De Noordzee als terrein voor politiek geografen

Karst Berkenbosch

Bron: Frans Berkelaar, Flickr

Voor veel omliggende landen is de Noordzee van economisch en cultureel belang, zo ook voor België en Nederland. In dit artikel duiken we eerst in de politieke geografie van de zee om vervolgens met een frisse blik naar het Noordzeebeleid van Nederland en België te kijken. 

Er gebeurt van alles in, op en om de Noordzee. Er wordt gevaren en gevist, natuur beschermd of juist ontwikkeld. Er worden grondstoffen gewonnen en er wordt energie opgewekt. Soms is de Noordzee zelfs een bron van trots en identiteit, zoals duidelijk werd tijdens de campagne voor Brexit (“take back control of our waters”). Door de vele belangen is de Noordzee voor veel omliggende landen een belangrijk en dynamisch deel van hun ‘grondgebied’, en daarmee ook voor politiek geografen interessant. Tegelijkertijd is het door deze complexiteit lastig om de (geo)politiek van de Noordzee goed te bestuderen en te begrijpen. Hoe wordt er binnen de politieke geografie over zeeën gedacht? En hoe kunnen we deze inzichten gebruiken om de (geo)politiek van de Noordzee beter te begrijpen? 

Denkbeelden en sociale structuren op zee 

Hoewel de zee voor politiek geografen een interessant terrein is, was de politieke geografie lange tijd voornamelijk op het vasteland gefocust. Inmiddels is er vanuit de politiek geografie een groeiende interesse in de zee: naast vele publicaties in de laatste jaren is er in 2023 zelfs een Handbook of Ocean Space uitgegeven. Een manier waarop de (geo)politiek van de zee vaak wordt onderzocht is door te kijken naar ideeën en debatten over de zee en wat voor implicaties deze hebben voor hoe we met de zee en haar gebruikers omgaan. Op deze manier laat Phillip Steinberg, professor politieke geografie aan de universiteit van Durham, bijvoorbeeld zien hoe in de internationale politiek vanaf halverwege de twintigste eeuw de zee steeds minder werd gezien als open niemandsland, maar juist als geclaimd territorium. De zee werd steeds meer ‘ingelijfd’ door landen en de logica van het land, met wetgeving en management vanuit de staat, werd langzaamaan uitgerold over de zee. Internationale verdragen over de strekking van territoriale wateren, zoals de Law of the Sea Treaty uit 1982, speelden een belangrijke rol in deze overgang. 

Denkbeelden over de zee bestaan niet in een vacuüm, maar gaan een interactie aan met bestaande sociale structuren, zoals jurisdicties, landen en grenzen. Deze interactie komt duidelijk naar voren in onderzoek van Charles Heller, Lorenzo Pezzani en Maurice Stierl. Zij laten zien hoe vandaag de dag meerdere jurisdicties op de Middellandse Zee samen komen met diverse denkbeelden over de zee en territorium. Deze opstapeling van sociale structuren en denkbeelden heeft reële effecten in de ‘echte’ wereld, in het bijzonder voor migranten die richting Europa trekken. Zo bestaan er op de Middellandse Zee tegenstrijdige ideeën tussen landen en instanties over wie in welke gebieden verantwoordelijk is voor het redden van mensen in nood. Daarnaast geeft de opstapeling van denkbeelden, rechten en plichten de mogelijkheid om selectief met plichten om te gaan: als het een land of instantie niet goed uitkomt om hulp te verlenen aan migranten op zee wordt er snel naar andere partijen gewezen. Beide gevallen hebben grote, vaak dodelijke, gevolgen voor vele mensen die een oversteek proberen te maken richting Europa. 

De rol van fysieke aspecten van de zee 

Naast denkbeelden en sociale structuren spelen ook fysieke eigenschappen een rol in de (geo)politiek van de zee. Immers, op zee zijn invloeden van bijvoorbeeld weer, stroming en getij nooit ver weg. Toch lag de focus binnen de politieke geografie lange tijd op menselijke aspecten, met slechts een achtergrondrol voor fysieke aspecten. Als reactie hierop wordt er op dit moment binnen de politieke geografie veel gediscussieerd over de verhouding tussen fysieke elementen, sociale structuren en denkbeelden. Hierbij gaat het vooral om de vraag: hoe houden we rekening met de fysieke aspecten van de zee, zonder (terug) te vallen in een simplistische en deterministische interpretatie?  

Een nieuwe denkrichting binnen de geopolitiek geeft antwoord op deze vraag door geopolitiek te zien als een holistisch samenspel van sociale en fysieke elementen. In dit samenspel, ook wel ‘assemblages’ genoemd, ligt de focus op de samenhang en relaties tussen de elementen waaruit de assemblage bestaat. De uitkomst van dit samenspel is meer dan de som der delen. In andere woorden: volgens het assemblage denken analyseer je een geopolitieke situatie het best door te kijken naar denkbeelden, sociale structuren én fysieke elementen in verhouding tot elkaar. 

