De (on)tembare Noordzee

Korneel van Dooren en Mona Fias

Bron: Daniel Bober, Unsplash

Doorheen de eeuwen hebben we een gelaagde relatie opgebouwd met de zee. Terwijl haar onstuimigheid ontzag inboezemt, biedt ze ook volop kansen. De klimaatverandering dwingt ons echter onze relatie met de zee te herzien. In dit AGORA nummer belichten we een aantal sociaalruimtelijke processen die daarmee gepaard gaan. 

De Noordzee heeft altijd een cruciale rol gespeeld in de Lage Landen. De rijke visgronden vormden een belangrijke bron van voedsel voor kustgemeenschappen langs de Nederlandse en Belgische kustlijnen. Daarnaast vormde het in toom houden van de zee en bij uitbreiding de veelvuldig aanwezige rivieren een essentieel onderdeel van de landbouwactiviteiten, onder andere door het creëren van polders. 

Het is echter vooral via de handel dat de Noordzee zijn stempel heeft gedrukt op de geschiedenis van onze deltaregio. Wereldbefaamde cultuursteden zoals Brugge en Amsterdam ontwikkelden zich in de eerste plaats als handelscentra. De zee diende daarbij als toegangspoort tot belangrijke internationale handelsroutes, eerst naar de Hanze en de Middellandse Zee, later naar de Nieuwe Wereld en Oost-Indië. Zeker bij de intercontinentale routes is de term handel misschien te eufemistisch en kunnen we beter spreken over koloniaal extractivisme. In elk geval was de zee de levenslijn voor de lokale materiële welvaart, die zich via het mecenaat van welgestelde kooplieden ook vertaalde in het bloeien van de kunsten. De Noordzee blijft tot op de dag van vandaag een grote economische rol spelen als toegangspoort naar de wereld voor Nederland en België. Met voorsprong zijn Rotterdam en Antwerpen respectievelijk de drukste en tweede drukste havens van heel Europa. 

De klimaatverandering dwingt ons om onze relatie met de zee te herzien. Onze deltaregio is een gebied waar de gevolgen van zeespiegelstijging en toenemende stormactiviteit duidelijk zichtbaar zijn, wat leidt tot uitdagingen op het gebied van kustbescherming en waterbeheer. In Nederland bestaat er op dat vlak al een uitgebreide traditie van waterbouwinfrastructuur en bijhorende instituties die wij als Belgen maar moeilijk kunnen bevatten. Denk bijvoorbeeld maar aan de Deltawerken, de Rijkswaterstaat of de waterschappen. 

Het initiatief de Tweede Kustlijn bouwt verder op deze waterbouwkundige ingenieurslogica om Nederland en bij uitbreiding heel West-Europa te beschermen tegen de verwachte zeespiegelstijging zonder daarbij land te moeten opofferen aan de zee. Deze ambitieuze strategie, op eigen initiatief ontwikkeld door een groepje Nederlandse ingenieurs, wil het land beschermen met een nieuwe duinkust van 10 tot 25 km voor de huidige kustlijn. In dat plan wordt het rivierwater afgevoerd naar nieuwe kustmeren tussen de huidige en nieuwe kustlijn en vandaar geloosd in zee. Essentieel bij dit concept is de integratie van natuurlijke processen in de bouw, met een focus op synergie met natuurlijke systemen in plaats van tegenwerking ervan. Het artikel ‘Tweede kustlijn beschermt tegen klimaatverandering’ door mede-initiatiefnemers Dick Butijn en Henne Pauli biedt een diepgaande verkenning van hoe dit in zijn werk zou gaan. 

Het Tweede Kustlijn initiatief is een voorbeeld van een technocratische top-down benadering om de kust verder te beschermen tegen een stijgende zeespiegel. De strategie wordt technisch uitgewerkt op de tekentafel van waterbouwkundige ingenieurs met als bedoeling om het megaproject dan gefaseerd volgens deze blauwdruk te realiseren. 

In het artikel ‘Collectieve Intelligentie. Kansrijke Kustbescherming!’ illustreren Elke Dolfen, Jonathan De Mey en Mieke Windey hoe klimaatadaptieve kustbescherming ook meer participatief kan worden benaderd. Ze beschrijven hoe het ontwerp voor het Vlaamse beleidsplan Kustvisie tot stand kwam door middel van een co-creatief proces. Niet minder dan 90 professionele stakeholders bestaande uit lokale, Vlaamse en federale overheidsdiensten, experten, academici en middenveldorganisaties werden betrokken in het voorbereidend onderzoekstraject. Het omarmen van sociaalruimtelijke complexiteit door het samenbrengen van verschillende – en soms botsende – visies en belangen van een brede groep stakeholders wordt daarbij als essentiële voorwaarde beschouwd om tot een maatschappelijk gedragen oplossing te komen. Daarnaast werd het plan ook net verrijkt door al deze verschillende perspectieven, die samen een collectieve intelligentie vormen. Die collectieve intelligentie zal in de toekomst nog verder moeten worden gecultiveerd om in te kunnen spelen op de inherent onvoorspelbare realiteit van een stijgende zeespiegel in een veranderend klimaat. 

De toeristische sector is één van de stakeholders met duidelijke belangen in de Belgische en Nederlandse kustzone. Diana Korteweg Maris schetst in het artikel ‘Zeeuwse Noordzeekust zoekt toerisme in balans’ hoe het kusttoerisme in Zeeland uitgroeide van een 19e-eeuwse bourgeois aangelegenheid tot de miljardenindustrie van vandaag. Deze groei lijkt wel onstuitbaar en wordt verwacht zich door te zetten in de toekomst. In navolging van een wereldwijde trend groeit ook de weerstand van de Zeeuwse bevolking tegen de negatieve gevolgen van dit overtoerisme. De overheid moet dus op zoek naar manieren om de toeristische activiteiten in goede banen te leiden. Zelfs zonder de bijkomende laag van noodzakelijke klimaatadaptatiemaatregelen is dit geen gemakkelijk vraagstuk. 

