseften we pas ten volle hoezeer deze club door een masculiene cultuur werd beheerst. We maakten voor het eerst kennis met (een deel van) het bestuur, dat uitsluitend uit (overwegend oudere) mannen bestond, die alleen oog hadden voor de belangen van de eerste herenploeg. Dat we nooit eerder contact met hen hadden gehad, was op zich natuurlijk veelbetekenend. Zij maakten meteen duidelijk dat onze pogingen om iets te hervormen geen enkele kans maakten, en ze verweten ons een gebrek aan loyaliteit tegenover de club. Dat samenwerken onmogelijk was, bleek nog duidelijker tijdens de coronapandemie, toen de verantwoordelijken van de meisjeswerking niet werden betrokken bij de besluitvorming over de manier waarop met de overheidsmaatregelen zou worden omgegaan.
FGL: op eigen kracht
Als we onze doelstellingen wilden waarmaken, zo daagde het ons, dan moesten we een nieuwe club oprichten – een club die uitsluitend voor meisjes was bedoeld. We richtten ons daarvoor in augustus 2020 met een concreet plan tot het Leuvense stadsbestuur. We vonden er veel welwillendheid, maar ruimte – in de letterlijke, geografische betekenis van het woord – bleek een groot struikelblok. Dat had uiteraard te maken met de zeer grote vraag naar jeugdvoetbal in de stad, maar toch voelden we ook dat aan de verworven rechten van de bestaande clubs moeilijk kon worden getornd. Zij claimden de stedelijke voetbalterreinen voor een groot deel van de tijd, waardoor deze niet meer ter beschikking stonden voor een nieuwkomer.
Noodgedwongen weken we uit naar een terrein dat niet door de stad Leuven, maar door de provincie Vlaams-Brabant werd beheerd. Het werd eigenlijk al jaren niet meer als voetbalterrein gebruikt en verkeerde dan ook in slechte staat. De overvloedige reacties op de relatief beperkte reclame die we voor dit initiatief maakten – onder meer bij een aantal sociale organisaties – toonden echter dat er wel degelijk een grote vraag was naar een initiatief als het onze. De drempels die we probeerden weg te werken, werden immers door veel meisjes als een realiteit ervaren: naast de hierboven beschreven genderdrempel, die de traditionele voetbalclub onbereikbaar maakten voor veel meisjes, was er ook de sociale drempel, die de toegang tot sportclubs bemoeilijkte voor jongeren uit gezinnen met lagere inkomens. Deze laatste drempel verlaagden we door, na drie gratis proeftrainingen, slechts één euro per training te vragen. We probeerden ook culturele drempels te verlagen door meertalig te communiceren en fijngevoeligheid aan de dag te leggen voor cultuurverschillen. Op onze eerste training waren al vijftien speelsters aanwezig, en dat aantal groeide erna gestaag.
“Voor echte gendergelijkheid zijn meer dan enkel fysieke aanpassingen nodig.“
Dankzij dit succes konden we na enkele maanden toch verhuizen naar terreinen van de stad. Daarbij speelden de uitzonderlijke corona-omstandigheden ironisch genoeg in ons voordeel. De competities lagen immers grotendeels stil, waardoor er in het weekend terreinen vrijkwamen. Toen we zelf vanaf het seizoen 2021-2022 in competitie aantraden, was de pandemie echter grotendeels voorbij en verkleinden de mogelijkheden weer. Sindsdien is het een voortdurende uitdaging geweest voldoende ruimte te vinden om ons stijgend aantal leden – in het seizoen 2023-2024 waren er meer dan 150 ingeschreven – voldoende ruimte te bieden om te voetballen op dezelfde wijze die bij de meeste traditionele jeugdvoetbalploegen gangbaar is, dat wil zeggen met twee trainingen en één wedstrijd per week. Tot op vandaag is ons dat altijd gelukt, maar daar kwam zeer veel vindingrijkheid en voluntarisme bij kijken. We spelen op vier verschillende locaties – drie van de stad, één van universiteit – en deze moeten we elk jaar opnieuw afdwingen. Daar komt bovenop dat we vooralsnog niet beschikken over een kantine, die in de meeste voetbalclubs een belangrijke sociale functie heeft en nog meer voor een sociaal-sportieve club als FGL.
Het verkrijgen van voldoende velden en ruimte stuit op diverse systemische barrières. Historisch gezien hebben jongensclubs een aanzienlijke hoeveelheid ruimte binnen steden en gemeenten veroverd, terwijl er nauwelijks ruimte specifiek voor meisjesvoetbal is gereserveerd. Deze jongensclubs, die vaak volledig bezet zijn, staan terughoudend tegenover het delen van hun velden. Tegelijkertijd zorgt een gebrek aan reflectie over de masculiniteit binnen jongensvoetbal voor een rem op de herverdeling van de ruimtes. Het argument dat ‘iedereen welkom is’ negeert de systemische barrières die meisjesvoetbal beperken. De oplossing van de federaties en gemeentelijke besturen om meisjesclubs met jongensclubs samen te voegen, lost de onderliggende problemen niet op, waardoor meisjesclubs beperkt blijven in hun toegang en eigenaarschap van ruimte. Dit leidt tot een jaarlijks terugkerende strijd om publieke speelvelden, waarbij meerjarige overeenkomsten vaak in het voordeel van jongensclubs zijn.