Een van de voorlopers van assemblage denken binnen de politieke geografie is Jason Dittmer, professor sociale geografie bij University College London. Hij laat onder andere zien hoe de fysieke eigenschappen van de zee samenwerkingen tussen landen tegen kunnen werken, maar ook hoe de gevaren van de zee juist kunnen zorgen voor solidariteit tussen verschillende landen. In zijn onderzoek naar internationale samenwerking tussen marines laat hij zien hoe aan de ene kant gedeelde ervaringen met bijvoorbeeld motorische problemen of stormen op zee kunnen zorgen voor sympathie tussen zeelieden, wat samenwerking in de hand speelt. Tegelijkertijd zorgen de fysieke eigenschappen van de zee er ook voor dat sommige communicatiemiddelen niet altijd goed werken, wat samenwerking juist weer kan hinderen. Daardoor blijven maritieme militaire samenwerkingen vooralsnog beperkt per regio, ondanks Amerikaanse inspanningen voor mondiale samenwerking. Op deze manier geven fysieke aspecten van de zee een (geo)politieke situatie een duwtje in een bepaalde richting en geven ze in samenspel met sociale structuren en denkbeelden vorm aan de (geo)politiek van de zee.  

Een korte toepassing: Noordzeebeleid 

Hoe kunnen we deze inzichten over het belang van sociale en fysieke elementen gebruiken om op een completere manier na te denken over de (geo)politiek van de Noordzee? Een vlugge blik op het Nederlandse ‘Programma Noordzee 2022-2027’ en de Belgische ‘Langetermijnvisie Noordzee 2050’ geeft al enkele voorbeelden over hoe de Noordzee in deze beleidsstukken wordt gezien (denkbeelden), welke rol de staat zichzelf en andere actoren toeschrijft (sociale structuren), en hoe eigenschappen van de zee de (geo)politiek van de Noordzee mogelijk zullen beïnvloeden (fysieke aspecten). 

Wat denkbeelden betreft valt het op dat – zoals Phillip Steinberg elders al liet zien – deze beleidsstukken veel logica die al op het land aanwezig is, toepassen op de zee. Zo wordt er gesproken over de ‘ruimtelijke ontwikkeling van de Noordzee’ (Programma Noordzee 2022-2027) en over ‘mariene ruimtelijke planning’ (Langetermijnvisie Noordzee 2050; Programma Noordzee 2022-2027). Er worden in beide landen werkgroepen en denktanks opgezet om de ruimtelijke planning van de Noordzee in goede banen te leiden. De Noordzee wordt dus gezien als een omgeving waarvoor planning en actief management nodig is, net zoals dat al langer voor het vasteland geldt. 

Toch wordt niet alle logica van het land 1-op-1 overgenomen. Dat is vooral terug te zien in de sociale structuren die worden nagestreefd: het beheer van de Noordzee is en blijft een publieke aangelegenheid waarin de staat een centrale rol heeft. Zo wordt privaat eigendom in de Langetermijnvisie Noordzee 2050 expliciet genoemd als een recht dat niet van toepassing is op zee, ook niet in de toekomst. Ook in het Nederlandse beleid is er duidelijk een leidende rol weggelegd voor de overheid. In de praktijk betekent dit dat het beheer van territoriale wateren niet decentraal en volgens vrijemarktlogica wordt georganiseerd, zoals veelal het geval op het vasteland, maar juist als centraal geregisseerd door de staat. 

Tot slot wordt er in beide beleidsstukken veelvuldig ingegaan op de fysieke aspecten van de Noordzee. Wanneer het gaat over de fysieke eigenschappen wordt veelal het internationale karakter van de zee benadrukt: als fysieke entiteit trekt de Noordzee zich niks aan van landsgrenzen. Het is dan ook logisch dat er internationaal afspraken gemaakt worden over bijvoorbeeld visserij, bescherming van ecosystemen en Maritieme Ruimtelijke Planning. Daarnaast wordt ook geanticipeerd op toekomstige veranderingen van de zee, zoals het verder smelten van het poolijs. Door de Nederlandse overheid worden daarom ”diverse route opties verkend” voor een ”internationale verbindingsroute tussen Azië en Europa via de poolzeeën” (Programma Noordzee 2022-2027). Deze twee voorbeelden geven aan hoe de fysieke eigenschappen van de zee bepaalde sociale structuren voor samenwerking en handel zouden kunnen bevorderen. 

De Noordzee in toekomstig onderzoek 

Deze korte rondgang door het Noordzeebeleid van België en Nederland laat zien hoe de (geo)politiek van de Noordzee volop in beweging is en wordt vormgegeven door denkbeelden, sociale structuren en fysieke aspecten. Voor politiek geografen is de Noordzee dan ook zeer interessant, niet in de laatste plaats omdat deze volop ruimte geeft voor het toepassen van nieuwe theorieën en inzichten. In uitgebreidere analyses kan de (geo)politiek van de Noordzee diepgaander en samenhangender worden geanalyseerd en zal er ongetwijfeld nog veel interessants naar voren komen. Daarnaast is er ook veel ruimte voor onderzoek dat verder kijkt dan beleidsdocumenten en werkt op basis van bijvoorbeeld interviews, participant mapping of andere (creatieve) methodes. Kortom, de Noordzee is nog lang niet uitgeput voor politiek geografen en is dan ook een interessant terrein om te blijven volgen. 

Karst Berkenbosch (karst.berkenbosch@kuleuven.be) is doctoraatsstudent aan de KU Leuven. Zijn onderzoek richt zich op hoe gebruikers van de zee in hun dagelijks leven vormgeven aan relaties tussen landen en regio’s.