De stijgende Noordzee belichaamt niet enkel de dreiging gevormd door klimaatverandering, ze vormt ook een veelbelovende plek om die verandering te milderen. De Noordzee heeft zich de voorbije decennia namelijk ontwikkeld tot de kraamkamer voor offshore windenergie in de wereld. Denenmarken was met het Vindeby windpark in 1991 de absolute pionier, maar ook andere Noordzeelanden, waaronder Nederland en België, sprongen snel op de kar. Als gevolg staan Nederland en België ondanks hun beperkte oppervlakte respectievelijk op plaats 4 en 6 in de wereldwijde ranglijsten van geïnstalleerd vermogen aan windturbines op zee. 

Korneel van Dooren gaat in zijn artikel ‘Voor wie waait de zeewind?’ dieper in op de atypische investerings- en eigendomsrelaties die de ontwikkeling van de offshore windparken in de Belgische wateren hebben gefaciliteerd. Publieke actoren, en dan vooral de gemeenten, speelden hierin een onderbelichte voortrekkersrol. Nu de technologie zijn verdienste heeft bewezen en verder wordt opgeschaald, krijgen lokaal verankerde actoren echter concurrentie van geïnternationaliseerde energiegiganten met meer financiële slagkracht. Het artikel spoort ons aan alert te zijn voor dit mogelijke kantelmoment en stil te staan bij de mogelijke implicaties ervan voor strategische autonomie en energiedemocratie. 

De ontwikkeling van hernieuwbare energie op zee gebeurt niet in een vacuüm. Er vindt op de Noordzee reeds een breed scala aan andere economische activiteiten plaats, zoals onder andere de scheepvaart, visserij en de ontginning van grondstoffen. Deze menselijke activiteit oefent druk uit op de mariene fauna en flora met een verzwakking van de ecologische toestand tot gevolg. Natuurbehoudsinitiatieven, variërend van beschermde mariene gebieden tot herstelprogramma’s voor bedreigde soorten en ecosystemen, trachten het tij te keren. 

Jort de Vries en Juul Kusters bespreken in hun artikel ‘Mariene ruimtelijke planning op de Noordzee’ hoe de praktijk van mariene ruimtelijke planning orde probeert te scheppen in de wirwar aan conflicterende ruimteclaims op zee door aan elk van deze activiteiten specifieke zones toe te wijzen. Een marien ruimtelijk plan probeert zo een evenwicht te vinden tussen ecologische, sociale en economische belangen. De auteurs gebruiken het Nederlands marien ruimtelijk plan om te illustreren dat dit makkelijker gezegd is dan gedaan. De tijd voor klimaatactie dringt. Hernieuwbare energie-infrastructuur moet daarom zo snel mogelijk worden uitgerold ondanks de aanzienlijke onzekerheid over de langetermijneffecten ervan op het ecosysteem van de Noordzee. Om risico’s te beperken, benadrukken de Vries & Kusters het belang van een adaptief systeem voor kennisintegratie, waarbij voortschrijdende inzichten zo snel mogelijk worden opgenomen in het beleid. Een dergelijk systeem is onontbeerlijk om plannen te kunnen ontwikkelen die ons dichter bij de klimaatdoelstellingen brengen, maar tegelijk ook passen binnen het functioneren van de mariene ecosystemen in de Noordzee. 

Omwille van de veelheid aan economische activiteiten beschouwen veel omliggende landen de Noordzee als een belangrijk en dynamisch deel van hun ‘grondgebied’ en daardoor geopolitiek relevant. Karst Berkenbosch beschrijft in het laatste thema-artikel van dit nummer daarom de toenemende sociale en (geo)politieke relevantie van de zee en haar interpretatie in de politieke geografie. Zijn artikel ‘De Noordzee als terrein voor politieke geografen’ belicht de verschuiving binnen de politieke geografie van een focus op land naar een groeiende interesse in de zee. Daarin laat de auteur zien hoe de gekende logica’s van op het land niet op één op één kunnen worden toegepast op de zee, maar dat de (geo)politiek van de zee net gekenmerkt wordt door zijn eigen dynamieken waarin de interacties tussen denkbeelden, sociale structuren en fysieke aspecten een bepalende rol spelen. 

De Noordzee wordt vaak ten onrechte onderbelicht. Het is een dynamisch en veelzijdig gebied dat innig verstrengeld is met het verleden, het heden en de toekomst van de Lage Landen. Met dit AGORA themanummer gaan we alvast in op enkele veranderende omstandigheden en nieuwe uitdagingen, die de actuele relevantie van de Noordzee alleen maar vergroten. Wij wensen jullie alvast veel leesplezier! 

Korneel van Dooren (korneel.vandooren@kuleuven.be) is doctoraal onderzoeker Geografie aan de KU Leuven en de University of Edinburgh. Zijn onderzoek focust op de sociaalruimtelijke dynamieken van de energietransities in Vlaanderen en Schotland. 

Mona Fias (mona.fias@gmail.com) werkt als leraar in het Stedelijk Onderwijs Gent. Eerder heeft ze onderzoek verricht naar de relatie tussen geopolitiek en natuurbescherming in grensgebieden aan de KU Leuven. 

Beide auteurs zijn eveneens redacteur bij AGORA.