Hier ontstaat een interessante paradox. Enerzijds worden onze inspanningen om drempels te verlagen (zoals aanrekenen van variabele lidgelden, samenwerking met sociale organisaties, initiatieven om fietsmobiliteit te bevorderen en het versterken van de agency van kwetsbare jongeren) sterk geapprecieerd in de publieke opinie en bij beleidsmakers. Wanneer er prijzen worden uitgereikt voor de meest sociale of warme sportclub komen we doorgaans op de shortlist terecht en we fungeren als model voor andere clubs die meisjesvoetbal en drempelverlaging willen stimuleren. Anderzijds wordt deze erkenning niet – of toch zeker niet automatisch – omgezet in maatregelen die ons de nodige ruimte bieden om verder te ontwikkelen, en om gelijke kansen te bieden aan iedereen die wil voetballen. Het is ons er niet om te doen schuldigen voor deze gang van zaken aan te wijzen. We boksen immers minder op tegen individuen of groepen dan tegen een diepgewortelde cultuur, die zich vertaalt in ongeschreven wetten en verworven rechten. Om deze cultuur te veranderen, is er echter wel veel goede wil van diverse zijden nodig.
Gelijke speelvelden
De ontwikkelingen in het voetballandschap tonen een groeiende erkenning voor gendergelijkheid, vooral binnen meisjes- en vrouwenvoetbal. Initiatieven van VV illustreren een streven naar professionalisering en inclusie op alle niveaus. Toch blijft de dominantie van masculiniteit in bestuurslagen en culturele normen een uitdaging, met impact op de ruimtelijke en politieke structuren. Het debat over de organisatie van jeugdvoetbal weerspiegelt deze spanning: moet er aparte ruimte komen voor meisjesvoetbal om genderongelijkheid te doorbreken, of juist integratie in bestaande jongensclubs om patronen te veranderen? Het verhaal van FGL benadrukt alvast dat exclusieve ruimte voor meisjes kan leiden tot duurzame toegang, ondanks structurele uitdagingen.
Voor echte gendergelijkheid in het voetbal zijn in ieder geval meer dan fysieke aanpassingen nodig; het vraagt een fundamentele verschuiving in de heersende machtsdynamieken en percepties binnen het voetbal. Een belangrijke stap in deze verschuiving zou de oprichting van een onafhankelijk platform voor meisjesvoetbal kunnen zijn. Dit platform zou als krachtige stem kunnen fungeren op zowel nationaal als lokaal niveau, waarbij het belangen behartigt en pleit voor noodzakelijke veranderingen. Dit platform kan eveneens dienen als een verbindingspunt voor meisjesclubs, speelsters en beleidsmakers, waardoor een solide basis voor samenwerking en ontwikkeling ontstaat. Daarnaast kan het platform zich inzetten voor het versterken van netwerken, het delen van best practices en het organiseren van evenementen, zodat de zichtbaarheid en impact van meisjesvoetbal worden vergroot.
Literatuurselectie
Clark, S., & Paechter, C. (2007). ‘Why can’t girls play football?’ Gender dynamics and the playground. Sport, Education and Society 12, nr. 3, pp. 261–276.
Delheye, P., Sabbe, S., Reynaert, H., Cuypers, L., Keppens, A., Sys, H., & Vrancken, D. (2024). Praktijkgids sociaal-sportief werk #2: visies, oriëntaties en reflecties met betrekking tot impactevaluatie. Brugge: Die Keure.
Jeanes, R., Spaaij, R., Farquharson, K., McGrath, G., Magee, J., Lusher, D., & Gorman, S. (2021). Gender Relations, Gender Equity, and Community Sports Spaces. Journal of Sport and Social Issues 45, nr. 6, pp. 545–567.
Pavlidis, A. (2018). Making “space” for women and girls in sport: An agenda for Australian geography. Geographical Research 56, nr. 4, pp. 343–352.
Welford, J. (2018). Outsiders on the Inside: Integrating Women’s and Men’s Football Clubs in England. In G. Pfister & S. Pope (Eds.), Female Football Players and Fans: Intruding into a Man’s World. London: Palgrave Macmillan UK.
Nathan D’Hoore (nathan.dhoore@kuleuven.be) is als doctoraatsonderzoeker verbonden aan de KU Leuven waar hij onderzoek doet naar de verbanden tussen sport(beleid), dekolonisatie, en integratie. Daarnaast is hij ook trainer en sportief coördinator bij Football Girls Leuven.
Lieve Lamberts (lieve.lamberts@telenet.be) en Marnix Beyen (marnix.beyen@telenet.be) zijn medeoprichters en twee van de drijvende krachten van Football Girls Leuven.